ECLI:NL:RBNHO:2024:3174

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
319701 en 316560
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdzaak en vrijwaring inzake onrechtmatige bouw en geluidsoverlast

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en gedaagde, waarbij de hoofdzaak en een vrijwaringszaak aan de orde zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanbouw van gedaagde onrechtmatig is, omdat deze niet losstaat van de woning van eiseres, wat leidt tot onrechtmatige geluidshinder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanbouw contact maakt met de woning van eiseres, wat resulteert in een toename van contactgeluiden. De rechtbank heeft een deskundige benoemd die heeft vastgesteld dat de aanbouw niet volgens de vergunning is uitgevoerd en dat er sprake is van starre koppelingen tussen de aanbouw en de woning van eiseres. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot het loskoppelen van de aanbouw van de woning van eiseres en het vervangen van een beschadigd boeideel. Daarnaast is Trinity, de aannemer, veroordeeld tot schadevergoeding aan gedaagde voor de geleden schade door het niet aanvragen van een omgevingsvergunning. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres tot het verwijderen van de aanbouw afgewezen, maar heeft wel de vordering tot het loskoppelen van de aanbouw toegewezen. De proceskosten zijn voor gedaagde, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 20 maart 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/319701 / HA ZA 21- 468 van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J. Jong te Zaandam,
tegen
[gedaagde],
procederend voor zichzelf en in haar hoedanigheid als executeur in de nalatenschap van
[erflater],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.W.M. Aalsma te Zaandam.
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/316560 / HA ZA 21-295 van
[gedaagde] ,
procederend voor zichzelf en in haar hoedanigheid als executeur in de nalatenschap van
[erflater],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.W.M. Aalsma te Zaandam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRINITY PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Krommenie,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Trinity,
advocaat mr. G.J.F. Voss te Zaandam.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2023
- het deskundigenbericht van 24 oktober 2023
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] met producties
- de akte na deskundigenbericht tevens wijziging eis en overlegging productie van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2023
- het deskundigenbericht van 24 oktober 2023
- de akte na deskundigenbericht tevens wijziging eis en overlegging productie van [gedaagde]
- de conclusie na deskundigenbericht tevens akte overlegging producties van Trinity
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

