Als onderbouwing van het verzoek is namens de Raad het volgende naar voren gebracht.
[de minderjarige] woont al langer niet meer bij zijn moeder en wil geen contact met haar. De relatie tussen hen is ernstig verstoord. In de thuissituatie waren er steeds meer ruzies en escalaties tussen hen, waarbij [de minderjarige] zich steeds zelfbepalender en agressiever gedroeg. De moeder was steeds meer onmachtig in de opvoeding en maakte zich ook zorgen over haar veiligheid. [de minderjarige] en de moeder hebben echter hele verschillende verhalen over de thuissituatie. [de minderjarige] heeft namelijk verteld dat de moeder hem zeer slecht behandelde en zelfs heeft mishandeld. Zo zou hij veel taken in huis moeten doen, zijn geld aan de moeder moeten afdragen en op bijzondere manieren gestraft worden. [de minderjarige] heeft deze verhalen ook op school verteld. De moeder ontkent stellig wat [de minderjarige] heeft gezegd. Het is verder onduidelijk of er bij [de minderjarige] sprake is van trauma.
[de minderjarige] heeft eerst bij twee verschillende tantes mz verbleven en verblijft sinds april 2023 bij zijn grootmoeder. Hier gaat het goed met hem. De moeder staat hier echter niet achter en wil dat [de minderjarige] zo snel mogelijk begeleid gaat wonen. Ook de Raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat hij in elk geval op termijn begeleid zal wonen.
Daarnaast is er een ingewikkelde relatie tussen de moeder enerzijds en de grootmoeder en de tantes anderzijds. Er is vrijwel geen contact tussen hen of dit verloopt met ruzies. De afgelopen periode hebben de betrokken familieleden (gezags)beslissingen over [de minderjarige] genomen in plaats van de moeder, waarbij zij niet of onvoldoende is geraadpleegd.
Verder is niet duidelijk op welk cognitief niveau [de minderjarige] functioneert. Hij vertelt hoogbegaafd te zijn en heeft hulpverlening van het Centrum voor hoogbegaafdheid. Zijn therapeut ziet dat hij op sommige vlakken functioneert als een hoogbegaafde en ook soortgelijke klachten ervaart. Er is echter geen diagnose gesteld. De moeder heeft juist weer aangegeven dat er diverse intelligentieonderzoeken zijn gedaan, met verschillende resultaten; van zwakbegaafd tot een gemiddelde intelligentie of een heel disharmonisch profiel. Het is daarom van belang dat een persoonlijkheidsonderzoek bij [de minderjarige] wordt gedaan om onder meer te kijken of sprake is van hoogbegaafdheid en dyslexie. Ook is dit onderzoek van belang om te weten welke instelling voor begeleid wonen bij [de minderjarige] past en welke hulp hij nodig heeft.
[de minderjarige] ging, na een periode van schooluitval, naar praktijkschool [praktijkschool] , waar hij zijn eindexamen heeft gedaan. Op school is ervaren dat [de minderjarige] veel prikkelverwerkingsproblemen heeft en hij zodanige gedragsproblemen liet zien dat hij een keer geschorst is. Dit is verbeterd sinds hij trajectbegeleiding heeft gehad. Verder was de school van mening dat de moeder te betrokken was op [de minderjarige] en hem teveel beschermde, waardoor hij niet de zelfstandigheid kon ontwikkelen die past bij zijn leeftijd. Tot slot heeft [de minderjarige] weinig aansluiting bij leeftijdsgenoten.