ECLI:NL:RBNHO:2024:3184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/15/348451 / JU RK 24-146
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De ouders van de minderjarige, die al vrijwillig op een woongroep verblijft, hebben hulp geaccepteerd en er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die te maken heeft met problemen op school en in de thuissituatie. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de ouders niet in staat zouden zijn om de nodige stabiliteit en aandacht te bieden. Tijdens de zitting heeft de minderjarige aangegeven dat zij niet gelooft dat een ondertoezichtstelling zal helpen en dat zij het moeilijk vindt om verplichtingen opgelegd te krijgen. De moeder heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, omdat zij vindt dat zij en de minderjarige al de nodige hulp accepteren en dat een ondertoezichtstelling contraproductief zou zijn. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders en de minderjarige de noodzakelijke zorg accepteren en dat de huidige vrijwillige hulpverlening voldoende is. Daarom is het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/348451 / JU RK 24-146
Datum uitspraak: 11 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. N.H. Fridsma te Heemskerk,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de raad] als vertegenwoordiger van de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de Jeugd- en Gezinsbeschermers Haarlem (hierna: de GI).
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting haar mening gegeven in een apart gesprek met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [verblijfplaats] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.
Ook heeft de Raad verzocht machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Tot slot heeft de Raad verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de Raad naar voren gebracht dat het de moeder in de thuissituatie niet lukte haar dochter voldoende aandacht en stabiliteit te bieden. Er waren tussen hen veel spanningen en escalaties, waarbij [de minderjarige] zowel verbaal als fysiek agressief was. Zowel de moeder als [de minderjarige] hebben een aandeel in de problematiek: zij begrijpen elkaar niet altijd goed en hebben verschillende verwachtingen. Wel is het zelfbepalende en opstandige gedrag van [de minderjarige] problematisch. Ook heeft zij woede-uitbarstingen en piekert zij vaak tot laat in de nacht. Verder is zij niet gemotiveerd om naar school te gaan, waarbij het een rol speelt dat zij door het piekeren wakker ligt. [de minderjarige] heeft veel van school verzuimd, waardoor Leerplicht betrokken is geraakt. Hoewel [de minderjarige] sinds kort werkt aan verbetering van haar dag- en nachtritme, is de Raad bezorgd dat zij haar diploma niet zal halen. Op de langere termijn is de zorg in hoeverre het [de minderjarige] gaat lukken om deel te nemen aan de samenleving en om een positieve toekomst te hebben. Daarnaast zijn er zorgen over het middelengebruik van [de minderjarige] .
Vanwege de problemen in de thuissituatie verblijft [de minderjarige] al sinds de zomer van 2023 elders. De vader is niet betrokken bij de opvoeding. De relatie tussen hem en [de minderjarige] is verstoord geraakt en zij hebben erg weinig contact. Zij kan daarom ook niet bij hem verblijven.
De Raad vindt het zorgelijk dat het al jaren niet goed gaat met [de minderjarige] en dat er geen blijvende verbetering is in haar ontwikkeling en thuissituatie, ondanks veel vrijwillige hulp. De Raad ziet daarom geen mogelijkheden meer om in het vrijwillige kader positieve resultaten te behalen. De verzochte ondertoezichtstelling is vooral bedoeld om er toezicht op te houden of (de al ingezette) hulp voldoende van de grond komt en of dit effectief is. De gezinsvoogd is niet bedoeld als een nieuwe hulpverlener met wie [de minderjarige] gesprekken moet voeren. Het is belangrijk dat de GI met [de minderjarige] mee denkt over wat zij op de lange termijn nodig heeft.
3.3.
