ECLI:NL:RBNHO:2024:3447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/15/349510 / KG ZA 24-90
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van minderjarigen aan de moeder na langdurig contactverlies met de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2024 een vonnis in kort geding uitgesproken met betrekking tot de zorg voor twee minderjarige kinderen, geboren uit een relatie tussen de man en de vrouw. De kinderen hebben een lange voorgeschiedenis van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Na een periode van contactverlies met de moeder, verblijven de minderjarigen nu bij haar, terwijl de vader geen contact met hen heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de huidige feitelijke situatie, de minderjarigen voorlopig aan de moeder moeten worden toevertrouwd. De definitieve beslissing over de hoofdverblijfplaats zal in een bodemprocedure moeten volgen. Het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor inschrijving van de oudste minderjarige op school is afgewezen, omdat er nog te veel onduidelijkheid is over het type onderwijs dat het beste aansluit bij haar behoeften. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/349510 / KG ZA 24-90
Vonnis in kort geding van 3 april 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1]
,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. F. Pool te Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2]
,
gedaagde is conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen, op 7 maart 2024 betekend aan de vrouw;
  • de pleitnota, tevens eis in reconventie, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 15 maart 2024;
  • het bericht, met bijlagen, van de man, ingekomen op 18 maart 2024;
  • het bericht, tevens houdende wijziging van de eis in reconventie, van de vrouw,
ingekomen op 18 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. Aanwezig waren partijen en hun advocaten. Ter zitting was ook als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige 1] , op [geboortedatum 1] te [plaats 2] ;
  • [de minderjarige 2] , op [geboortedatum 2] te [plaats 2] .
2.2.
De minderjarigen hebben tussen 3 maart 2017 en 3 december 2022 onder toezicht gestaan. Daarnaast zijn zij bij beschikking van 20 oktober 2017 middels een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing bij de man geplaatst.
2.3.
Bij beschikking van 14 november 2018 heeft de rechtbank – voor zover thans van belang – de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van de minderjarigen.
2.4.
Bij beschikking van 11 september 2019 heeft de rechtbank partijen gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen en is de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man bepaald.
2.5.
Bij beschikking van 8 januari 2020 heeft de kinderrechter een verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgesteld inhoudende dat de kinderen maandelijks drie uren begeleide omgang hebben met de vrouw:
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 30 november 2021 heeft de rechtbank, naar aanleiding van de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , op grond van artikel 1:250 BW een bijzondere curator benoemd voor de minderjarigen ter beantwoording van de vraag:
- is een herstel van het contact tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en hun moeder in hun belang en zo ja wat hebben de kinderen nodig om dit mogelijk te maken.
2.6.
Uit het proces-verbaal van 16 februari 2022 blijkt dat het verslag van de bijzondere curator ter zitting is besproken, waarna de kinderrechter heeft overwogen dat het belangrijk is dat de kinderen de benodigde hulpverlening krijgen en de GI daarin de regie pakt.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de vrouw veroordeelt tot een zo spoedig mogelijke teruggeleiding van de minderjarigen naar de man, met bevel dat de vrouw de minderjarigen aan de man dient af te geven met machtiging aan de man dit vonnis in zoverre nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
  • de vrouw veroordeelt tot een zo spoedig mogelijke teruggeleiding van de minderjarigen naar de man op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag waarop de vrouw niet voldoet aan het gevorderde, dan wel een dwangsom vast te stellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
  • de vrouw veroordeelt in de kosten van dit geding.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert, na wijziging van haar eis in reconventie, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat de minderjarigen aan de vrouw worden toevertrouwd;
de vrouw vervangende toestemming verleent voor inschrijving van de [de minderjarige 1] op het [College] te Alkmaar (locatie [locatie] );
Subsidiair:een zorgregeling vaststelt tussen de vrouw en de minderjarigen kinderen van iedere vrijdag uit school tot maandagochtend naar school, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen en te bepalen dat vader een dwangsom van € 500,- zal verbeuren voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan het in sub c genoemde te voldoen;
e man te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op de nauwe verwevenheid van de vorderingen in conventie en in reconventie en de daaraan ten grondslag liggende stellingen, zullen deze vorderingen in het hierna volgende gezamenlijk worden behandeld.
Spoedeisend belang
5.2.
Op grond van artikel 254 Rv is de voorzieningenrechter in alle spoedeisende zaken, waarin gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd deze te geven. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen en de uitkomst van de beoordeling van de voorlopige merites van de zaak. Spoedeisend belang heeft de eisende partij in ieder geval, indien van hem niet kan worden gevergd dat hij of zij een bodemprocedure afwacht.
Nu het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man is vastgesteld en de kinderen inmiddels – zonder overeenstemming daarover tussen partijen – bij de vrouw verblijven, zij geen contact hebben met de man en [de minderjarige 1] thans niet naar school gaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang.
Het standpunt van de man:
5.3.
De man legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [de minderjarige 1] verblijft sinds 9 februari 2024 bij de vrouw en [de minderjarige 2] sinds 14 februari 2024. De man heeft hiervoor geen toestemming gegeven. De man heeft op 12 januari en 22 februari 2024 aangifte gedaan van onttrekking van de minderjarigen aan het ouderlijk gezag. Na de eerste aangifte zijn de kinderen door de politie teruggebracht bij de man. Nadien is [de minderjarige 1] weer naar de vrouw vertrokken en later ook [de minderjarige 2] . [de minderjarige 1] gaat thans ook niet meer naar school. De man meent dat verblijf bij de vrouw niet in het belang van de kinderen is. De kinderen wonen niet voor niets al ruim zeven jaar bij de man en zij hadden voorafgaand aan het contactherstel al jaren geen contact meer met haar. Volgens de man is het aan de (gedragingen van de) vrouw te wijten dat de minderjarigen kampen met problematiek waar tot op de dag vandaag hulpverlening/traumabehandeling voor nodig is. Volgens de man zijn de minderjarigen mishandeld door de vrouw. Voorts merkt de man op dat hij zorgelijke signalen ontvangt over het verblijf van de minderjarigen bij de vrouw thuis. Zo wordt het [de minderjarige 2] toegestaan om samen met de vrouw te roken, te vapen en te blowen. De man heeft hiervan een video-opname die hij met Veilig Thuis heeft gedeeld. Veilig Thuis heeft op 20 februari 2024 te kennen gegeven een verzoek tot onderzoek te hebben ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming.
5.4.
Ter zitting heeft de man hieraan toegevoegd dat hij erkent dat er een nieuwe realiteit is ontstaan door het vertrek van de kinderen naar hun moeder. De man wil deze nieuwe realiteit respecteren, in die zin dat er opnieuw zal moeten worden gekeken naar de omgang tussen de vrouw en de kinderen. Dit zal echter moeten gebeuren vanuit de stabiele situatie bij de man thuis, die hij voor de kinderen heeft gecreëerd toen de vrouw dat niet kon. Ook is het van belang dat de traumabehandeling van de kinderen wordt voortgezet. Gelet op het voorgaande kan de man zich vinden in de subsidiaire vordering van de vrouw over de zorgregeling, met dien verstande dat hij wil dat de kinderen al op zondag terugkomen. De man benadrukt verder dat er vóór de contactbreuk tussen de vrouw en de kinderen grote zorgen bestonden over de vrouw. De man heeft geen zicht op de huidige situatie, waardoor hij niet kan beoordelen of deze zorgen zijn weggenomen. Er zijn aanwijzingen dat dit niet zo is, nu bijvoorbeeld de school van [de minderjarige 2] concludeert dat de zorgen over hem zijn toegenomen sinds de vrouw weer in beeld is. De man vindt het de omgekeerde situatie dat hij de vorderingen heeft moeten indienen, terwijl het op de weg van de vrouw had gelegen om een wijziging hoofdverblijfplaats te verzoeken in een bodemzaak.
