ECLI:NL:RBNHO:2024:3389

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
15/184913-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen en invoer van cocaïne, gewoontewitwassen door Schipholmedewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 320 kilogram cocaïne op Schiphol en gewoontewitwassen. De verdachte, een medewerker van Schiphol, had een initiërende en sturende rol in de voorbereidingshandelingen voor de invoer van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het binnen Nederland brengen van cocaïne en het plegen van witwassen. De verdachte heeft een gevangenisstraf van zeven jaar opgelegd gekregen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank verwierp het beroep op overmacht, omdat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder druk stond om de strafbare feiten te plegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en bevoegdheden als Schipholmedewerker, wat de ernst van de feiten vergroot. De verdachte heeft geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van de contante geldbedragen en goederen die hij heeft verworven, wat leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten leidde tot een zware straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/184913-21 (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 maart 2024 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Boheur, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, op plaatsen in Nederland heeft schuldig gemaakt aan het volgende:
feit 1:
(zaaksdossier C.01)
het medeplegen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 320 kilogram cocaïne op 24 mei 2021;
feit 2:
(zaaksdossiers C.01, C.02, C.03 en C.04)
het medeplegen van voorbereidingshandelingen en/of bevorderingshandelingen om een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) opzettelijk binnen Nederland te brengen en/of te vervoeren in de periode van 19 november 2020 tot en met 24 mei 2021;
feit 3:
(zaaksdossier C.05)
het medeplegen van (gewoonte)witwassen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 juni 2021.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft bepleit dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Het standpunt van de raadsman zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage IIbij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 3 (gewoontewitwassen)
Juridisch kader witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de in de tenlastelegging vermelde geldbedragen en de andere met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat ook wist althans redelijkerwijs moest vermoeden.
Het onderzoek in deze zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen en goederen. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als de vastgestelde feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de gelden en voorwerpen die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de voorwerpen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden of voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het witwasvermoeden
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte heeft op 15 maart 2019 een BMW X5 gekocht. De verdachte heeft daarbij zijn oude auto, een Ford Focus, ingeruild en heeft een contante aanbetaling van € 3.490,- gedaan. Daarnaast heeft de verdachte ten behoeve van de aanschaf van deze BMW X5 een lening van ongeveer € 9.720,- bij Santander afgesloten. De verdachte heeft, ter aflossing van deze lening, op 23 april 2019 één betaling van € 202,25 aan Santander overgemaakt. Op 18 april 2019 is een contant bedrag van € 9.400,- gestort op de bankrekening van de vader van de verdachte, [vader van de verdachte] . Op dezelfde dag is via deze rekening van [vader van de verdachte] het resterende bedrag van € 9.596,31 aan Satander afgelost.
De verdachte heeft vervolgens de BMW X5 op 6 november 2020 bij een particuliere verkoper ingeruild voor een Mercedes Benz en heeft daarbij een bedrag van € 51.000,- contant voldaan. De Mercedes Benz is op naam van [vader van de verdachte] gezet.
Uit financieel onderzoek komt verder naar voren dat in de periode van 10 oktober 2018 tot 6 juli 2020 vijf contante stortingen op de bankrekening van de verdachte zijn gedaan, voor een totaalbedrag van € 3.950.-.
In de periode van 13 februari 2018 tot en met 10 november 2020 zijn op de bankrekening van [vader van de verdachte] (naast de eerder genoemde contante storting van € 9.400,-) 35 contante stortingen gedaan. Op 4 juli 2019 wordt een bedrag van € 10.000,- contant gestort op de bankrekening van [vader van de verdachte] . Een half uur later wordt een bedrag van € 9.000,- overgemaakt naar de verdachte met de omschrijving ‘gift van ouders’. Op 10 november 2020 wordt een contant bedrag van € 1.850,- op de bankrekening van [vader van de verdachte] gestort, waardoor het saldo op deze rekening ruim € 13.000,- bedraagt. Op dezelfde dag wordt aan de verdachte een bedrag van € 12.500,- overgemaakt met omschrijving ‘schenking aankoop [adres] . De overboekingen van de bankrekening van de vader van de verdachte naar de rekening van de verdachte, kunnen niet worden verklaard uit het inkomen van de vader van de verdachte.
In 2020 en 2021 heeft de verdachte een groot aantal facturen contant voldaan die zagen op de verbouwing, verbetering en inrichting van zijn nieuwe woning (een bedrag van in totaal
€ 74.164,99). In deze periode zijn geen contante opnames van de bankrekening van de verdachte gedaan.
