ECLI:NL:RBNHO:2024:3196

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10951235 \ CV EXPL 24-420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake informatieplichten bij overeenkomst op afstand in kinderopvang

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Babino B.V., gevestigd te Assendelft, de gedaagde partij gedagvaard. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert een bedrag van € 1.730,94, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag, alsook vergoeding van proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van toepassing zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan deze informatieplichten is voldaan.

De kantonrechter heeft de gevorderde hoofdsom toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De algemene voorwaarden zijn ambtshalve getoetst en niet oneerlijk bevonden. De gevorderde rente is eveneens toegewezen. Echter, de eisende partij heeft geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet is gebleken dat de gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, zoals vereist door de wet.

De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 1.477,26, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 713,39. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof op 4 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10951235 \ CV EXPL 24-420
Uitspraakdatum: 4 april 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Babino B.V.
gevestigd te Assendelft
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 1.730,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.397,65 vanaf 7 februari 2024. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
De (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
2.4.
De hoofdsom zal worden toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.5.
De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten de artikelen 17 lid 4, 5 en 6 van de Algemene voorwaarden, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
2.6.
De gevorderde rente is ook toewijsbaar, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.7.
De eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan de gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
2.8.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.477,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.397,65 vanaf 7 februari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 137,39 wegens dagvaardingskosten,
€ 372,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter