In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 december 2023 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en gedetineerd in Utrecht, had ruim drieënhalve kilogram cocaïne in haar koffer verstopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 22 maart 2024 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging geen verweer heeft gevoerd ten aanzien van het bewijs.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke invoer van cocaïne, waarbij zij heeft overwogen dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat er cocaïne in haar koffer zat. De verdachte had verklaard dat ze een vriend had die haar reis regelde en dat ze alarmbellen had genegeerd. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.