De hiervoor genoemde contante uitgaven die de verdachte heeft gedaan passen niet bij zijn bruto jaarinkomen (ongeveer € 30.000,-). Uit het financieel onderzoek naar de verdachte blijkt dat het inkomen van de verdachte in de periode van 2018 tot en met 2021 geheel wordt besteed aan vaste lasten. Daar komt bij dat de verdachte heeft verklaard dat hij in de periode van november 2020 tot en met mei 2021 betrokken is geweest bij de (voorbereiding van) de invoer van cocaïne. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat sprake is van witwassen.
Verklaringen van de verdachte over de contante geldbedragen en goederen en de bespreking daarvan
Gelet op het vermoeden van witwassen mag vervolgens van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en voorwerpen die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de ingeruilde BMW X5 van hem was, maar dat de Mercedes Benz door zijn vader is aangeschaft. De verdachte heeft zijn vader bij de aankoop geadviseerd en hij heeft € 16.000,- (de opbrengst van zijn BMW) voor zijn vader bijbetaald. Op de zitting heeft de verdachte anders verklaard, namelijk dat zijn vader de BMW X5 heeft betaald, omdat hij de voor de BMW X5 afgesloten lening van Santander had afgelost. Het bedrag van € 51.000,- voor de aanschaf van de Mercedes dat contant was voldaan, was spaargeld van de verdachte en zijn vader. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij de Mercedes Benz voor zijn vader en niet voor hemzelf heeft aangeschaft, ongeloofwaardig. Op grond van het getapte gesprek van de verdachte met de verkoper van de Mercedes Benz, de verklaring van die verkoper inhoudende dat hij enkel contact heeft gehad met de verdachte en de observatie, stelt de rechtbank vast dat de verdachte deze personenauto voor zichzelf heeft aangeschaft en vervolgens op naam van zijn vader heeft laten zetten.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij contant geld heeft verdiend met de werkzaamheden die hij heeft verricht in het cateringbedrijf van zijn vader. Hij schat dat hij vanaf 2006 ongeveer € 30.000,- met deze werkzaamheden heeft verdiend. Hij spaarde dit geld op. Zijn vader gaf hem ook wel eens contant geld. Een deel lag bij hem thuis en een deel lag bij familie. De contante betalingen zijn gedaan met zijn spaargeld en met geld dat hij van zijn ouders kreeg.
De overboeking van € 9.000,- op 4 juli 2019 van de bankrekening van [vader van de verdachte] naar de bankrekening van de verdachte met de omschrijving ‘gift van ouders’ was gespaard geld. Hetzelfde geldt voor het op 10 november 2020 naar de verdachte overgemaakte bedrag van € 12,500,-.
De verdachte heeft, zoals hij zelf heeft verklaard, de iPad en de koffiemachine contant betaald. Deze goederen zijn gedeeltelijk met spaargeld aangeschaft. Zijn moeder heeft € 300,- aan hem gegeven om de koffiemachine aan te schaffen. De moeder van zijn kinderen heeft aan de iPad meebetaald.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte pas op de zitting, en dus in een laat stadium van de procedure, een wat uitgebreidere verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld en de goederen. Buiten dat dit gegeven afbreuk doet aan de aannemelijkheid van zijn verklaring, heeft te gelden dat de verdachte zijn verklaring op geen enkel onderdeel specifiek heeft gemaakt en met geen enkel stuk heeft onderbouwd. De legale inkomsten van de verdachte en zijn vader zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst in de periode van 2018 tot 2021 staan bovendien niet in verhouding tot het bezit van de hiervoor genoemde contante geldbedragen. Ook is bij de Belastingdienst van de eenmanszaak van de vader van de verdachte, [naam eenmanszaak] , over de periode 2016 tot 2020 geen jaaromzet bekend die dergelijke contante bedragen of stortingen kunnen verklaren. De vader van de verdachte is over de auto’s, de contante stortingen en de overboekingen gehoord en heeft geen verklaring willen afleggen. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande dan ook vast dat de verdachte geen concrete en min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van de contante geldbedragen en de goederen die daarmee zijn aangeschaft. Het Openbaar Ministerie was daarom ook niet gehouden nader onderzoek te verrichten.
