ECLI:NL:RBNHO:2024:3438

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10942620 \ CV EXPL 24-549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake kredietovereenkomst tussen American Express en consument met betrekking tot algemene voorwaarden en informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 27 maart 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen American Express Europe S.A. en American Express Services Limited als eisende partijen en een consument als gedaagde partij. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van € 2.887,10, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 januari 2024, en veroordeling in de proceskosten.

De eisende partij stelt dat er een kredietovereenkomst is gesloten met de gedaagde partij, die op 16 maart 2019 de American Express Platinum Card in gebruik heeft genomen. De eisende partij heeft echter niet de overeenkomst of relevante correspondentie overgelegd, waardoor de kantonrechter niet kan vaststellen of er daadwerkelijk een kredietovereenkomst is ontstaan en welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken te overleggen die de totstandkoming van de overeenkomst en de toepasselijke voorwaarden onderbouwen.

De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de algemene voorwaarden die door de eisende partij zijn overgelegd, dateren van september 2021, terwijl de overeenkomst mogelijk eerder is beëindigd. Dit roept vragen op over de toepasselijkheid van deze voorwaarden. De eisende partij moet ook aantonen dat zij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, en de eisende partij moet de gedaagde partij oproepen om op een later moment te verschijnen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10942620 \ CV EXPL 24-549
Uitspraakdatum: 27 maart 2024
Tussenvonnis in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
American Express Europe S.A., rechtsopvolgster van
American Express Services Limited
gevestigd te Madrid, Spanje en tevens gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: mr. J.J.L. Boudewijn en mr. R.G Matti
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 2.887,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 januari 2024. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
De eisende partij legt aan haar vordering – kort samengevat – ten grondslag dat de gedaagde partij gehouden is tot nakoming van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst. De gedaagde partij heeft ondanks betalingsherinneringen en sommaties een bedrag van € 2.887,10 niet betaald.