De man heeft daaraan toegevoegd dat hij betwijfelt of de kinderen zelf contact hebben gezocht met de vrouw. Hij denkt dat de vrouw dit heeft bewerkstelligd. Desgevraagd heeft de man daaraan toegevoegd dat hij de kinderen altijd heeft gestimuleerd om contact te hebben met de moeder. Zij wilden dat echter steeds niet. De GI zag dat weliswaar anders, maar dat is onjuist. De vrouw zelf was ook afwezig en had zich teruggetrokken, terwijl de man voor de kinderen moest zorgen. De man weet niet wat hij beter had kunnen doen.
Het standpunt van de vrouw:
5.5.
De vrouw legt – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
Partijen hebben samen een lange voorgeschiedenis, waarin de man de vrouw continu
diskwalificeerde, hij geen emotionele toestemming verleende aan de kinderen voor contact
met haar, en de vrouw er ten behoeve van de rust uiteindelijk voor heeft gekozen om de
kinderen uit liefde los te laten. De omgang heeft hierdoor jaren stilgelegen. Sinds enkele
maanden is deze situatie volledig veranderd. Begin 2023 heeft [de minderjarige 1] , maar kort daarna
ook [de minderjarige 2] , contact gezocht met de vrouw. Dit contact heeft daarna meer en steeds vaker
plaatsgevonden. Op 5 december 2023 hebben de kinderen de man op de hoogte gesteld van
het contact, die daar vervolgens heftig en afwijzend op heeft gereageerd. De kinderen zijn
nadat hen was verteld dat ze niet bij haar mochten verblijven tot tweemaal toe weggelopen naar de vrouw. De man heeft de vrouw er in het verleden onterecht van beschuldigd
dat zij niet geschikt was als opvoeder en zij niet in staat was de veiligheid te waarborgen. Nadat de man kennis kreeg van het hernieuwde contact tussen de kinderen en de vrouw, deed de man dit opnieuw. Veilig Thuis en de politie zijn weer betrokken geraakt en na de reactie van de man, heeft de vrouw besloten dat eerst [de minderjarige 1] en later [de minderjarige 2] voorlopig bij haar zouden verblijven. De man stond niet open voor overleg en eiste dat de kinderen terug zouden komen. Veilig Thuis heeft nadien opgeschaald richting de Raad en is van mening dat er een ondertoezichtstelling dient te komen om duidelijke omgangsafspraken te maken. Gezien deze stand van zaken begrijpt de vrouw niet dat de man het kort geding handhaaft.
Teruggeleiding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] doet geen enkel recht aan de situatie die inmiddels
is ontstaan en dwingt de vrouw tot het indienen van een eis in reconventie. Wat betreft de
schoolgang van de kinderen geldt dat [de minderjarige 2] nog steeds met de trein naar school gaat in
[plaats 1] . Dit kan voorlopig zo door blijven gaan. Voor [de minderjarige 1] ligt dat anders. [de minderjarige 1] gaat
helemaal niet meer naar school en was op de school in [plaats 1] reeds verwijderd. Zij wil –
vanwege diverse redenen – graag een nieuwe start maken op een school in [plaats 2] . Omdat
de man zijn toestemming voor inschrijving onthoudt en het van belang is dat [de minderjarige 1] spoedig
weer naar school kan, vordert zij vervangende toestemming daarvoor. De gevorderde
kostenveroordeling door de man treft volgens de vrouw voorts geen doel. Het is de man die
nodeloos procedeert, zodat de vrouw een proceskostenveroordeling vordert.
5.6.
Ter zitting heeft de vrouw hieraan het volgende toegevoegd. De vrees van de vrouw is dat de kinderen niet de ruimte krijgen om contact te houden met de vrouw, als zij weer bij de man verblijven. De man heeft laten zien dat hij daartoe niet in staat is omdat hij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nadat zij de eerste keer naar de vrouw zijn toe gegaan door de politie heeft laten ophalen. Ook daarna, toen alleen [de minderjarige 1] bij de vrouw was, stond de man geen contact toe tussen [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . Nu de kinderen bij de vrouw zijn, stimuleert ze hen om contact te hebben met de man. Dit blijkt echter onmogelijk omdat de man [de minderjarige 2] heeft geblokkeerd op de telefoon. Ook richting [de minderjarige 1] is de man kortaf en niet geïnteresseerd. De vrouw begrijpt dit niet en het rijmt niet met zijn vorderingen. Uiteindelijk hebben beide kinderen ervoor gekozen om volledig bij de vrouw te verblijven. De vrouw benadrukt dat er geen contra-indicaties zijn voor een verblijf bij haar. Zij zal niet ontkennen dat zij een donkere periode heeft gekend, wegens alle ruzies en spanningen in de relatie van partijen, maar daar zijn niet alle trauma’s van de kinderen aan toe te schrijven. Ook heeft zij jarenlang therapie gehad en voelt zij zich inmiddels beter. De vrouw begrijpt ook dat de zorgen zijn toegenomen sinds zij weer in beeld is bij de kinderen, maar dat is niet meer dan logisch gelet op alles wat er nu in het leven van de kinderen speelt. Zij maakt zich daarbij zelf ook zorgen over het filmpje van [de minderjarige 2] , maar dit gedrag van hem speelde ook al toen hij bij de man woonde. Het Raadsonderzoek is inmiddels afgerond en naar verwachting zal er een verzoek tot ondertoezichtstelling volgen. De vrouw staat daarvoor open.
Het standpunt van de Raad:
5.7.
De Raad heeft ter zitting bevestigd dat het Raadsonderzoek is afgerond en ter inzage ligt bij partijen. De conclusie is dat er een verzoek tot ondertoezichtstelling zal volgen, maar naar aanleiding van de reacties van partijen op het rapport kan dit nog wijzigen. De Raad heeft ter zitting opgemerkt dat beide partijen in woord en lichaamstaal erg negatief reageren op elkaar. Partijen wijzen vooral naar de ander en diskwalificeren elkaar. Zij dienen zich te realiseren dat de kinderen deze spanningen haarfijn kunnen oppikken. De kinderen bestaan bovendien voor de helft uit de vrouw en voor de helft uit de man. Door zo op elkaar te reageren wijzen zij indirect de helft van hun kinderen af. Het is van groot belang dat partijen de onderlinge strijd staken in het belang van de kinderen. Ten aanzien van de voorliggende vorderingen heeft de Raad het volgende aangegeven. Voor nu kan nog niet gezegd worden waar de kinderen uiteindelijk het beste kunnen wonen. Dit zal uitgezocht moeten worden. Als er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, is dat bij uitstek een taak voor de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling gaat uitvoeren. Er zal in ieder geval iemand moeten komen die met de kinderen praat, beoordeelt wat zij nodig hebben en de ouders daarin coacht. In de tussentijd ziet de Raad geen aanleiding om de feitelijke verblijfplaats van de kinderen weer te wijzigen naar de man. Dit zou enkel onrust opleveren. Wat betreft omgang bestaat er thans een risico dat partijen de kinderen blijven belasten met hun negatieve emoties als zij omgang hebben gehad met de andere ouder. Dit zijn spanningen die bij de kinderen weg moeten blijven. Wat betreft de schoolgang van [de minderjarige 1] , benadrukt de Raad dat uit het onderzoek naar voren is gekomen dat het niet goed ging met [de minderjarige 1] op school in [plaats 1] en dat er mogelijk een ander vorm van onderwijs nodig is. Een inschrijving op een nieuwe school is dus niet zo eenvoudig, omdat daar eerst duidelijkheid over moet komen.