Het dossier bevat bovendien geen enkele andere aanwijzing dat de goederen en gelden op de tenlastelegging een legale herkomst hebben. Dit leidt ertoe dat het niet anders kan zijn dan dat de op de tenlastelegging genoemde geldbedragen die betrekking hebben op betaalde facturen, de contante betalingen voor de aanschaf van de BMW X5 en de Mercedes Benz, de contante storting van € 9.400,- op de bankrekening van [vader van de verdachte] waarmee de lening van de BMW X5 is afbetaald, de koffiemachine en de iPad van misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit wist. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het witwassen van de contante betaling bij de Blokker, omdat op deze factuur geen jaartal is vermeld, en de contante betaling aan [naam 1] , nu deze betaling buiten de tenlastegelegde periode valt. Ook zal de verdachte worden vrijgesproken van het witwassen van de betaling aan [naam 2] , nu deze niet contant is betaald.
Ten aanzien van de contante stortingen op de bankrekening van [vader van de verdachte] is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de door [vader van de verdachte] aan de verdachte overgemaakte geldbedragen van € 9.000,- (4 juli 2019) en € 12.500,- (10 november 2020) heeft witgewassen, nu vlak voor deze overboekingen een (contant) geldbedrag op de bankrekening van [vader van de verdachte] is gestort dat niet door zijn inkomsten kan worden verklaard. Van de overige gestorte contante geldbedragen op de bankrekening van [vader van de verdachte] kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die deze bedragen heeft gestort. Bovendien worden deze geldbedragen niet vlak na de storting naar de bankrekening van de verdachte overgemaakt. De verdachte zal van de overige gestorte geldbedragen op de bankrekening van [vader van de verdachte] dan ook worden vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Gelet op de periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden, de hoogte van de verschillende contante geldbedragen en de hoeveelheid handelingen die de verdachte heeft verricht, is de rechtbank van oordeel dat hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Geen medeplegen
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten waaruit blijkt dat de verdachte het feit samen met een ander, dan wel anderen heeft begaan. Er is daarom geen sprake van medeplegen. De verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat hij:
feit 1
C.01 invoer in vereniging van 320 kg cocaïne op 24 mei 2021
op 24 mei 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 320 kilogram cocaïne;
feit 2
voorbereidingshandelingen invoer/vervoer van cocaïne in vereniging
in de periode van 19 november 2020 tot en met 24 mei 2021 in Nederland telkens tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van een grote handelshoeveelheid cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen,
immers, heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders, tezamen en in vereniging met anderen, toen en daar opzettelijk:
C.01 periode 20 januari 2021 - 24 mei 2021
- meermalen via telecommunicatie en persoonlijk contact gehad en overleg gevoerd en informatie uitgewisseld onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s en over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en
- informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [vrachtafhandelingsbedrijf 1] en
- een foto verzocht (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading) en
- actietelefoons voorhanden gehad;
C.02 periode 25 november 2020 – 28 november 2020
- meermalen via telecommunicatie en persoonlijk contact gehad en overleg gevoerd en informatie uitgewisseld onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s en over nummers van vrachtplaten en over de loslocatie van vrachtplaten en over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen en
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en
- informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [vrachtafhandelingsbedrijf 1] en
- in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht, althans laten zoeken, en
- een film en/of foto’s gemaakt (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading) en
- actietelefoons voorhanden gehad;
C.03 periode 19 november 2020 - 22 november 2020
- meermalen via telecommunicatie en persoonlijk contact gehad en overleg gevoerd en informatie uitgewisseld onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s en over nummers van vrachtplaten en over de loslocatie van vrachtplaten en over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen en
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en
- andere Schipholmedewerkers benaderd om te assisteren met het uithalen en/of verder
vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en
- actietelefoons voorhanden gehad;
C.04 periode 14 december 2020 - 21 december 2020
- meermalen via telecommunicatie contact gehad en overleg gevoerd en informatie uitgewisseld onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto's en nummers van vrachtplaten en over de loslocatie van vrachtplaten en over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen en
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en
- geldbedragen gegeven voor verrichtte diensten en
- actietelefoons voorhanden gehad;
feit 3
C.05 (gewoonte) witwassen in vereniging
hij in de periode van 13 februari 2018 tot en met 25 juni 2021 in Nederland van het
plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte telkens van onderstaande voorwerpen:
- geldbedragen totaal ad € 48.613 (betaalde facturen [naam 3] proces-verbaal 4691)
- geldbedragen totaal ad € 10.199,81 (betaalde aankopen Hornbach, Mediamarkt, Swiss Sense, [naam 5] , Favori Evim, IKEA, Bijenkorf (proces-verbaal 4414 en 4693)
- Melitta koffie machine (proces-verbaal 4612)
- iPad (proces-verbaal 4039)
- een geldbedrag ad € 7.873,29 (Stone Center proces-verbaal 4699)
- een geldbedrag ad € 3.490 (aanbetaling aankoop BMW proces-verbaal 4690)
- een geldbedrag ad € 51.000 (betaling aankoop Mercedes processen-verbaal 2372 en 4311)
- contante storting op rekening [vader van de verdachte] ad € 9.400 (t.b.v. de aflossing Santander
proces-verbaal 2372)
- contante geldstortingen op rekening van [vader van de verdachte] ad € 21.500 (proces-verbaal 2187)
- contante geldstortingen op rekening van [de verdachte] ad € 3.950 (proces-verbaal 2116)
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die goederen en geldbedragen zijn en/of
die geldbedragen en goederen verworven, voorhanden gehad en/of omgezet,
terwijl hij, verdachte telkens wist, dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 (zaaksdossier C.01: periode 20 januari 2021 tot en met 24 mei 2021, zaaksdossier C.02: periode 25-28 november 2020, zaaksdossier C.03: periode 19-22 november 2020 en zaaksdossier C.04: periode 14-21 december 2020):
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid/middelen/inlichtingen te verschaffen en/of
zich en/of een ander gelegenheid/middelen/inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen,
meermalen gepleegd;
Ten aanzien van de
(zaaksdossier C.01)voorbereidings en -bevorderingshandelingen die zien op de onder feit 1 bewezenverklaarde invoer van cocaïne, geldt dat deze feiten in eendaadse samenloop met het onder feit 1 bewezenverklaarde zijn gepleegd.
feit 3:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1
Beroep op overmacht
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 een beroep gedaan op overmacht als bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens de raadsman was tijdens het plegen van de strafbare feiten sprake van psychische overmacht, dan wel overmacht in die zin dat sprake was van een noodtoestand. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er druk op de verdachte is uitgeoefend om de strafbare feiten te plegen. De verdachte werd vanaf november 2020 bedreigd en is ook een keer mishandeld. De dreiging was van dusdanige aard dat de verdachte hieraan onvoldoende weerstand kon bieden en niet anders kon dan de aanwijzingen die aan hem waren gegeven op te volgen. De vrees van de verdachte bleek ook gerechtvaardigd, want de verdachte is nadien ook in de penitentiaire inrichting bedreigd. Ook de vader van de verdachte is bedreigd. De verdachte heeft bij de politie over de bedreigingen verklaard, maar het Openbaar Ministerie heeft ten onrechte hiernaar nooit onderzoek gedaan. De verdachte moet volgens de raadsman daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt het volgende. Een verdachte kan zich beroepen op psychische overmacht indien tijdens het plegen van het strafbare feit sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Voor een geslaagd beroep op noodtoestand is vereist dat er sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een actuele concrete nood (bestaande uit een belangenconflict) waarbij de verdachte het zwaarstwegende belang heeft laten prevaleren.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten tijde van het plegen van de strafbare feiten geen sprake geweest van één van de bovengenoemde situaties, omdat de aan het verweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De verdachte was, anders dan de raadsman suggereert, de vaste gebruiker van het IMEI nummer eindigend op 756. Dit volgt onder meer uit de historische verkeersgegevens gedurende de periode 11 december 2019 tot en met 11 juni 2020, waaruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van dit IMEI-nummer woonachtig was in een bepaalde woonwijk in [plaatsnaam] . De verdachte woonde in die woonwijk. Uit de zendmastlocaties en verkeersgegevens blijkt dat de gebruiker van het IMEI nummer zich veelvuldig van [plaatsnaam] naar Schiphol bewoog, waar de verdachte werkte. Ten slotte volgt uit zendmastgegevens dat de gebruiker van 756 op 12 juni 2020 omstreeks 14:30 uur in de Mac Donalds in Hoofddorp was. Op de camerabeelden van de Mac Donalds is te zien dat de verdachte op dat moment in deze Mac Donalds was en daar een ontmoeting had met onder meer medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit het dossier volgt dat het IMEI nummer eindigend op 756, waarvan hiervoor is vastgesteld dat de verdachte daarvan de gebruiker was, gekoppeld was aan een cryptotelefoon en het encrochat-account [naam account] @encrochat.com. De verdachte heeft via dit account met anderen gecommuniceerd (pv account [naam account] , E.03, p. 35-38). Dat de verdachte de gebruiker was van dit account volgt onder meer uit een chatgesprek van 26 april 2020, waarin de verdachte een foto stuurt van een rijverbod dat hij de dag ervoor had gekregen. Op het rijverbod is de naam van verbalisant [verbalisant] vermeld met de plaatsnaam Den Haag. Dit komt overeen met een mutatie in het politiesysteem, waaruit blijkt dat de verdachte op 25 april 2020 door verbalisant [verbalisant] in Den Haag is aangehouden vanwege rijden onder invloed en aan hem een rijverbod is opgelegd.
De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf november 2020 werd bedreigd en zich daardoor gedwongen voelde om mee te gaan werken aan de invoer van cocaïne. Uit de chatgesprekken met het account [naam account] @encrochat.com blijkt echter dat de verdachte al ruim voor de bewezenverklaarde periode een groot aantal gesprekken heeft gevoerd die zagen op de invoer van verdovende middelen (pv verdenking, E.02, p. 33-53). In april en mei 2020 heeft hij gesprekken gevoerd met een onbekend gebleven persoon over controles van de douane en de mogelijkheid van drugstransporten via vliegtuigen vanuit Zuid-Amerika. Ook heeft de verdachte een foto met een lijst van vrachtplaten en een foto van douanevoertuigen gestuurd. In mei 2020 heeft de verdachte chatgesprekken gevoerd met medeverdachte [medeverdachte 1] over een verdovende middelentransport uit Ecuador, waarbij onder meer is gesproken over het aantal dozen dat wordt ingevoerd. Ook heeft hij foto’s van vrachtplaten met bloemendozen gestuurd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verdachte onder invloed van bedreigingen en een mishandeling, die volgens de verdachte in november 2020 plaatsvonden naar aanleiding van een frauduleus afgesloten hypotheek bij de ING, tot de strafbare feiten is gekomen. Overigens biedt het dossier ook geen enkel aanknopingspunt dat de verdachte tijdens de bewezenverklaarde periode is bedreigd. Het beroep op overmacht wordt dan ook verworpen.
Er is verder ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij het opleggen van een straf in matigende zin rekening moet worden gehouden met de bekennende verklaring van de verdachte en met de bedreigingen waar de verdachte mee te maken heeft gehad. Verder heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft primair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, met daarbij een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf van 240 uur. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf van tussen de twee en drie jaren op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende zes maanden met tussenpozen bezig gehouden met (het voorbereiden van) de invoer van cocaïne, verstopt in bloemendozen. De bloemendozen zaten in vrachtvliegtuigen die naar Nederland werden vervoerd. De verdachte was betrokken bij één voltooid transport van 320 kilogram cocaïne en bij het treffen van voorbereidingshandelingen gericht op het invoeren van tenminste drie zendingen verdovende middelen. De verdachte heeft zich bij het plegen van deze feiten enkel laten leiden door het oogmerk van snel en eenvoudig financieel gewin.
De verdachte had een initiërende en sturende rol in het geheel. Hij besprak met medeverdachte [medeverdachte 1] op welke dagen een drugstransport zou kunnen plaatsvinden. De verdachte had zelf bij vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf 1] gewerkt en kon daardoor zijn oud-collega’s benaderen om mee te werken bij de uitvoering van een drugstransport, dan wel de voorbereiding daarvan. Hij informeerde deze mededaders over de vlucht waarin de zending was verborgen en hoeveel dozen er zouden aankomen, regelde welke Schipholmedewerkers bij het uithalen van de cocaïne werden betrokken en regelde personen die de cocaïne verder zouden vervoeren. Ook gaf hij geldbedragen aan anderen die bij de voorbereiding van de drugstransporten waren betrokken. De verdachte werkte ten tijde van de strafbare feiten bij vrachtafhandelaar [vrachtafhandelingsbedrijf 2] en beschikte zelf ook over een Schipholpas waarmee hij op de beveiligde delen van Schiphol kon komen. Zo kon hij tijdens de invoer van de cocaïne zicht houden op het vrachtvliegtuig waarin de cocaïne was verborgen. Op deze wijze heeft hij op ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn positie en de bevoegdheden die hij en zijn mededaders hadden met betrekking tot de toegang tot beveiligde delen van de luchthaven Schiphol.
Voorafgaand aan de voltooide drugsinvoer van 24 mei 2021 was de verdachte bezig om ook voor een andere medeverdachte ( [medeverdachte 2] ) een drugstransport te regelen. Gelet op het voorgaande was de verdachte een belangrijke schakel tussen de organisatoren van verschillende drugstransporten en de mededaders die in de uitvoerende sfeer bij het drugstransport actief betrokken waren. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan en zal de rol van de verdachte en het misbruik van zijn positie en bevoegdheden in strafverzwarende zin betrekken bij de bepaling van de op te leggen straf.
De verdachte heeft door zijn handelen een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Dit is een wereld van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit en maatschappelijke ontwrichting, waarin zwaar geweld niet wordt geschuwd. Cocaïne is bovendien een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof, waardoor verslaving van deze harddrug voor gebruikers hiervan op de loer ligt. De samenleving ziet zich dagelijks geconfronteerd met gebruikers die overlast veroorzaken en strafbare feiten plegen ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij een bekennende verklaring over de drugsfeiten heeft afgelegd, ook al heeft hij daarvoor geen volledige verantwoordelijkheid genomen, waarbij de rechtbank het aannemelijk acht dat hij na het afleggen van deze verklaring door anderen onder druk is gezet. Dit moet beangstigend voor de verdachte zijn geweest.
Verder heeft de verdachte zich gedurende een periode van drie jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Hij heeft een groot aantal contante uitgaven gedaan en hij heeft contante geldbedragen op de rekening van zijn vader gestort, die vervolgens naar de bankrekening van de verdachte zijn overgemaakt. Deze geldbedragen zijn van misdrijf afkomstig. Ook heeft de verdachte een iPad en een koffiemachine voorhanden gehad die zijn betaald met uit misdrijf verkregen gelden. De verdachte heeft met contant geld onder meer een BMW X5 en een Mercedes Benz aangeschaft, waarbij hij heeft verhuld dat hij de eigenaar van deze voertuigen was door de auto’s op naam van zijn vader te stellen.
Door zo te handelen heeft de verdachte uit misdrijf verkregen gelden een schijnbaar legale herkomst gegeven.
Witwassen van crimineel geld vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, omdat de inkomsten uit misdrijven op deze manier aan het zicht van justitie worden onttrokken. Als strafverzwarende omstandigheid weegt de rechtbank de omvang en de continuïteit van het witwassen mee.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 13 juli 2021, omdat de verdachte op deze datum voor de betreffende zaak voor de eerste keer is verhoord en in verzekering is gesteld en hij daaraan steeds in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. De inhoudelijke behandeling van het onderzoek Sargood2 stond gepland voor juni 2023. Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling hebben vier pro forma dan wel regiezittingen plaatsgevonden. Door de verdediging is op de zitting van 7 juni 2023 een onderzoekswens gedaan, te weten het voegen van de JIT overeenkomst aan het dossier, met daarbij het verzoek om in de gelegenheid te worden gesteld hierna nog aanvullende onderzoekswensen in te dienen. Deze onderzoekswensen zijn vervolgens niet ingediend. Dit alles heeft ertoe geleid dat de inhoudelijke behandeling van deze omvangrijke zaak voor deze verdachte opnieuw moest worden gepland. Deze vertraging is naar het oordeel van de rechtbank niet aan het Openbaar Ministerie maar aan de verdediging te wijten. Hoewel de redelijke termijn is overschreden, zal de rechtbank daarom volstaan met de enkele constatering daarvan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op zijn strafblad van 8 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Straf
De aard en ernst van de feiten maken dat de rechtbank enkel een vrijheidsbenemende straf passend vindt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf vooral gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd, naar het door de verdachte gemaakte misbruik van zijn positie en naar zijn coördinerende rol bij de feiten in verhouding tot de rollen van zijn mededaders. Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van deze straf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Voorlopige hechtenis

7.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen, omdat de gronden die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid niet meer aanwezig zijn. De recidivegrond is niet meer van toepassing, omdat de verdachte sinds 15 juni 2022 vrij is en geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De 12-jaarsgrond moet ook vervallen, nu geen sprake was van een geschokte rechtsorde toen de verdachte in vrijheid werd gesteld en de feiten geruime tijd geleden zijn gepleegd.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de verdachte bij vonnis opnieuw te schorsen.
7.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen de verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis. Volgens de officier van justitie zijn de ernstige bezwaren en de gronden die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen nog steeds aanwezig.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De voorlopige hechtenis van de verdachte is bij beslissing van de rechtbank van 13 juni 2022 met ingang van 15 juni 2022 geschorst tot aan de dag van de uitspraak. Daarbij is, naast de algemene voorwaarde dat de verdachte geen strafbare feiten pleegt, als bijzondere voorwaarde onder meer een contactverbod met vijftien personen, onder wie enkele medeverdachten, opgelegd. De rechtbank was ten tijde van die beslissing van oordeel dat door het stellen van deze voorwaarden het recidiverisico voldoende kon worden ingeperkt en heeft aldus de persoonlijke belangen van de verdachte bij invrijheidsstelling in de beoordeling betrokken.
Namens de verdachte is verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank zal dat verzoek afwijzen. Uit de in dit vonnis opgenomen bewezenverklaring blijkt dat de ernstige bezwaren zoals ten grondslag gelegd aan het bevel nog steeds aanwezig zijn. Nu de verdachte zich na de onderhavige feiten, niet meer schuldig heeft gemaakt aan enig soortgelijk strafbaar feit, acht de rechtbank de recidivegrond niet langer aanwezig. Deze grond vervalt.
Als het gaat om de geschokte rechtsorde overweegt de rechtbank dat de verdachte wordt veroordeeld voor - onder meer - het medeplegen van de invoer van 320 kilogram cocaïne via de luchthaven Schiphol en voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van verdovende middelen gedurende een langere periode. Bij deze invoer en voorbereidingshandelingen heeft de verdachte een sturende rol gehad en zijn dienstverband bij Schiphol op ernstige wijze misbruikt. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Het gaat om een grote hoeveelheid drugs die is ingevoerd. De ervaring leert dat opheffing van de voorlopige hechtenis van personen die verdacht worden van, dan wel veroordeeld zijn wegens de georganiseerde in- of uitvoer van verdovende middelen tot onbegrip en gevoelens van onrechtvaardigheid bij het publiek kan leiden. De feiten en omstandigheden in deze zaak rechtvaardigen de veronderstelling dat daarvan sprake zal zijn. Gelet daarop acht de rechtbank deze grond van de voorlopige hechtenis nog steeds aanwezig. Het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank zal het verzoek tot het opnieuw schorsen van de voorlopige hechtenis van de verdachte toewijzen. De persoonlijke belangen van de verdachte, mede in aanmerking genomen de duur en het verloop van de eerdere schorsing, moeten zwaarder wegen dan het algemeen strafvorderlijk belang dat de voorlopige hechtenis thans wordt hervat. Daarbij komt dat de doelen die met de voorlopige hechtenis worden nagestreefd, door het stellen van voorwaarden aan een schorsing ook kunnen worden bereikt.

8.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een telefoon van het merk Apple, type iPhone en een personenauto van het merk Mercedes, type Benz, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de Mercedes Benz aan de verdachte toebehoort en geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit is verkregen. De onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn met behulp van de Apple iPhone, die aan de verdachte toebehoort, begaan of voorbereid.
9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 22 horloges en 6 horlogebandjes, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 55, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11. Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (ZEVEN) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK GSM, zwart, merk: Apple iPhone
- 1 STK Personenauto, Mercedes Benz, kenteken [kenteken] .
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 STK Horloge, G10049, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10050, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10051, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horlogeband, G10052, zwart
- 1 STK Horloge, G10053, bruin, merk: M. la Croix
- 1 STK Horlogeband, G10054, zwart
- 1 STK Horlogeband, G10055, zwart
- 1 STK Horloge, G10056, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horlogeband, G10057, zwart
- 1 STK Horloge, G10059, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10060, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10061, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10062, bruin, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10063, zilver/zwart, merk: M. la Croix
- 1 STK Horlogeband (zilveren schakels), G10064, zilver, merk: M
- 1 STK Horlogeband, G10065, half zwart
- 1 STK Horloge, G10068, zwart, merk: GC
- 1 STK Horloge, G10070, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10071, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10072, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge,G10073, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10074, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10083, goud/zilver, merk: M. La Croix
- 1 STK Horloge, G10084, goud/zilver, merk: GC
- 1 STK Horloge, G10085, goud/zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10086, groen, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10087, zilver, merk: M. la Croix
- 1 STK Horloge, G10088, zilver, merk: GC.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Beveelt dat de voorlopige hechtenis van de verdachte opnieuw wordt geschorst. Deze beslissing wordt apart opgemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. M. Rigter en mr. J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2024.
