Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 11 april 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een stichting als eisende partij en twee gedaagden die niet zijn verschenen. De eisende partij had de mogelijkheid gekregen om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene huurvoorwaarden, maar heeft ervoor gekozen om zich te refereren aan het oordeel van de kantonrechter. Dit volgde op een tussenvonnis van 8 februari 2024 waarin de kantonrechter al een voorlopig oordeel had gegeven over de huurvoorwaarden.
De kantonrechter heeft in het eindvonnis bevestigd dat er geen aanleiding is om terug te komen op het eerder gegeven oordeel. De artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden, die betrekking hebben op buitengerechtelijke incassokosten, zijn vernietigd. Dit betekent dat de buitengerechtelijke incassokosten niet worden toegewezen aan de verhuurder. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen, wat inhoudt dat de eisende partij niet in het gelijk is gesteld voor andere vorderingen dan die al zijn behandeld.
Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van de toetsing van huurvoorwaarden en de toewijsbaarheid van incassokosten in huurgeschillen.