ECLI:NL:RBNHO:2024:3271

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
15/037262-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenhandel en drugshandel met gevangenisstraf

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende bijna vijf maanden schuldig heeft gemaakt aan het zonder erkenning onderhandelen over de verkoop van vuurwapens en handgranaten, alsook aan het aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte bekende chatberichten te hebben verstuurd via een SKY-account, maar ontkende strafbare feiten te hebben gepleegd. De rechtbank wees een verzoek van de verdediging om getuigen te horen af, omdat identificatie van de gebruikers van de tegenaccounts niet mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van artikel 6 EVRM was, omdat de intentie van de verdachte met de verstuurde berichten van doorslaggevend belang was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waaronder het onderhandelen over de aankoop en verkoop van vuurwapens en het voorbereiden van de uitvoer van cocaïne naar Zweden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de illegale wapen- en drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/037262-23 (P)
Uitspraakdatum: 7 maart 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 februari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en - plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1
het zonder erkenning ter beschikking stellen en verhandelen en/of het onderhandelen over de aankoop, verkoop en levering van vuurwapens van categorie III en munitie, in de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 te Zaandam en/of Amsterdam;
Feit 2
het zonder erkenning ter beschikking stellen en verhandelen en/of het onderhandelen over de aankoop, verkoop en levering van (vuur)wapens van categorie II en munitie, in de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 te Zaandam en/of Amsterdam;
Feit 3
het op 3 momenten opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne, in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 15 januari 2021 te Zaandam en/of Amsterdam;
Feit 4
het voorbereiden van een of meer feiten als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, in de periode van 25 januari 2021 tot en met 2 maart 2021 te Zaandam en/of Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Verzoek tot horen tegenaccounts en beroep op artikel 6 EVRM

De raadsman heeft op de zitting zijn eerder gedane verzoek herhaald (al dan niet in voorwaardelijke zin geformuleerd) om de negen gebruikers van de SKY-accounts waar de verdachte mee heeft gecommuniceerd als getuige te horen. Deze getuigen zouden de verklaring van de verdachte – inhoudende dat de (chat)gesprekken die hij heeft gevoerd nimmer tot een transactie hebben geleid – kunnen bevestigen, aldus de raadsman. De officier van justitie heeft op 21 december 2023 aan de rechter-commissaris, na opdracht daartoe van de rechtbank, kenbaar gemaakt dat onderzoek naar de negen SKY-accounts geen identificatie van personen heeft opgeleverd. Om deze reden is het niet mogelijk om de gebruikers van de tegenaccounts te horen.
De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
Voor zover de raadsman van mening is dat door de afwijzing van zijn verzoek en het feitelijk niet kunnen horen van de gebruikers van de tegenaccounts, sprake is van schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft bekend de gebruiker van het SKY-account [naam 1] te zijn geweest en de in het dossier bevindende (chat)berichten van dit account te hebben gestuurd. De verdachte heeft ook verklaard dat hij als tussenpersoon deze (chat)gesprekken over wapens en drugs heeft gevoerd omdat hij wilde kijken of hij er als tussenpersoon wat mee kon verdienen. Dit is volgens de verdachte niet gelukt omdat er nimmer een transactie tot stand is gekomen. De (chat)berichten waren volgens de verdachte grootspraak en hij heeft ook nooit wapens of drugs in zijn bezit gehad.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte een duiding aan de inhoud van de door hem met het SKY-account [naam 1] verstuurde (chat)berichten heeft gegeven. Hoewel de rechtbank met de verdediging van oordeel is dat de verzochte getuigen de stelling van de verdachte zouden kunnen bevestigen dat er nimmer daadwerkelijk een transactie tot stand is gekomen, zijn die getuigen – ook indien deze wél geïdentificeerd zouden zijn – echter niet in staat om te verklaren met welke intentie de verdachte aan deze (chat)gesprekken heeft deelgenomen. Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij als tussenpersoon probeerde geld te verdienen en het hierna onder 4.4 te geven oordeel over de bewezenverklaring, is – uitgaande van de situatie waarin geen transacties tot stand zijn gekomen – de intentie van de verdachte waarmee hij de betreffende (chat)berichten heeft gestuurd, van doorslaggevende betekenis. De gebruikers van de tegenaccounts kunnen echter niets verklaren over de intentie waarmee de verdachte deze gesprekken is aangegaan. Dit geldt des te meer nu de verdachte heeft aangegeven dat hij alleen via zijn cryptotelefoon contact met de tegenaccounts had en verder niet wist wie achter deze accounts schuil gingen (hetgeen overigens ook één van de bedoelingen is van het op deze wijze communiceren), zodat de gebruikers van deze tegenaccounts, net zoals de rechtbank, enkel uit konden gaan van de door de verdachte via zijn cryptotelefoon verzonden berichten. Ook voor zover de gebruikers van de tegenaccounts wel geïdentificeerd zouden zijn, zou hun verklaring daarom geen ander licht kunnen werpen op de door de verdachte zelf gestuurde berichten en zijn bedoeling daarmee.