in de hoofdzaak in conventie en in de vrijwaringszaak
3.1.
Zoals overwogen in het tussenvonnis van 9 november 2022 legt [eiser] aan haar vorderingen jegens [gedaagde] (de hoofdzaak) ten grondslag dat [gedaagde] met de realisatie van de aanbouw [1] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door inbreuk te maken op haar eigendomsrecht en in strijd te handelen met het burenrecht. De bezwaren die [eiser] hieraan ten grondslag heeft gelegd – en waartegen [gedaagde] verweer heeft gevoerd – zijn weergegeven onder r.o. 4.8 en r.o. 6.1 van het tussenvonnis van 9 november 2022.
3.2.
Zoals eveneens overwogen in het tussenvonnis van 9 november 2022 legt [gedaagde] aan haar vorderingen jegens Trinity (de vrijwaringszaak) ten grondslag dat Trinity toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen doordat 1) Trinity ondanks de opdracht daartoe geen definitieve omgevingsvergunning voor de aanbouw heeft aangevraagd, en 2) Trinity de werkzaamheden niet op de juiste manier heeft uitgevoerd, namelijk niet overeenkomstig de afspraken gemaakt tijdens de gesprekken voorafgaand aan de bouw, welke afspraken inhouden dat er geen sprake zou zijn van overbouw en dat er geen bevestiging aan de woning van [eiser] zou zijn.
Ten aanzien van de grondslag onrechtmatige daad verwijst de rechtbank naar en blijft zij bij hetgeen zij in r.o. 6.12 van het tussenvonnis van 9 november 2022 heeft overwogen; [gedaagde] heeft de grondslag onrechtmatige daad niet onderbouwd, zodat de rechtbank de vorderingen van [gedaagde] voor zover zij op deze grondslag zijn gebaseerd zal afwijzen.
Heeft [gedaagde] met de realisatie van de aanbouw onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en heeft Trinity de werkzaamheden niet op de juiste manier uitgevoerd?
3.3.
Aangezien niet met zekerheid was vast te stellen of de aanbouw van de woning van [gedaagde] al of niet (nog) aan de woning van [eiser] is bevestigd en of en in hoeverre de overige bezwaren van [eiser] over de aanbouw, de daardoor veroorzaakte schade aan haar woning en de door de aanbouw veroorzaakte hinder gegrond zijn, heeft de rechtbank, bij tussenvonnis van 18 januari 2023, een deskundige benoemd.
3.4.
Na op 18 juli 2023, in aanwezigheid van (vertegenwoordigers van) partijen en hun advocaten, een bezoek te hebben gebracht aan de woningen van [eiser] en [gedaagde] , heeft de deskundige, J. Struik van Bouw Advies Centrum, op 24 oktober 2023 zijn deskundigenbericht uitgebracht. Hierin staat onder meer:
1.4
Situatie
(…) Het dak van de aanbouw rust mede op een houtskeletwand die grenst aan de woning van [eiser] . (…)
1.6
Toelichting
(…) Mevrouw [eiser] heeft toegelicht dat de vorige poortdeur was voorzien van losse tuinpalen die in de grond gezet waren. Bij de huidige poortdeur, waarbij de poortdeurstijlen op de gevel bevestigd zijn, wordt meer geluidsoverlast ervaren bij gebruik van de poortdeur.
Mevrouw Aalsma heeft een opmerking gemaakt op het concept deskundigenbericht. Zij stelt dat het kozijn al aanwezig was in 1986, voordat [eiser] eigenaar van de woning was en dat uitsluitend de deur in 2002 vervangen is.
(…)
2. Bevindingen
2.1
Woning [eiser]
(…)
17. Het 1e gevelrooster in de rechter zijgevel bevindt zich boven de bestrating
(…)
18. Het 2e en 3e gevelrooster in de rechter zijgevel bevinden zich onder het bestratingsniveau. De U-vormige betonnen elementen (in het dossier koekoek genoemd) garanderen de ventilatiedoorvoer.
(…)
27. Van de 3 gevelroosters onderin de rechter zijgevel staan er 2 in verbinding met de kruipruimte.
(…)
28. Het middelste rooster is dichtgezet bij het opspuiten van het PUR schuim.
(…)
2.2
Woning [gedaagde]
(…)
  • Het dak van de gang en de aanbouw grenst aan de rechter zijgevels van de woning van [eiser] . De dakbedekking is opgezet tegen de gevel van [eiser] , afgedicht met een knelstrip met kit.
  • Zoals in het dossier beschreven, is het multiplex boeideel van de aanbouw achter de woning van [eiser] aangepast. Het onderste deel van dit multiplex paneel is eraf gezaagd. De zaagkant is niet behandeld. Het boeideel is teruggeplaatst middels meerdere schroeven.
  • Boven de gemetselde tuinmuur van [eiser] is de zijgevel van de aanbouw van [gedaagde] afgewerkt met geveldelen en een waterslag.
(…)

3.Kadastraal

Tijdens het onderzoek heeft de heer [betrokkene 1] van het Kadaster een uitgevoerde grensreconstructie toegelicht: De gereconstrueerde grens wordt gevormd door de westkant van de gevel van [huisnummer 1], de oostkant van de gevel het bijgebouw (‘oude bakkerij’) van [huisnummer 2] en maatvoering ten opzichte van de bebouwing.
In bijlage I is de verslaglegging opgenomen.

4.Geluidsonderzoek

Tijdens het onderzoek heeft de heer M. Verrips, adviseur bouwakoestiek bij LBP Sight een onderzoek verricht. Uit het rapport komt naar voren dat de aanbouw van [gedaagde] contact maakt met de woning van [eiser] en dat hierbij contactgeluiden worden overgedragen.
In bijlage II is de rapportage opgenomen.

