Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), die de belangen van [de minderjarige] behartigt. De moeder van [de minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, terwijl de vader niet in beeld is. De minderjarige verblijft sinds 23 maart 2023 in een pleeggezin, nadat zij eerder onder toezicht was gesteld van de GI. De kinderrechter heeft de procedure op basis van verschillende stukken en een mondelinge behandeling met gesloten deuren beoordeeld.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de thuissituatie van [de minderjarige], waaronder fysieke mishandeling en emotionele verwaarlozing. De moeder heeft in het verleden veel stressvolle situaties meegemaakt en er zijn zorgen over haar middelengebruik. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 20 juni 2024. De moeder heeft verzocht om afwijzing van dit verzoek, stellende dat de zorgen niet voldoende zijn onderbouwd en dat de omgang met [de minderjarige] goed verloopt.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De zorgen over de moeder en de thuissituatie zijn nog steeds aanwezig, en de kinderrechter heeft besloten de machtiging te verlengen tot 1 mei 2024. De beslissing over het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot een latere zitting, waarbij de GI is verzocht om de rechtbank en de moeder tijdig te informeren over de actuele stand van zaken.