voorlopige toevertrouwing kinderen
5.8.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat er sprake is van een lange voorgeschiedenis tussen partijen, die ondanks verschillende interventies waaronder een langdurige ondertoezichtstelling, uiteindelijk heeft geresulteerd in het gedurende meerdere jaren niet hebben van contact tussen de kinderen en de vrouw. Partijen hebben ter zitting wisselend verklaard over de oorzaak daarvan en wijzen daarbij vooral naar de ander. Duidelijk is in ieder geval dat de kinderen langere tijd geen enkel contact hebben gehad met de vrouw en zij richting de hulpverlening ook structureel hebben aangegeven dit niet te willen. Inmiddels is de situatie als het ware omgekeerd en geven de kinderen aan dat zij eerder geen ruimte kregen van hun vader om contact te onderhouden met hun moeder, terwijl zij daar wel behoefte aan hadden. Uiteindelijk hebben zij daarom het heft in eigen handen genomen en hebben zij zelf contact opgenomen met haar. De kinderen hebben in hun gesprek met de kinderrechter hierover aangegeven dat de man negatief heeft gereageerd op het herstellen van dit contact, waardoor de kinderen zich uiteindelijk genoodzaakt hebben gevoeld om weg te lopen naar de vrouw, waar zij nu nog steeds verblijven. [de minderjarige 1] heeft daarbij aangegeven dat de man haar bewegingsvrijheid beperkte in zijn pogingen haar bij de vrouw weg te houden. Beide kinderen hebben verder verklaard dat de man negatieve uitlatingen heeft gedaan over de vrouw in de periode dat zij geen contact met haar hadden. Na het herstel van het contact, hebben zij de beweringen van de man ‘getoetst’ en zijn zij naar eigen zeggen tot de conclusie gekomen dat de uitlatingen onjuist waren. Zij hebben het fijn bij hun moeder. De kinderen hebben op dit moment niet ( [de minderjarige 1] ) tot nauwelijks ( [de minderjarige 2] ) contact met hun vader.
5.9.
De voorzieningenrechter overweegt dat er door deze gewijzigde omstandigheden sprake is van een bijzondere situatie, waarin op dit moment nog volstrekt onduidelijk is waar de kinderen op de lange termijn het beste kunnen verblijven. Ter zitting heeft zowel de vrouw als de man betoogd dat de kinderen voorlopig het beste bij hen kunnen verblijven. De vrouw voert daartoe hoofdzakelijk aan dat zij in staat is de kinderen op te voeden en te verzorgen en de kinderen bij de man geen ruimte ervaren om contact te hebben met haar, waardoor het contact weer zal verminderen. De man voert hoofdzakelijk aan dat hij zorgen heeft over de thuissituatie van de vrouw en haar vermogen een veilige opvoedomgeving te bieden. Ter zitting heeft de Raad aangekondigd dat er inmiddels een beschermingsonderzoek is afgerond, waarvan de voorlopige conclusie (behoudens reacties van partijen die de uitkomst nog kunnen beïnvloeden) is dat er opnieuw een kinderbeschermingsmaatregel nodig is en de Raad daarom een ondertoezichtstelling van beide kinderen zal verzoeken. Met de Raad is de voorzieningenrechter het eens dat er grote zorgen zijn en er in de aankomende tijd zicht moet worden verkregen op de kinderen. Op deze manier kan worden beoordeeld waar de kinderen op de lange termijn het beste kunnen verblijven en hoe het contact met de andere ouder moet worden vormgegeven. In het geval van het uitspreken van een ondertoezichtstelling komt deze taak bij uitstek toe aan de gecertificeerde instelling die deze maatregel uitvoert.
Wat betreft het verblijf van de kinderen in de aankomende tijd moet er echter toch een keuze worden gemaakt. De voorzieningenrechter zal aansluiting zoeken bij de huidige feitelijke situatie. Dit betekent dat de kinderen voorlopig worden toevertrouwd aan de vrouw.
