6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen iets meer dan drie maanden schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten.
Het meest heftige feit is de mishandeling van zijn stiefmoeder. Verdachte heeft zich richting haar zeer agressief gedragen, door haar flink te slaan en te stompen in het gezicht in haar eigen woning op een voor haar onverwacht moment. Hij heeft dit volgens zijn eigen verklaringen gedaan, omdat zij niet met hem in gesprek wilde gaan en hem voor zijn gevoel aan het uitlachen was. Wat daar ook van zij, de reactie van verdachte daarop is volkomen buiten proportie geweest. Door deze geweldsexplosie heeft de stiefmoeder zwaar lichamelijk letsel opgelopen (meerdere fracturen in het gezicht). Uit haar slachtofferverklaring ter zitting blijkt dat de mishandeling een enorme en langdurige impact op haar heeft. Een jaar na de pleegdatum heeft zij namelijk nog veel last van wat haar is aangedaan, ook in psychische zin. Ook verdachtes vader is geraakt door de mishandeling van de stiefmoeder (zijn partner). Hij was op dat moment in de tuin bezig en heeft haar vlak na de mishandeling in bebloede toestand aangetroffen. Dit moet heftig voor hem zijn geweest gelet op de foto’s waaruit de toestand van de stiefmoeder blijkt, direct na de mishandeling. Daarnaast zorgt dit soort misdrijven ook voor gevoelens van onveiligheid in de directe omgeving van de daders en slachtoffers, zoals voor de buren in dit geval, en verder in de samenleving.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en hard- en softdrugs. Ook dit zijn ernstige feiten. Zo is het een feit van algemene bekendheid dat het bezit van een vuurwapen in de samenleving in toenemende mate leidt tot het gemakkelijk gebruik ervan, met alle risico's van dien voor de betrokkenen en voor toevallig aanwezige derden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 24 januari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig gewelds-, wapen- of drugsdelict;
- het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 30 november 2023 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog;
- het Pro Justitia psychiatrisch onderzoeksrapport van 6 december 2023 van [psychiater] , (kinder- en jeugd) psychiater, en [arts assistent] , aios psychiatrie;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Raad van 23 februari 2024.
Het psychologisch rapport van 30 november 2023 houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van ADHD, ASS, een cannabisverslaving (in vroege, gedwongen remissie), een gameverslaving, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, ouder-kind relatieproblematiek en vroegkinderlijk trauma.
Het psychiatrisch rapport van 6 december 2023 houdt daarnaast in dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis.
In beide rapporten staat verder dat deze stoornissen ook ten tijde van de ten laste gelegde mishandeling aanwezig waren en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte hebben beïnvloed. De rapporteurs adviseren die mishandeling aan verdachte in geval van bewezenverklaring in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt door de rapporteurs als hoog ingeschat.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van die rapporten en maakt die tot de hare. Gelet op de aard van de geconstateerde stoornissen gaat de rechtbank ervan uit dat deze aanwezig waren ten tijde van alle tenlastegelegde feiten, dat deze de gedragskeuzes of gedragingen van verdachte ten tijde van alle tenlastegelegde feiten hebben beïnvloed en dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate dient te worden toegerekend.
Uit het rapport van 23 februari 2024 en de toelichting daarop ter zitting blijkt dat de Raad, in overleg en samenspraak met de jeugdreclassering, achter het advies van de Pro Justitia rapporteurs staat dat een langdurige, persoonsgerichte behandeling van verdachte noodzakelijk is. Met de huidige begeleiding bij MareZorg , aangevuld met de te starten externe behandeling, schat de Raad het risico op recidive binnen een paar maanden in als laag. De Raad adviseert dan ook om een voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan dergelijke bijzondere voorwaarden te verbinden om verdachte te helpen in zijn verdere ontwikkeling en het recidive risico (verder) te verlagen. De Raad adviseert om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen en niet een deels voorwaardelijke jeugddetentie. De Raad schat namelijk in dat het kader van voorwaardelijke jeugddetentie niet het gewenste effect zal sorteren, gezien de angst van verdachte voor terugkeer naar een Forensisch Centrum Jeugd en de verlammende werking daarvan.
De rechtbank neemt daarnaast (ten voordele) van verdachte in aanmerking, dat verdachte door zijn houding ter zitting ervan blijk heeft gegeven dat hij inziet dat hij fout is geweest en zijn excuses heeft aangeboden aan zijn stiefmoeder. Hij heeft ook laten zien dat hij het belang van zijn behandeling en begeleiding inziet.
Alles afwegende is de rechtbank – anders dan geadviseerd door de Raad en bepleit door de verdediging – van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur een passende straf is. Het enkel opleggen van een werkstraf staat niet in verhouding tot de ernst van de bewezenverklaarde mishandeling en het wapenbezit. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 44 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht. Dat betekent dat verdachte niet terug hoeft naar detentie. Ook zalt het voorwaardelijk deel aan jeugddetentie dat nog boven zijn hoofd blijft hangen, niet te hoog zijn. In zoverre wordt in enige mate rekenschap gegeven van de inschatting van de Raad dat een voorwaardelijke jeugddetentie verlammend zal werken.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter ook hierbij bepalen dat een groot gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Daarmee houdt de rechtbank rekening met de (op dit moment) beperkte draagkracht van verdachte in samenhang met het strakke en intensieve pakket aan bijzondere voorwaarden waar hij zich aan zal moeten houden. Er zal verder worden bepaald dat het onvoorwaardelijk opgelegde gedeelte van de werkstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
De rechtbank zal – gelet op de bepaling van artikel 77y, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht – een proeftijd van twee jaren verbinden aan de voorwaardelijke delen van de jeugddetentie en van de werkstraf, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie en werkstraf, de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die zijn geadviseerd door de Raad in het raadsrapport en aangevuld ter zitting. Die voorwaarden houden kortgezegd in: toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, wonen bij en zich laten begeleiden door MareZorg , meewerken aan het vinden van een vervolgplek en daar verblijven, meewerken aan een onderzoek door de GGZ en aan de daaruit voortvloeiende behandeladviezen en een zinvolle dagbesteding hebben in de vorm van (betaald) werk en/of opleiding.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De rechtbank stelt verder vast dat de Pro Justitia rapporteurs het recidiverisico als hoog inschatten. Ook de Raad schat het recidiverisico op dit moment, buiten de huidige setting van MareZorg en zonder verdere behandeling, (ter zitting) als hoog in. De rechtbank is in dat licht bezien van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien de voortzetting van de behandeling niet gegarandeerd is. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen, aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie verbonden voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.