Op de zitting is desgevraagd door de Raad benadrukt dat een ondertoezichtstelling meerwaarde heeft, omdat een gezinsvoogd de juiste hulp kan inzetten, hier toezicht op kan houden en regie kan voeren. Ook kan de GI met [de minderjarige] meekijken wat er nodig is om toe te werken naar zelfstandigheid. Het is de ouders – ook niet met vrijwillige hulp – niet gelukt om [de minderjarige] bij te sturen, zodat hiervoor regie van de GI nodig is. De GI kan daarnaast zorgen voor meer continuïteit in de hulp en samenwerking tussen de hulpverleners. In de visie van de Raad is een ondertoezichtstelling dan ook echt nodig om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Het zelfbepalende gedrag van [de minderjarige] is de afgelopen jaren juist de kern van de problematiek geweest, zodat het niet verrassend is dat zij geen verplichtingen wil in het kader van een ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
In het kindgesprek heeft [de minderjarige] verteld dat zij inziet dat zij veel problemen heeft. Zij denkt alleen niet dat een ondertoezichtstelling zal helpen. Zij verwacht eerder dat het averechts zal werken, omdat zij het heel moeilijk vindt als zij verplichtingen opgelegd krijgt. Zij werkt ook overal aan mee en wil dat blijven doen. Zij vindt de hulp die zij krijgt fijn. Zij ziet verder in dat het nodig is dat zij elders verblijft en dat het dan beter gaat.
Inmiddels gaat het beter met [de minderjarige] op school en is zij steeds minder absent. Zij wil graag dat de band met haar moeder beter wordt.
[de minderjarige] zou graag een kans willen om te bewijzen dat het haar zelf lukt om haar gedrag en situatie te verbeteren.
4.2.
Door en namens de moeder is gepleit voor afwijzing van het verzoek. Het is onjuist dat de ouders de nodige hulp niet accepteren. Een ondertoezichtstelling heeft dan ook geen meerwaarde. De moeder heeft jarenlang geschreeuwd om hulp. Veel van de hulpverleners konden de situatie echter niet aan en stopten weer. Het gezin heeft in al die jaren nooit de juiste hulp gehad. De moeder heeft zich ook zelf hard gemaakt voor een vrijwillige uithuisplaatsing, zodat een gedwongen kader hiervoor niet nodig is. Zowel zij als [de minderjarige] hebben veel steun aan de hulpverlener van Youthcare, die ook veel zaken voor hen regelt, zoals een persoonsgebonden budget. [de minderjarige] heeft ook hulp gehad van een psycholoog van Youthcare. Tegelijkertijd systeemtherapie bleek teveel voor haar. [de minderjarige] heeft inmiddels laten weten eerst de hulp van de psycholoog te willen oppakken en daarna de systeemtherapie. Een ondertoezichtstelling zal er niet toe leiden dat [de minderjarige] sneller aan systeemtherapie toe is.
Over het algemeen gaat het goed als [de minderjarige] bij de moeder is. Als het escaleert, heeft de moeder hier beter mee leren omgaan, bijvoorbeeld door afstand te nemen tot de emoties weer zijn gezakt.
Tot slot heeft de moeder laten weten bang te zijn dat [de minderjarige] niet meer wil meewerken als er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. De verwachting is dat dit contraproductief zal zijn.
4.3.
De vader heeft aangegeven het zelf een goed idee te vinden als er een ondertoezichtstelling komt. Dan kan de hulpverlening door een gezinsvoogd worden aangestuurd in plaats van door de ouders. Omdat [de minderjarige] niet bij hem, maar bij de moeder verblijft, heeft hij zich echter aangesloten bij haar standpunt dat het verzoek afgewezen moet worden.
4.4.
Namens de GI is aangegeven dat het de taak van de gezinsvoogd zou zijn om met [de minderjarige] mee te denken en de ouders te ontlasten. De GI ziet dat de hulp van Youthcare belangrijk is voor het gezin en zou dit niet in de weg zitten. Ook een gezinsvoogd kan niet garanderen dat hulpverleners die betrokken raken ook betrokken blijven. De GI kan echter wel met het gezin een stevig plan maken. Ook kan een gezinsvoogd zorgen dat alle hulpverleners in multidisciplinaire overleggen bij elkaar komen. Dit kan waarschijnlijk ook in het vrijwillige kader, maar dan is het de vraag wie daar regie op voert.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat eruit dat het al jaren niet goed gaat met [de minderjarige] . De thuissituatie bij de moeder kwam onvoldoende tegemoet aan de veiligheid, stabiliteit, voorspelbaarheid en aandacht die [de minderjarige] nodig heeft. In de relatie tussen hen is sprake van een terugkerend patroon van aantrekken en afstoten. Toen [de minderjarige] nog bij de moeder woonde, waren er geregeld spanningen en escalaties tussen hen, waarbij [de minderjarige] ook fysiek agressief kon zijn. Daarnaast is de relatie tussen [de minderjarige] en haar vader verstoord geraakt en hebben zij weinig contact met elkaar.
