In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden. De kinderrechter heeft echter besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid van een tussentijdse toetsing. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, die in een onveilige thuissituatie verkeren door de problematiek van de ouders, waaronder psychische klachten en een gebrek aan inzicht in de gevolgen van hun gedrag op de kinderen.
De ouders zijn sinds de uithuisplaatsing van de kinderen niet meer met elkaar in contact en zijn bezig met de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap. De kinderen hebben in hun jonge leven al veel stressvolle situaties meegemaakt, waaronder huiselijk geweld en kindermishandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de fysieke en emotionele veiligheid van de kinderen te waarborgen. De Raad heeft zorgen geuit over de opvoedmogelijkheden van de ouders en de hechting tussen de kinderen en hun moeder.
De kinderrechter heeft de kinderen onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, ingaande op 12 maart 2024, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die ingaat op 15 maart 2024 en duurt tot 15 september 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er zal een nieuwe zitting plaatsvinden om de voortgang van de situatie te bespreken.