BIJLAGE I
De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv, ten laste gelegd dat

1.C.01 invoer in vereniging van 320kg cocaïne op 24 mei 2021

hij op of omstreeks 24 mei 2021 te Schiphol. gemeente Haarlemmermeer,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht ongeveer 320 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.Voorbereidingshandelingen invoer/vervoer van cocaïne in vereniging

hij op een of meer tijdstippen in de periode van 19 november 2020 tot en met 24 mei 2021, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in de gemeente Haarlemmermeer en/of Diemen en/of te Den Haag en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van een grote handelshoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen, en/of
- één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en)
immers, hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen (telkens) toen en daar opzettelijk:
C.01 periode 20 januari 2021 - 24 mei 2021
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en/of overleg gevoerd en of informatie uitgewisseld (onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto’s en/of nummers (van vrachtplaten) en/of over de loslocatie van vrachtplaten en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of over het betalen van geld en/of
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
- informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [vrachtafhandelingsbedrijf 1] en/of
- in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht, althans laten zoeken, en/of
- een film- of foto-opname gemaakt en/of gedeeld dan wel verzocht (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading); en/of
- een of meer geldbedragen gegeven en/of ontvangen voor verrichtte diensten en/of
- een of meer actietelefoons voorhanden gehad en/of
C.02 periode 25 november 2020 - 28 november 2020
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en/of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld (onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto's) en/of nummers (van vrachtplaten) en/of over de loslocatie van vrachtplaten en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde
verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
- informatie gevraagd dan wel gegeven over de personele bezetting bij [vrachtafhandelingsbedrijf 1] en/of
- in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht, althans laten zoeken, en/of
- een film- of foto-opname gemaakt en/of gedeeld (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading); en/of
- een of meer actietelefoons voorhanden gehad en/of
C.03 periode 19 november 2020 - 22 november 2020
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld (onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto's) en/of nummers (van vrachtplaten) en/of over de loslocatie van vrachtplaten en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde
verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
- een of meer andere Schipholmedewerkers benaderd om te assisteren met het uithalen en/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
- in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht, althans laten zoeken, en/of
- een of meer actietelefoons voorhanden gehad en/of
C.04 periode 14 december 2020 - 21 december 2020
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en/of overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld (onder meer over het hebben van voor de invoer relevante foto's) en/of nummers (van vrachtplaten) en/of over de loslocatie van vrachtplaten en/of over het geplaatst zijn van voornoemde verdovende middelen op de betreffende vlucht en/of over het werken van een GPS-tracker en/of over de controle van de douane van de betreffende vlucht, althans gesprekken gevoerd in versluierd taalgebruik met betrekking tot het invoeren en vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- zich gereed gehouden te assisteren bij het uithalen en,/of verder vervoeren van voornoemde verdovende middelen uit het betreffende vliegtuig van de luchthaven Schiphol en/of
- in of nabij het vliegtuig waar voornoemde verdovende middelen zich zouden bevinden gezocht. althans laten zoeken, en/of
- een film- of foto-opname gemaakt en/of gedeeld (van de in het betreffende vliegtuig aanwezige vrachtplaten en/of lading); en/of
- een of meer geldbedragen gegeven en/of ontvangen voor verrichtte diensten en/of
- een of meer actietelefoons voorhanden gehad;

3.C05 (gewoonte) witwassen in vereniging

hij in de periode van 01 januari 2018 tot en met 25 juni 2021 te [plaatsnaam] en/of Den Haag en/of elders in Nederland telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen, immers heeft verdachte en/of zijn mededaders telkens van onderstaande voorwerpen en of geldbedragen
- geldbedragen totaal ad € 48.613 (betaalde facturen [naam 3] proces-verbaal 4691)
- geldbedragen totaal ad € 17.678,70 (betaalde aankopen Hornbach, Mediamarkt. Swiss Sense, [naam 2] , [naam 5] . Favori Evim, Blokker, IKEA, Bijenkorf, [naam 1] , [naam 4] proces-verbaal 4414 en 4693)
- Melita koffie machine (proces-verbaal 4612)
- Ipad (proces-verbaal 4039)
- een geldbedrag ad € 7.873.29 (Stone Center proces-verbaal 4699)
- een geldbedrag ad € 3.490 (aanbetaling aankoop BMW proces-verbaal 4690)
- een geldbedrag ad € 51.000 (betaling aankoop Mercedes processen-verbaal 2372 en 4311)
- contante storting op rekening [vader van de verdachte] ad € 9.400 (t.b.v. de aflossing Santander
proces-verbaal 2372)
- contante geldstortingen op rekening van [vader van de verdachte] ad € 49.115 (proces-verbaal 2187)
- contante geldstortingen op rekening van [de verdachte] ad € 3.950 (proces-verbaal 2116)
meermalen eenmaal (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of
meermalen/eenmaal (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die goed(eren) en/of geldlening en/of geldbedrag(en) is zijn en/of
meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van dat/die geldbedrag(en) en of goed(eren) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die geldbedrag(en) en/of goed(eren) gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) wist(en), dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.