Verder gedraagt [de minderjarige] zich zelfbepalend en opstandig. Als zij op haar gedrag wordt aangesproken, heeft zij woede-uitbarstingen. Daarnaast verzuimde [de minderjarige] tot voor kort veel van school, zodat Leerplicht betrokken is geraakt. Doordat [de minderjarige] veel school heeft gemist, heeft zij een achterstand opgelopen. Ook zijn er zorgen geweest over middelengebruik.
Inmiddels is echter gebleken dat [de minderjarige] regelmatiger naar school gaat, Staatsexamen gaat doen en geen drugs meer gebruikt.
5.2.
De kinderrechter is echter van oordeel dat de ouders en [de minderjarige] de zorg accepteren die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen. Zowel de moeder als [de minderjarige] vragen al jaren om hulp en hebben lange tijd niet de juiste hulp gekregen. Alle hulpverlening die nu betrokken is, is vrijwillig ingezet. Sinds juni 2023 verblijft [de minderjarige] immers op de woongroep van [verblijfplaats] . Ook is er intensieve hulp van Youthcare, waar [de minderjarige] en de moeder veel steun aan en vertrouwen in hebben. Deze vrijwillige hulp heeft ervoor gezorgd dat het sinds korte tijd weer beter gaat met [de minderjarige] , zoals hiervoor beschreven.
Hoewel de hulp van een psycholoog voor [de minderjarige] op dit moment stil ligt, wil zij het zo snel mogelijk weer oppakken. Ook heeft [de minderjarige] aangegeven dat het goed zou zijn als zij hulp krijgt gericht op haar emotieregulatie. Mogelijk is dit nu teveel, maar de kinderrechter acht het belangrijk dat [de minderjarige] deze hulp op termijn zal aangaan. Het is verder duidelijk geworden dat systeemtherapie noodzakelijk is. Dit is eerder gestart, maar is gestopt omdat dit [de minderjarige] op dat moment te zwaar belastte. Zowel zij als de moeder hebben echter het voornemen weer de therapie te beginnen. Het is hierbij aan de moeder, [de minderjarige] en de betrokken hulpverleners om te bepalen welke stappen worden gezet en in welke volgorde.
Omdat alle gezinsleden bereid zijn mee te werken met de hulp die nodig wordt geacht, is de kinderrechter van oordeel dat niet wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Ook is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling geen meerwaarde heeft. De moeder en [de minderjarige] hebben vertrouwen in de hulpverlening die nu bij hen betrokken is, terwijl [de minderjarige] moeite heeft met verplichte hulp. Hierdoor is de verwachting dat een ondertoezichtstelling averechts werkt. [naam] van Youthcare en de systeemtherapeute van Parlan delen deze mening. De regiefunctie van een gezinsvoogd en de mogelijke ontlasting van de ouders acht de kinderrechter gelet op het voorgaande dan ook onvoldoende zwaarwegend.
Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden afgewezen.
5.3.
Verder zijn alle betrokkenen het erover eens dat [de minderjarige] bij [verblijfplaats] moet verblijven, in elk geval tot er een plek is waar zij meer aan haar zelfstandigheid kan werken. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat er geen machtiging tot uithuisplaatsing [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW). Gelet daarop, en omdat de kinderrechter [de minderjarige] niet onder toezicht zal stellen, zal ook dit verzoek worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst de verzoeken af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2024 door mr. J. van Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 25 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.