3.3.1.Vrijspraak feit 1Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat de verdachte onder 1 primair (poging doodslag) en subsidiair (poging zware mishandeling) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht ook niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Duidelijk is dat de verdachte op 2 juli 2023 als bezoeker aanwezig was bij een evenement op de Hemkade in Zaandam. Nadat het evenement was geëindigd is de verdachte naar zijn auto gelopen op de parkeerplaats. Op de parkeerplaats heeft een incident plaatsgevonden tussen de verdachte en meerdere onbekend gebleven personen. Hierbij is meermalen geschoten met een vuurwapen.
De verdachte heeft verklaard dat hij vermoedt dat een paar jongens hem in zijn auto wilde overvallen, dat een van hen een wapen op zijn borst hield en dat het wapen afging in de auto toen de verdachte de hand van de jongen wegduwde. De verdachte heeft verklaard dat daarna buiten de auto een “struggle” (de rechtbank begrijpt: een worsteling) is ontstaan, waarbij de jongen het wapen op hem probeerde te richten. De verdachte heeft de handen van de jongen met het vuurwapen vastgepakt en in de lucht geduwd. Hierbij is het wapen volgens de verdachte afgegaan. Hij heeft de handen van de jongen omhooggehouden totdat er geen schoten meer uit het vuurwapen kwamen. De jongen met het vuurwapen is toen weggerend, waarna de verdachte weer in zijn auto is gestapt en er snel achteraan is gereden.
Getuige [getuige 1] was als fotograaf op het evenement aanwezig. Hij heeft verklaard dat hij, toen hij na afloop van het evenement naar zijn auto liep, een man zag staan bij een Volkswagen met het kenteken [kenteken]. Ook zag hij vier mannen bij een auto van het merk Alpha Romeo staan, op een paar meter afstand van de Volkswagen. Hij had de indruk dat de verdachte ruzie had met deze personen, omdat de verdachte wilde handgebaren maakte. Toen zag hij dat de verdachte zijn arm omhoog deed en dat hij een revolver vast had. Getuige [getuige 1] hoorde vijf knallen en is direct dekking gaan zoeken achter zijn auto waardoor hij het zicht op het incident is verloren. In een aanvullend verhoor heeft getuige [getuige 1] nog verklaard dat de verdachte recht omhoog de lucht in schoot en dat het niet op iemand was gericht. Hij had gezien dat de verdachte de trekker over haalde en dat er rook van het wapen afkwam. Getuige [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij, toen hij na de schoten naar zijn auto liep, bij de Alpha Romeo een Glock op de grond zag liggen. Er stonden op dat moment nog twee jongens bij de auto en hij zag dat het werd afgedekt met een stuk stof en hoorde dat er gezegd werd dat het vuurwapen later die dag wel zou worden opgehaald.
De officier van justitie komt, nadat zij de verklaringen van de verdachte en de getuige [getuige 1] naast elkaar heeft gelegd en de betrouwbaarheid daarvan heeft gewogen, tot de conclusie dat de verdachte zelf een wapen bij zich had en heeft geschoten en er geen worsteling heeft plaatsgevonden. Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de ten late gelegde bedreiging. Zij vindt daarom dat de bedreiging met een vuurwapen wettig en overtuigend moet worden verklaard.
De rechtbank komt op basis van de stukken in het dossier tot een andere conclusie.
De verklaring van de verdachte vindt in zoverre bevestiging in de dossierstukken dat op het parkeerterrein zeven hulzen zijn aangetroffen, waarvan uit onderzoek is gebleken dat deze zijn verschoten met een (semi)automatisch werkend pistool van het merk Glock. Ook in de auto van de verdachte is een huls aangetroffen, die is verschoten met hetzelfde vuurwapen. Er is dus tenminste acht keer geschoten met een Glock.
Bij onderzoek naar de auto van de verdachte is voorts een schotbeschadiging aangetroffen in de kunststof kap links onder het stuur. Het onderzoek heeft ook uitgewezen dat de schootsbaan van de verschoten kogel passend is, wanneer er van binnen in het voertuig geschoten is, met de loop in de richting van de voorzijde van het voertuig. Ook dit past bij de verklaring die de verdachte op dat punt heeft afgelegd, dat er voorafgaand aan het schieten in de lucht, een kogel in de auto van de verdachte is afgevuurd.
De (vier) mannen bij de Alpha Romeo zijn onbekend gebleven en hebben geen aangifte gedaan. Het wapen waarmee is geschoten is niet aangetroffen.
Voor de rechtbank blijft op basis van de stukken in het dossier en hetgeen is besproken ter zitting volstrekt onduidelijk wat er zich die vroege ochtend nu precies heeft plaatsgevonden op de parkeerplaats van de Hemkade. Onduidelijk is wat de aanleiding is geweest van de ruzie tussen de verdachte en de onbekend gebleven personen en wie welk wapen heeft meegenomen naar de parkeerplaats. De verklaring van de verdachte dat er in de auto is geschoten, lijkt ondersteund te worden door forensisch onderzoek, maar onduidelijk blijft wanneer, door wie en op welke wijze dit schot is gelost. Dat buiten de auto een worsteling heeft plaatsgevonden waarbij het vuurwapen is afgegaan, wordt weersproken door de getuige [getuige 1]. Hij verklaart immers dat de verdachte de trekker zou hebben overgehaald en dat de onbekend gebleven mannen toen op afstand stonden. Hij heeft echter de aanleiding niet gezien en heeft ook dekking gezocht achter een auto, waardoor hij het zicht op de situatie heeft verloren. Bovendien verklaart hij dat de verdachte een revolver had. Hij zegt nog heel expliciet dat hij het verschil kent tussen een Glock en een revolver. Later heeft hij bij de auto een Glock gezien, maar dit is (ook) niet aangetroffen door de politie.
Aangezien onduidelijk is wat er zich tussen de verdachte en de onbekend gebleven personen heeft afgespeeld, kan ook niet vastgesteld worden of er is geschoten om te bedreigen, om te verdedigen of om een andere reden (bijvoorbeeld om het wapen leeg te schieten en de dreiging van het vuurwapen teniet te doen). Het oogmerk is dus niet vast te stellen. De rechtbank is bij deze stand van zaken van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om bewezen te achten dat de verdachte onbekend gebleven personen heeft bedreigd door op korte afstand met een vuurwapen in de lucht te schieten, zoals hem meer subsidiair wordt verweten. De rechtbank kan dan ook niet anders dan de verdachte ook van dit feit vrijspreken.
3.3.2.Bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit sprake is van een bekennende de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 3 juli 2023, pagina 49 e.v.; en
- een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 3 juli 2023, pagina 53 e.v.