Nog daargelaten dat de raadsman geen consequenties heeft verbonden aan zijn betoog, is de rechtbank daarom van oordeel dat geen sprake is van de situatie dat de procedure “
as a whole” niet eerlijk is geweest, waardoor geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM.
Voor zover de verzochte getuigen over hun eigen intenties zouden kunnen verklaren, is de rechtbank van oordeel dat dat dit niet relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten meent de raadsman dat de chatberichten onvoldoende bewijs zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte nimmer heeft kunnen beschikken over wapens en handgranaten en nimmer over een potentiële levering heeft gecommuniceerd. Naar de mening van de verdediging kan er daarom ook niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde makelaardij in wapens en munitie worden gekomen. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte enkel op 13 januari 2021 de beschikkingsmacht over een hoeveelheid verdovende middelen heeft gehad. Vanwege de zeer korte tijd dat de verdachte hierover kon beschikken, is echter geen sprake geweest van eigenaarschap van de verdachte met betrekking tot deze verdovende middelen. Ten aanzien van de andere in dat feit genoemde data kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de beschikking over verdovende middelen heeft gehad. Tenslotte heeft de raadsman zich ten aanzien van feit 4 op het standpunt gesteld dat de verdachte geen middelen bestemd voor de uitvoer ter beschikking heeft gesteld, zodat de verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
partiële vrijspraak feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte achter de eerste twee bulletpoints onder feit 3 ten laste is gelegd, zodat hij van feit 3 partieel moet worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier en de verklaring van de verdachte onvoldoende aanknopingspunten bieden dat de verdachte in of omstreeks de periode van 15 augustus 2020 tot en met 20 augustus 2020 en op of omstreeks 20 september 2020 opzettelijk een hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad. Uit het enkele feit dat de verdachte in (chat)berichten cocaïne aan anderen heeft aangeboden en foto’s van blokken cocaïne (door)stuurde, kan de voor een bewezenverklaring vereiste beschikkingsmacht over die cocaïne niet worden afgeleid. Dit geldt anders voor 13 januari 2021, omdat uit het chatbericht en de verklaring van de verdachte op de zitting is gebleken dat de verdachte op dat moment wel heeft kunnen beschikken over de cocaïne.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage 2bij dit vonnis zijn opgenomen.
4.3.3
Bewijsmotivering feiten 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 zonder erkenning heeft onderhandeld over de aankoop en verkoop van automatische en niet-automatische wapens en handgranaten. Uit de chatberichten volgt dat de verdachte veelvuldig met contacten sprak over de aankoop en verkoop van wapens en handgranaten. Zo communiceert de verdachte over prijzen, aanwezige voorraden, stuurt hij foto’s van wapens door en bericht hij over (de herkomst van) bepaalde wapenmerken. Op de vraag of er ook “appels” zijn (het is de rechtbank ambtshalve bekend dat met appels in het criminele milieu doorgaans een handgranaat wordt bedoeld als gesproken wordt over een vraagprijs van 110 euro voor een “appel”) reageert de verdachte: “ga ff teksten” en daarna laat hij weten dat hij geen appels heeft kunnen vinden. Als er vervolgens weer “appels” van 100 euro op voorraad zijn, benadert hij meerdere contacten pro-actief om deze aan te bieden. Deze gesprekken zijn gedetailleerd en de opbouw ervan wijst erop dat het doel is om een transactie te sluiten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen van de verdachte aan te merken als wapenmakelaardij.