3.De beoordeling

De overeenkomst
3.1.
De eisende partij heeft gesteld dat zij met de gedaagde partij een kredietovereenkomst heeft gesloten. Op of omstreeks 16 maart 2019 heeft de gedaagde partij de betaalkaart van het type American Express Platinum Card in gebruik genomen. Hierbij heeft de eisende toegelicht dat zij aan de gedaagde partij één keer per maand een overzicht (maandafrekening) van alle met de betaalkaart verrichte uitgaven heeft verstrekt. De gedaagde partij diende het totaalbedrag van de maandafrekening binnen een maand aan de eisende partij terug te betalen. Volgens de eisende partij is sprake van een kredietovereenkomst waarop de Wet financieel toezicht en Titel 7.2a van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing zijn. Zij beroept zich daarmee op de uitzondering van artikel 7:58 lid 2, aanhef en onder e BW. Het krediet moet immers binnen drie maanden worden terugbetaald en bovendien worden niet meer dan onbetekenende kosten in rekening gebracht. Ook heeft de eisende partij geen rente en incassokosten berekend.
3.2.
Er is sprake van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument en daarom moet de kantonrechter onder meer ambtshalve beoordelen of sprake is van kredietovereenkomst. Om dat te kunnen doen moet de kantonrechter beschikken over de tussen partijen gesloten overeenkomst en de algemene voorwaarden die daarop van toepassing zijn. De eisende partij heeft weliswaar in het algemeen toegelicht en met stukken onderbouwd op welke wijze een klant met haar een overeenkomst sluit, maar heeft de overeenkomst die met de gedaagde partij is gesloten dan wel de brieven of e-mailcorrespondentie die in dat kader zijn verstuurd, niet in het geding gebracht. De enkele stelling dat de overeenkomst tot stand is gekomen doordat de gedaagde partij de creditcard op 16 maart 2019 heeft geactiveerd en in gebruik heeft genomen is niet voldoende.
Algemene voorwaarden
3.3.
Dat is vooral ook van belang omdat op de overeenkomst kennelijk algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. Uit pagina 5 van de overgelegde voorbeeldaanvraag blijkt immers dat de aanvrager van een creditcardovereenkomst een hokje moet aanvinken met de tekst “
Ja, ik ga akkoord met de Overeenkomst voor American Express kaarthouders. Na acceptatie en ontvangst van de kaart accepteer ik dat ik aan de Overeenkomst gehouden word. Ik ga daarnaast akkoord met de Algemene Voorwaarden voor Membership Rewards.” Zonder overeenkomst dan wel stukken waaruit blijkt op welk moment de gedaagde partij de aanvraag heeft gedaan kan niet worden vastgesteld welke algemene voorwaarden van toepassing zijn. De eisende partij heeft de versie van de algemene voorwaarden overgelegd waarvan zij stelt dat die laatstelijk tussen partijen golden op het moment dat de overeenkomst door haar is beëindigd. Dat die voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst kan de kantonrechter echter niet vaststellen. De stelling van de eisende partij dat partijen zijn overeengekomen dat altijd de laatste versie van de algemene voorwaarden geldt, kan immers alleen worden beoordeeld door beoordeling van de algemene voorwaarden zoals die golden op het moment waarop de overeenkomst is aangegaan. Daarin zou dan een wijzigingsbeding moeten zijn opgenomen.
3.4.
Bovendien dateren de voorwaarden die de eisende partij bij de dagvaarding heeft overgelegd van september 2021. Dat deze voorwaarden van toepassing waren op het moment dat de eisende partij de overeenkomst beëindigde zoals zij stelt, wordt niet ondersteund door de overgelegde stukken. Uit de brief van 12 juli 2019 (productie 8) begrijpt de kantonrechter namelijk dat de eisende partij de overeenkomst op dat moment heeft beëindigd wegens de wanbetaling van de gedaagde partij. De overgelegde voorwaarden zijn getiteld
Overeenkomst voor de American Express Consumenten Kaarthouders per september 2021. Het is niet mogelijk dat op 12 juli 2019 al algemene voorwaarden van september 2021 van toepassing waren.
3.5.
Daarbij komt nog dat met de aankruising van voornoemd hokje op pagina 5 twee sets algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard: i) Overeenkomst voor American Express kaarthouders en ii) Algemene Voorwaarden voor Membership Rewards. De door de eisende partij overgelegde algemene voorwaarden verschillen in zoverre van de voorwaarden genoemd onder i) dat deze ook nog het woord “Consument” in de titel bevatten. Ook in zoverre valt zonder nadere toelichting niet in te zien op welke grond die voorwaarden van toepassing zijn. Deze worden immers niet genoemd in voornoemd hokje. De Algemene Voorwaarden voor Membership Rewards genoemd onder ii) heeft de eisende partij in het geheel niet overgelegd.
Voorlopige conclusie
3.6.
Op grond van het voorgaande zal de eisende partij in de gelegenheid worden gesteld om met stukken onderbouwd toe te lichten dat en wanneer de gedaagde partij de creditcard heeft aangevraagd, wanneer deze aanvraag is geaccepteerd, wanneer de overeenkomst met de gedaagde partij tot stand is gekomen en welke algemene voorwaarden daarop van toepassing zijn. De eisende partij moet daarbij alle sets algemene voorwaarden overleggen die van toepassing waren op het moment van sluiten van de overeenkomst.
Kredietovereenkomst
3.7.
Voor zover blijkt dat op de overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing zijn die sterk vergelijkbaar zijn met de nu overgelegde
Overeenkomst voor de American Express Consumenten Kaarthouders per september 2021, geldt het volgende. Uit die algemene voorwaarden maakt de kantonrechter op dat naast de maandelijkse lidmaatschapsbijdrage van € 29,95 de volgende kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht:
a) buitengerechtelijke incassokosten;
b) een vergoeding van 3,5% (met een minimum van € 4,50) bij contante geldopnames;
c) een vergoeding voor papieren maandafrekeningen;
d) een wisselkoersopslag bij betalingen in vreemde valuta.
3.8.
Dat de eisende partij de in rechtsoverweging 3.7 onder punt a tot en met d genoemde kosten niet van de gedaagde partij vordert, doet bij de beoordeling van het krediet niet ter zake. Bij de toetsing van het krediet gaat het om het moment van aangaan van de overeenkomst en welke kosten op dat moment bij de gedaagde partij in rekening kunnen worden gebracht. Bovendien diende de gedaagde partij een maandelijkse bijdrage van € 29,95 te betalen. Aldus is niet sprake van een
kredietovereenkomst zonde rente en andere kosten.
3.9.
Ook is geen sprake van onbetekenende kosten. Het begrip ‘onbetekenende kosten’ van artikel 7:58 lid 2 aanhef en onder e BW houdt in dat over de periode van het aangaan van de kredietovereenkomst tot het moment dat het verstrekte krediet moet worden terugbetaald, er slechts een kleine vergoeding aan de consument in rekening mag worden gebracht. Daarbij worden zowel kosten als rente meegerekend. De kosten zijn in relatieve zin onbetekenend als zij slechts een zeer klein percentage van het krediet bedragen, te weten maximaal 1% van de kredietsom op jaarbasis. In het onderhavige geval is daar niet van gebleken, omdat naast de maandelijkse bijdrage van € 29,95 verschillende kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht. Zoals hiervoor is overwogen is ook voor de vraag of sprake is van onbetekenende kosten niet van belang is of de door de eisende partij genoemde kosten ook daadwerkelijk bij de gedaagde partij in rekening zijn gebracht. Voor zover de toepasselijke algemene voorwaarden op dit punt overeenkomen met de
Overeenkomst voor de American Express Consumenten Kaarthouders per september 2021, is de kantonrechter daarom voorshands van oordeel dat geen sprake is van een in artikel 7:58 lid 2 aanhef en onder e BW genoemde uitzondering.
3.10.
Dit betekent dat mogelijk de bepalingen van titel 7:2A BW op deze kredietovereenkomst van toepassing zijn. De eisende partij moe(s)t dan ook voldoen aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van onder meer de artikelen 7:59 tot en met 7:73 BW. De eisende partij heeft echter onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A BW en daar is ook niet van gebleken. Ook is niet (voldoende) onderbouwd dat de eisende partij een kredietwaardigheidstoets heeft uitgevoerd. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat de eisende partij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen. De eisende partij zal in de gelegenheid worden gesteld om zich ook op dit punt nader uit te laten.
3.11.
Als naleving van de hiervoor beschreven mogelijkheid tot het geven van een toelichting leidt tot een verandering of vermeerdering van de eis of de gronden van de eis, moet de eisende partij dit vonnis met de aanvulling op de dagvaarding aan de gedaagde partij betekenen. Ook moet zij dan de gedaagde partij oproepen om op de hierna te noemen datum op de rolzitting te verschijnen om voort te procederen in de zaak. Artikel 130 Rv en de goede procesorde vereisen dit. De kosten van de betekening blijven in dat geval voor rekening van de eisende partij.
3.12.
Als aan de hierboven bedoelde opdrachten niet of niet volledig wordt voldaan, zal de rechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
3.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
stelt de eisende partij in de gelegenheid om zich op de rol van
24 april 2024uit te laten zoals bedoeld in r.o. 3.6. en 3.10.;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter