Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De verdere procedure
2.De verdere beoordeling
Doorlopend krediet
.Hiermee verricht ING een oneerlijke handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193b BW (artikel 7:60 lid 3 BW). Gelet daarop acht de kantonrechter vernietiging van de kredietovereenkomst een passende maatregel. Dit betekent dat de kantonrechter de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve zal vernietigen. Aan de toetsing van de overige (pre)contractuele (informatie)plichten komt de kantonrechter niet meer toe. De vordering kan vanwege het voorgaande niet worden toegewezen op de primaire grondslag.
Door de terugwerkende kracht van de vernietiging (artikel 3:53 BW) is sprake van een situatie waarin het geldbedrag dat ING aan de gedaagde partij beschikbaar heeft gesteld (de kredietsom) zonder rechtsgrond is verstrekt. Daarom moet de gedaagde partij de kredietsom terugbetalen op grond van artikel 6:203 BW (onverschuldigde betaling), uiteraard slechts voor zover dat bedrag niet al terugbetaald is. Verder geldt dat de gedaagde partij geen rente en kosten op grond van de overeenkomst verschuldigd is (geworden).