De verdachte heeft op de zitting ook verklaard dat hij inderdaad probeerde om als tussenpersoon bij de verkoop van wapens op te treden ‘om een graantje mee te pikken’, maar stelt dat het nooit tot een transactie heeft geleid. Voor een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 is echter niet van belang of de verdachte ook daadwerkelijk een transactie heeft gesloten, de wapens ook daadwerkelijk in zijn bezit heeft gehad en of de verdachte er daadwerkelijk aan heeft verdiend, nu reeds het onderhandelen over de aankoop of verkoop van vuurwapens leidt tot een strafbare gedraging. Immers, ook als een transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, laat dat onverlet dat de verdachte de onderhandelingen over die transactie heeft gevoerd en in die zin dus als wapenmakelaar heeft opgetreden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het, zonder erkenning, onderhandelen in vuurwapens en handgranaten.
4.3.4.
Bewijsmotivering feit 4
De rechtbank stelt voorop dat de voorbereiding en/of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (korter gezegd: drugshandel), in artikel 10a, eerste lid van die wet als zelfstandig delict strafbaar is gesteld teneinde in een vroeg stadium van de organisatie van de (internationale) handel in drugs in te kunnen grijpen. Dit betekent dat reeds strafbaar is het uiting geven van de intentie om verdovende middelen te vervoeren of in te voeren door het plegen van daarop gerichte voorbereidings- of bevorderingshandelingen. Het resultaat van die handelingen doet daaraan niet af. Bij het interpreteren van chatgesprekken in dat kader moet terughoudendheid worden betracht als de inhoud daarvan geen blijk geeft van een duidelijke intentie.
De rechtbank is van oordeel dat uit de berichten die bij de bewijsmiddelen zijn opgenomen blijkt dat de verdachte heeft gesproken over de verkoop van cocaïne, alsmede over het uitvoeren van cocaïne naar Zweden en voorts dat de verdachte de nodige inspanningen heeft verricht om de transactie te laten plaatsvinden. Gedurende een periode van enkele weken hebben de verdachte en het tegenaccount gesproken over prijzen, transport, prijzen inclusief transport naar Zweden, hoeveelheden en een eerste (kleinere) proefzending, waarna telkens dertig kilogram zou worden afgenomen. Tevens is gesproken over de kwaliteit en heeft de verdachte foto’s van blokken cocaïne gestuurd. Daarnaast is tevens gesproken over het moment van betalen en de valuta waarin betaald zou moeten worden. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de stelling van de verdachte dat wat hij in de berichten heeft geschreven grootspraak is, zodat de rechtbank aan die verklaring voorbij gaat.
Naar het oordeel van de rechtbank is de inhoud van de Sky-berichten voldoende concreet om te kunnen spreken van strafbare voorbereidingshandelingen. De berichten betreffen niet slechts het uitwisselen van algemene kennis en informatie. De door de verdediging ingenomen stelling dat de berichten niet tot een geslaagde transactie hebben geleid, maakt niet dat geen sprake is van voorbereidingshandelingen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 25 januari 2021 tot en met 2 maart 2021 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de verkoop en uitvoer van cocaïne.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 in Nederland, zonder erkenning heeft onderhandeld over de aankoop en verkoop van wapens, en het feit heeft begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie III:
• [PV determinatie, vuurwapen 02] een pistool (merk “CZ”, model VZ 61 Scorpion) en
• [PV determinatie, vuurwapen 04] een geweer (merk “ARMI”, model Jager ap75) en
• [PV determinatie, vuurwapen 05] een pistool (merk “Sites”, model Spectre M4) en
• [PV determinatie, vuurwapen 07] een geweer (AR15 platform) en
• [PV determinatie, vuurwapen 08] een pistool (merk: “Glock”, model 17) en
• [PV determinatie, vuurwapens 10] één of meer pisto(o)l(en) (merk: “Glock”, model 26) en
• [PV determinatie vuurwapen 11] tien, althans één of meer, pisto(o)l(en) (merk “CZ”, model p10 Micro) en
• [PV determinatie, vuurwapen 13] een (hagel)geweer en
• [PV determinatie, vuurwapen 14] een pistool (“Grand Power”, model k100)).
Feit 2
hij in de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 in Nederland, zonder erkenning heeft onderhandeld over de aankoop en verkoop van wapens, en het feit heeft begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie II, onderdeel 2°:
• [PV determinatie vuurwapens 03] zeven, althans één of meer, aanvalsgewe(e)r(en) (AK-47) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 09] een machinepistool (“IMI”, model UZI))
en het feit heeft begaan met betrekking tot wapens van categorie II, onderdeel 7°, te weten:
• handgranaten.