De voorzieningenrechter ziet dat de man de kinderen gedurende lange tijd alleen heeft opgevoed en verzorgd, in een periode die is begonnen toen de vrouw het om verschillende redenen niet kon. Inmiddels zijn er echter jaren verstreken en heeft de vrouw in therapie aan zichzelf gewerkt. De kinderen hebben bovendien met het zoeken van contact en uiteindelijk zelfs weglopen van de man naar de vrouw duidelijk gemaakt dat zij contact willen met hun moeder en zeggen daar bij de man onvoldoende ruimte voor te hebben (gehad). Uit het dossier en uit de verklaringen van de kinderen is de voorzieningenrechter gebleken dat de man in de afgelopen jaren niet in staat geweest om emotionele toestemming te geven aan [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] om contact te onderhouden met hun moeder. De man heeft dit weliswaar ter zitting betwist en heeft gesteld dat hij rekening wil houden met de nieuwe realiteit, maar hij heeft niet kunnen aangeven hoe hij het contact met de vrouw actief heeft gestimuleerd of zal stimuleren. De man stelt dat de vrouw verwikkeld is in een eenzijdige strijd, dat de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoerde onjuiste informatie heeft verspreid en dat hij niets fout heeft gedaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geeft de man hiermee geen blijk van zelfinzicht en brengt dit het risico mee dat de kinderen (wederom) onvoldoende ruimte zullen voelen in het contact met de vrouw.
In het Raadsonderzoek zijn voorts geen contra-indicaties gevonden voor een voorlopig verblijf van de kinderen bij de vrouw. Met deze beslissing beoogt de voorzieningenrechter voorlopig de status quo te handhaven en te voorkomen dat de kinderen zich opnieuw genoodzaakt voelen zelf stappen te ondernemen. De kinderen zijn immers inmiddels op een leeftijd dat zij zelf meer invloed willen en kunnen uitoefenen op het contact met de beide ouders.
Wat er uiteindelijk het beste is voor de kinderen zal beoordeeld moeten worden in de bodemzaak wijziging hoofdverblijfplaats, waarvan de vrouw heeft aangekondigd dat ze die nog aanhangig zal maken.
Voorlopige zorgregeling
5.10.
De voorzieningenrechter overweegt dat nu de primaire vordering in reconventie (toevertrouwing kinderen) van de vrouw zal worden toegewezen en de man geen subsidiaire vordering heeft ingediend over een voorlopige zorgregeling, ligt de voorzieningenrechter geen verzoek voor over de zorgregeling. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat zij ervan uitgaat dat er op korte termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling zal volgen, en dat er dan ook in onderling overleg zal worden bepaald hoe de kinderen substantieel contact kunnen hebben met de ouder waar zij niet hoofdzakelijk verblijven. De voorzieningenrechter gaat er daarnaast vanuit dat de vrouw het contact tussen de kinderen en de vader zal stimuleren als de kinderen aangeven daar behoefte aan te hebben. Als er uiteindelijk geen gecertificeerde instelling betrokken raakt, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat partijen hier in een vrijwillig kader verder aan werken.
V
ervangende toestemming inschrijving school:
5.11.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming inschrijving school voor [de minderjarige 1] afwijzen, omdat er op dit moment nog te veel onduidelijk is over het type onderwijs dat het beste aansluit bij [de minderjarige 1] haar behoeften en over de vraag waar zij uiteindelijk haar hoofdverblijf zal hebben. Ter zitting bleek uit de verklaringen van de man en de Raad dat het niet goed ging met [de minderjarige 1] op school in [plaats 1] , dat haar schoolgang daar is gestagneerd en dat zij mogelijk meer gebaat is bij speciaal onderwijs. In dat geval is de door de vrouw voorgestelde school niet passend, nu dit regulier onderwijs betreft. Daarnaast gaat [de minderjarige 2] ook nog steeds naar school in [plaats 1] , zodat dit qua reisafstand ook mogelijk is voor [de minderjarige 1] . In de aankomende tijd zal in samenspraak met de hulpverlening duidelijk moeten worden wat [de minderjarige 1] nodig heeft en welke school voor haar geschikt is. Ook zal er naar verwachting meer duidelijkheid komen over de hoofdverblijfplaats, zodat een eventuele wijziging van school ook daarop afgestemd kan worden.
Proceskosten:
5.12.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] te [plaats 2] ;
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] te [plaats 2] .
worden toevertrouwd aan de vrouw;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.E. Kamer op 3 april 2024.
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat. Omdat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.