Feit 3
hij op 13 januari 2021 in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Feit 4
hij in de periode van 25 januari 2021 tot en met 2 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (meermalen) opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne voor te bereiden en/of te bevorderen,
- anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een voorwerp voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat dat bestemd was tot het plegen van dat/die feiten, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader, tezamen en in vereniging met een ander:
- een (encryptie)telefoon/Sky-account voorhanden gehad en gebruikt en
- via die (encryptie)telefoon/account met de gebruiker van het Sky-account [naam 2] gecommuniceerd en informatie verstrekt over:
• de vraag of en/of omstandigheid dat verdachte “good coke in hol” heeft en wat de prijs (“34.000”) (daarvan) is en
• de vraag of en/of omstandigheid dat verdachte het transport naar Zweden kan organiseren (“U have tp?” en “Then is more bro”) en de vraag hoe hoog de prijs in dat geval is (“36 to Sweden”) en
• de vraag of en/of de omstandigheid dat de gebruiker van het account [naam 2] en/of diens contacten in de toekomst frequenter en/of grote(ere) hoeveelheden van verdachte kunnen en/of zullen gaan afnemen (“Look bcuz we can take 30 in future” en “30kg every time if u want. We are 4-5 ppl”) en
• de vraag of en/of de omstandigheid dat de gebruiker van het account [naam 2] en/of diens contacten (voorafgaande aan een transport) geld aan een familielid van verdachte kan/kunnen en/of moet(en) laten zien (“Bring the money to my cousin” en “When you show him the money”) en
• de vraag of verdachte betaling in Zweedse Kronen accepteert en/of zal accepteren en
- via die (encryptie)telefoon/account) de gebruiker van het account [naam 2] afbeeldingen van blokken cocaïne heeft toegezonden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II meermalen gepleegd.
Feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 4:
Om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, een ander trachten te bewegen daarbij behulpzijn te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en zich of een ander gelegenheid of middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de strafsoort en -maat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vijf maanden schuldig gemaakt aan het zonder erkenning onderhandelen over automatische en niet-automatische vuurwapens en handgranaten. De verdachte heeft hiermee een bijdrage geleverd aan het veelvuldig en ongecontroleerd verspreiden van wapens binnen het criminele circuit. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft. Dat vuurwapens een gevaar vormen voor de samenleving blijkt uit het feit dat er regelmatig vuurwapenincidenten plaatsvinden, steeds vaker met dodelijke afloop. De combinatie van het actief zijn in drugs- en wapenhandel baart de rechtbank grote zorgen, gelet op het geweld dat vaak samengaat met drugshandel. De verdachte heeft maar zeer beperkt openheid van zaken willen gegeven en heeft geprobeerd zijn rol zo klein mogelijk te maken. Hij heeft daarmee geen volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn betrokkenheid bij de strafbare feiten. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van cocaïne en heeft hij zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zagen op de uitvoer van cocaïne naar Zweden en het afleveren en verstrekken daarvan. De verdachte vervulde daarbij een coördinerende rol en voorzag de andere persoon met wie hij over de drugstransport communiceerde van informatie. In vele chatberichten hebben de verdachte en zijn mededader contact met elkaar gehad over het vervoer, prijzen, hoeveelheden en de kwaliteit van de cocaïne.
De rechtbank acht deze bewezenverklaarde feiten ernstig. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van ook zeer zware criminaliteit, waaronder levensdelicten en ondermijning. Om de volksgezondheid te beschermen en om de andere vormen van criminaliteit met betrekking tot verdovende middelen te beperken, zijn voorbereidingshandelingen gericht op de uitvoer van drugs met hoge straffen bedreigd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad van 1 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder is veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten.
De oriëntatiepunten voor het opzettelijke aanwezig hebben van harddrugs differentiëren aan de hand van het gewicht van de drugs waarop het bewezenverklaarde betrekking heeft. In geval van het opzettelijk aanwezig hebben van één kilo harddrugs is het uitgangspunt dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend is.
Voor de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en met betrekking tot de bewezenverklaarde makelaardij in wapens en handgranaten zijn binnen de rechtspraak geen oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken door de rechtbanken en gerechtshoven in het land worden opgelegd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigen, en dat slechts een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt een passende straf is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vijf jaren moet worden opgelegd, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK telefoontoestel (omschrijving: NHRAA22030-769469, blauw/paars, merk: Apple) aan de verdachte zal worden teruggegeven.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het in beslag genomen voorwerp aan de verdachte moet worden teruggegeven.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 STK telefoontoestel (omschrijving: NHRAA22030-769469, blauw/paars, merk: Apple) moet worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet;
9 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijf (5) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten 1 STK telefoontoestel (omschrijving: NHRAA22030-769469, blauw/paars, merk: Apple).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2024.
Bijlage 1
Tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, zonder erkenning één of meer wapens of munitie in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verhandeld,
en/of
heeft onderhandeld over en/of (een) transactie(s) heeft geregeld voor de aankoop en/of verkoop en/of levering van één of meer wapens of munitie, en het/de feit(en) heeft begaan met betrekking tot (een) vuurwapen(s) van categorie III (waaronder:
• [PV determinatie, vuurwapen 02] een pistool ( merk “CZ”, model VZ 61 Scorpion) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 04] een geweer (merk “ARMI”, model Jager ap75) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 05] een pistool (merk “Sites”, model Spectre M4) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 07] een geweer (AR15 platform) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 08] een pistool (merk: “Glock”, model 17) en/of
• [PV determinatie, vuurwapens 10] één of meer pisto(o)l(en) (merk: “Glock”, model 26) en/of
• [PV determinatie vuurwapen 11] tien, althans één of meer, pisto(o)l(en) (merk “CZ”, model p10 Micro) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 13] een (hagel)geweer en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 14] een pistool (“Grand Power”, model k100))
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juli 2020 tot en met 30 november 2020 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, zonder erkenning één of meer wapens of munitie in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verhandeld,
en/of
heeft onderhandeld over en/of (een) transactie(s) heeft geregeld voor de aankoop en/of verkoop en/of levering van één of meer wapens of munitie, en het/de feit(en) heeft begaan met betrekking tot (een) vuurwapen(s) van categorie II, onderdeel 2° (waaronder:
• [PV determinatie vuurwapens 03] zeven, althans één of meer, aanvalsgewe(e)r(en) (AK-47) en/of
• [PV determinatie, vuurwapen 09] een machinepistool (“IMI”, model UZI))
en/of het/de feit(en) heeft begaan met betrekking tot (een) wapen(s) van categorie II, onderdeel 7°, te weten:
• één of meer handgranaten;
3
hij op éen of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 15 januari 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad en/of te Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, (waaronder:
• in of omstreeks de periode van 15 augustus 2020 tot en met 20 augustus 2020 “3” “hele” “col bol” en/of
• op of omstreeks 20 september 2020 één of meer blok(ken) “boli” en/of
• op of omstreeks 13 januari 2021 (tenminste) één blok),
althans (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne);
4
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 januari 2021 tot en met 2 maart 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (meermalen) opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feiten,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- een of meer (encryptie)telefoon(s)/Sky-account(s) voorhanden gehad en/of gebruikt en/of;
- via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) met de gebruiker van het Skyaccount [naam 2] gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt en/of ontvangen over:
• de vraag of en/of omstandigheid dat verdachte “good coke in hol” heeft en/of wat de prijs (“34.000”) (daarvan) is en/of
• de vraag of en/of omstandigheid dat verdachte het transport naar Zweden kan organiseren (“U have tp?” en “Then is more bro”) en/of de vraag hoe hoog de prijs in dat geval is (“36 to Sweden”) en/of
• de vraag of en/of de omstandigheid dat de gebruiker van het account [naam 2] en/of diens contacten in de toekomst frequenter en/of grote(ere) hoeveelheden van verdachte kunnen en/of zullen gaan afnemen (“Look bcuz we can take 30 in future” en “30kg every time if u want. We are 4-5 ppl”) en/of
• de vraag of en/of de omstandigheid dat de gebruiker van het account [naam 2] en/of diens contacten (voorafgaande aan een transport) geld aan een familielid van verdachte kan/kunnen en/of moet(en) laten zien (“Bring the money to my cousin” en “When you show him the money”) en/of
• de vraag of verdachte betaling in Zweedse Kronen accepteert en/of zal accepteren
en/of
- via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) de gebruiker van het account [naam 2] één of meer afbeeldingen van (een) blok(ken) cocaïne heeft toegezonden.