5.Beantwoording vragen

1.
Is de aanbouw van [gedaagde] bevestigd op of aan de muur of aan andere bestanddelen van de woning van [eiser] ?
Antwoord:
Ja
Onderbouwing:
De aanbouw maakt op verschillende manieren contact met de rechter gevel van [eiser] :
a.
De dakbedekking is opgezet en bevestigd op de gevel van [eiser] .
b.
Het wasemkap afvoerkanaal van [eiser] mond uit in een afvoerkap op het dak van [gedaagde] .
c.
Op één of meer punten is een starre koppeling (aanraking/inklemming) tussen het stalen frame van de aanbouwvloer en de woning van [eiser] , en/of door andere constructieonderdelen. De bij a en b genoemde manieren zijn niet in staat dusdanig veel contactgeluid over te brengen.
1.a. Zijn er (op andere plaatsen dan het reeds geïnspecteerde deel van de belendende muur) bouten dan wel andere bevestigingen tussen de aanbouw en de woning van [eiser] aangetroffen?
Antwoord:
Onbekend
Onderbouwing:
Bij het uitgevoerde onderzoek is ervoor gekozen geen destructief onderzoek uit te voeren om mogelijk aanwezige bouten te lokaliseren. Op verzoek heeft ondergetekende partijen voorafgaand aan het onderzoek hierover geïnformeerd: Uit het dossier maak ik op dat er tijdens de realisatie van de aanbouw koppelingen zijn gemaakt tussen de aanbouwvloer en de aangrenzende woning. Deze koppelingen, of een deel daarvan, zijn door de ondernemer opgeheven. Omdat mogelijk uitvoerig destructief onderzoek met hoge herstelkosten noodzakelijk is om te achterhalen of alle koppelingen zijn opgeheven, is ervoor gekozen tijdens het geplande onderzoek geen destructief onderzoek uit te voeren. Indien de beschreven koppelingen, of andere koppelingen, aanwezig zijn die contactgeluid overbrengen naar de aangrenzende woning, dan zal dit waarschijnlijk bij een geluidsmeting naar voren komen. Om deze reden zal de heer Verrips bij het geplande onderzoek geluidsmetingen tussen beide woningen verrichten. Indien de metingen geen uitsluitsel geven zal waarschijnlijk worden voorgesteld destructief onderzoek uit te voeren.
2.
Zo ja, kunnen deze bevestigingen de oorzaak zijn van de contactgeluiden die [eiser] ervaart, de door [eiser] geconstateerde scheurvorming en/of de klemmende deur in de woning van [eiser] ? Zo nodig kunt u voor het beantwoorden van deze vraag een geluidstechnicus inschakelen. Indien u een geluidstechnicus inschakelt verzoekt de rechtbank eventuele gedane geluidsmetingen, voorzien van een toelichting, aan het deskundigenrapport toe te voegen, met vermelding van eventueel in de branche bekende geluidsnormen met betrekking tot geluidsoverlast.
Antwoord:
Het is niet aannemelijk dat de geconstateerde scheurvorming en de klemmende achterdeur in de woning van [eiser] worden veroorzaakt door de koppeling van de aanbouw van [gedaagde] aan de woning van [eiser] .
Onderbouwing:
Door de geringe scheurwijdte zijn de meeste scheuren te verklaren door zetting van de constructie en door krimp van materialen. Zo wordt de scheur in de wand tussen de gang en woonkamer (boven het kozijn) waarschijnlijk veroorzaakt door zetting van de poer onder de stalen ligger van de begane grond vloer.
3.
Indien vraag 1 en vraag 1a met ‘nee’ worden beantwoord: kan de wijze waarop de aanbouw is vastgehecht aan de woning van [eiser] (bijvoorbeeld de door Trinity genoemde ‘afwerklijst’) de oorzaak zijn van (de toename van) de contactgeluiden die [eiser] ervaart? Zo nodig kunt u voor het beantwoorden van deze vraag een geluidstechnicus inschakelen. Indien u een geluidstechnicus inschakelt verzoekt de rechtbank u ook bij de beantwoording van deze vraag eventuele gedane geluidsmetingen, voorzien van een toelichting, aan het deskundigenrapport toe te voegen, met vermelding van eventueel in de branche bekende geluidsnormen met betrekking tot geluidsoverlast.
Antwoord:
De wijze waarop constructieonderdelen van de aanbouw contact maken met de woning van [eiser] , is de oorzaak van de overdracht van contactgeluiden die [eiser] ervaart. In het dossier is geen document aangetroffen waarin een ‘afwerklijst’ beschreven staat. Gezien de bevindingen van het geluidsonderzoek acht ondergetekende een beoordeling van een dergelijke lijst geen toegevoegde waarde bieden voor de technische beoordeling.
Onderbouwing:
Bij constructieonderdelen dient gedacht te worden aan het betreffende stalen profiel in de vloer van de aanbouw, de houtskeletwand grenzend aan de gevel van [eiser] en houten balken van het dak en het houten dakbeschot.
Tekeningen in het dossier geven een aanbouwvloer weer, waarvan de hoofdraagconstructie bestaat uit stalen profielen. Deze vloer is als uitkragende draagconstructie bedacht, waarbij de krachten worden afgedragen aan de woning en de ‘oude bakkerij’ van [gedaagde] . Het dak van de aanbouw rust mede op de houtskeletwand die grenst aan de woning van [eiser] . Deze wand staat op voorgenoemde aanbouwvloer. Met deze methode hoefde er geen fundering aan te worden gebracht en kon de aanbouw constructief ontkoppeld blijven van de woning van [eiser] .
{Afbeelding 1}
Foto’s genomen tijdens de realisatie doen vermoeden dat de gerealiseerde vloer niet overeenkomt met de tekening die in het dossier zijn opgenomen. Echter is niet met zekerheid te stellen dat hetgeen weergegeven op de foto’s ook daadwerkelijk de uiteindelijke situatie is.
Bij navraag heeft de heer [betrokkene 2] toegelicht dat twee bouten zijn verwijderd, waarmee het stalen profiel in de aanbouwvloer van [gedaagde] op de gevel van [eiser] bevestigd was. Hiermee zou de koppeling met de woning van [eiser] zijn opgeheven. De heer [betrokkene 2] denkt dat zijn medewerkers de bouten hebben aangebracht bij het stellen van stalen profielen, waarna men waarschijnlijk is vergeten deze tijdelijke voorziening te verwijderen.
Deze werkwijze wordt door ondergetekende betwijfeld. Bij het aanbrengen van de stalen profielen is het logisch deze tijdelijk te onderstempelen en hierbij de hoogte te stellen om ze vervolgens onderling te koppelen en aan de bestaande bebouwing te bevestigen. Zo kan er voldoende ruimte tussen het betreffende stalen profiel en de gevel van [eiser] gerealiseerd worden, zodat onderling contact vermeden wordt.
Het bevreemdt ondergetekende dat:

ervoor zou zijn gekozen het betreffende stalen profiel eerst op de gevel van [eiser] aan te brengen middels bouten, omdat de positie van het stalen profiel niet meer te wijzigen is na het monteren van de overige stalen profielen van de aanbouwvloer. Bij het verwijderen van alle bouten is de kans groot dat er contact blijft tussen het betreffende stalen profiel en de gevel.

er meerdere werkzaamheden nabij de aangebrachte bouten zijn uitgevoerd, waarbij men niet heeft opgemerkt dat deze tijdelijke voorziening verwijderd kon worden. Op onderstaande foto uit het dossier is te zien dat vloerbalken zijn aangebracht en de houtskeletwand geplaatst is, terwijl een bout nog aanwezig was.
{Afbeelding 2}
Ondergetekende acht het aannemelijk dat bij de uitvoering is afgeweken van het bouwplan. Omdat het betreffende profiel over de volledige lengte grenst aan de metselwerk gevel en tuinmuur van [eiser] is het denkbaar dat er op meer dan 2 posities een koppeling met bouten gemaakt is. Indien het stalen profiel daadwerkelijk alleen met de reeds verwijderde bouten aan de gevel gekoppeld was, is het aannemelijk dat er nog steeds voldoende contactvlakken tussen het stalen profiel en de gevel voorkomen, waarbij contactgeluid wordt overgedragen.
Het is waarschijnlijk dat de stalen ligger die middels bouten op de gevel van [eiser] bevestigd zat/zit, middels deze bouten op deze gevel geklemd zat/zit. Bij het verder vervaardigen van de vloer is de positie van deze ligger definitief geworden. Bij het verwijderen van de bouten of alleen de moeren, blijft de ligger op dezelfde positie. Hierbij blijft de stalen ligger contact maken met de gevel van [eiser] .
4.
Zo ja, is het mogelijk om de aanbouw voor beide woningen vochtvrij ‘af te werken’ zonder deze aan de woning van [eiser] te bevestigen en daarmee contactgeluiden te voorkomen?
Antwoord:
Nee
Onderbouwing:
De aanwezige knelstrip is een gebruikelijke toepassing. Een alternatieve contactloze waterdichte (vochtvrije) bevestiging is niet zondermeer mogelijk. Dit is ook niet noodzakelijk omdat door de materiaaleigenschappen van dakbedekking slechts in geringe mate geluidsoverdracht plaatsvindt.
4a. Is er een andere bevestiging van de poortdeur mogelijk waardoor er minder contactgeluiden in de woning van [eiser] zijn?
Antwoord:
Ja
Onderbouwing:
Bij het toepassen van losse tuinpalen die in de grond worden gezet, zal de geluidsoverlast ervaren bij gebruik van de poortdeur sterk verminderen. Het is echter waarschijnlijk niet mogelijk de tuinpalen voldoende diep in de grond te plaatsen door de aanwezigheid van de fundering (waarschijnlijk hebben beide woningen namelijk een gemetselde fundering). Een goed alternatief is het plaatsen van een kozijn (twee stijlen met een bovendorpel), waarvan de scharnierpartij wordt bevestigd op de woning van [gedaagde] . Door de bovendorpel te schoren naar de woning van [gedaagde] ontstaat een stevige constructie, waarbij de sluitstijl vrij blijft van de gevel van [eiser] .
5.
Geven de door Trinity nieuw geplaatste voorzieningen bij de ventilatieroosters (de nieuwe roosters zijn voorzien van een koekoek) voldoende ventilatie onder de woning van [eiser] ?

Kunt u bij de beantwoording van deze vraag ook ingaan op de stelling van [eiser] dat de ventilatie van de kruipruimte is gebaseerd op het principe dat door de winddruk op de ene kant van het gebouw er een lagere druk op de onderkant van het gebouw staat, dat door deze drukverschillen luchtstroming ontstaat en dat deze situatie door de aanbouw wezenlijk anders is geworden?

Antwoord:
Ja
Onderbouwing:
De aanbouw en verhoogde bestrating van [gedaagde] vormen geen belemmering voor de ventilatie onder de woning van [eiser] .
Het klopt dat de ventilatie die tot stand komt gebaseerd is op het principe dat door de winddruk op de ene kant van het gebouw er een lagere druk op de andere kant van het gebouw staat, dat door deze drukverschillen luchtstroming ontstaat. Een optimale ventilatie van een kruipruimte komt tot stand bij de aanwezigheid van twee ventilatieroosters aan één kant van de kruipruimte en twee ventilatieroosters aan de tegenovergestelde kant van de kruipruimte.
Nabij de keukendeur is slechts één ventilatierooster aanwezig, waardoor de kruipruimte van de aanbouw van [eiser] mogelijk niet optimaal geventileerd wordt (het is niet bekend of er luchtdoorvoeren aanwezig zijn tussen de kruipruimte van het woonhuis en de aanbouw). Een foto uit het dossier toont aan dat er geen rooster aanwezig is in de korte rechter zijgevel van de aanbouw van [eiser] , welke dus niet wordt geblokkeerd door de aanbouw van [gedaagde] .
{Afbeelding 3}
{Afbeelding 4}
6.
Is de aanbouw tevens op of boven de aan [eiser] in eigendom toebehorende grond onder haar dakgoot gebouwd? (Zo nodig kunt u voor het beantwoorden van deze vraag het Kadaster inschakelen.) Zo ja, is het mogelijk om de aanbouw van [gedaagde] zodanig aan te passen dat de aanbouw niet boven het erf van [eiser] uitkomt? [2]
Antwoord:
Ja
Onderbouwing:
De gereconstrueerde grens wordt gevormd door de westkant van de gevel van [huisnummer 1], de oostkant van de gevel het bijgebouw (‘oude bakkerij’) van [huisnummer 2] en maatvoering ten opzichte van de bebouwing.
Voorafgaand aan het plaatsen van de aanbouw [gedaagde] bevond de goot op de rechter zijgevel van [eiser] zich boven de grond van [gedaagde] . Hetzelfde geld voor het boeideel op de korte rechter zijgevel van de aanbouw van [eiser] . Het boeideel op de linker zijgevel van de ‘oude bakkerij’ heeft zich altijd boven de grond van [eiser] bevonden. Bij de realisatie van de aanbouw van [gedaagde] is boven de gemetselde tuinmuur van [eiser] een gevelafwerking van geveldelen en een waterslag aangebracht, welke zich boven de grond van [eiser] bevinden.
Achter de geveldelen bevindt zich een dragende houtskeletwand. Een aanpassing van deze wand om de geveldelen enkele centimeters naar achteren te kunnen plaatsen is niet zondermeer mogelijk. De waterslag voorkomt dat van de gevel afdruipend water de dragende houtskeletwand aantast. Een alternatieve waterdichting is niet zondermeer mogelijk.
7.
Ingeval in de toekomst funderingsherstel nodig is aan de woning van [eiser] , in hoeverre wordt dit herstel dan bemoeilijkt door de aanbouw?
Antwoord:
Niet
Onderbouwing:
De woning van [eiser] betreft een soortgelijke woning als die van [gedaagde] , gebouwd in dezelfde periode, respectievelijk 1935 en 1933. Op tekeningen in het dossier is weergegeven dat de woning van [gedaagde] een paalfundering heeft, hetgeen in de [gemeente] van oudsher gebruikelijk is voor woningen met meer gewicht (gemetselde i.p.v. houten woningen). Er wordt vermoed dat de woning van [eiser] tevens een paalfundering heeft.
In tegenstelling tot een fundering op staal (zonder heipalen) doet een plaatselijke verzwakking van een fundering met heipalen zich meestal niet voor, tenzij een houten paalkop door bodemdaling en/of door schimmels is aangetast door houtrot. In een dergelijke situatie zijn meestal meerdere paalkoppen in geringe tot sterke mate aangetast door houtrot, waardoor uitvoerig herstel van de gehele fundering noodzakelijk is.
Bij de woning van [eiser] zijn geen wijkende scheuren waargenomen in gevels en wanden. Derhalve zijn er geen aanwijzingen dat er gebreken zijn aan de fundering van de woning. Uiteraard kan hier pas zekerheid over verkregen worden bij een volwaardig funderingsonderzoek uitgevoerd door een specialistisch bedrijf.
Hoewel de kans dus niet groot is, zou de fundering van de woning van [eiser] verzwakt kunnen zijn. Bij uitvoerig herstel van de fundering van deze woning ligt het voor de hand de fundering van binnenuit te herstellen, waarbij de begane grond vloer geheel of deels verwijderd wordt. Dit komt met name doordat de eigen aanbouwen een groot deel van een benadering van buitenaf niet mogelijk maken. De aanwezigheid van de aanbouw van [gedaagde] is hierbij geen belemmering.
8.
Volgens [eiser] is er bij het bouwen van de aanbouw in een boeideel van haar woning gezaagd. Dit is door [gedaagde] niet betwist. Is de schade aan het boeideel naar behoren hersteld? Zo nee, wat is er nodig om het boeideel te herstellen en welke kosten zijn daarmee gemoeid?
Antwoord:
Nee.
De kosten voor het vervangen van het boeideel zijn ingeschat op € 450,- incl. BTW.
Onderbouwing:
De kans op aantasting door houtrot is groot, doordat de zaagkant niet is afgewerkt en door de wijze waarop het boeideel met schroeven is aangebracht.
9.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling? Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
Antwoord:
Ja
Onderbouwing:
Voor de gangdeur is een losse metalen oprijplaat aanwezig, welke bij gebruik een klepperend geluid maakt, hetgeen te horen is in de woning van [eiser] . Bij een aanpassing van de oprijplaat of bij de toepassing van een ander materiaal kan de geluidsoverlast ten gevolge van het gebruik van de oprijplaat sterk worden gereduceerd.
(…)
6.1
Opmerkingen (…) advocaat van mevrouw [eiser]
(…)
De bewering van de aannemer dat a) de twee bouten zijn verwijderd en b) het een tijdelijke voorziening was en dat zijn medewerkers (…) die bouten kennelijk zijn vergeten zijn beide onjuist.
a)
De op de twee bouten bevestigde moeren, zijn weggehaald. De bouten zelf konden niet verwijderd worden, want die zaten vast achter de stalen profielbalk en kunnen alleen verwijderd worden als de hele balk zou zijn gedemonteerd.
Reactie [van de deskundige, rechtbank]: Dit klinkt aannemelijk.
(…)
Er zullen overigens minstens drie boutenmoetenzitten, dit in verband met de lengte van de balk en het ontbreken van ligger 3. De moeren bij 2 bouten verwijderd, de stalen balk ligt nog steeds op de bouten en daardoor is er geluidsoverdracht. De bouten zullen met chemische ankers zijn geplaatst en zijn dus alleen te verwijderen door deze uit te boren. Die actie is nodig om ten eerste de koppeling ongedaan te maken en ten tweede om de geluidsoverdracht weg te nemen.
Reactie: Foto’s genomen tijdens de realisatie doen dit inderdaad vermoeden, hetgeen niet met zekerheid te stellen is.
(…)
De heer [betrokkene 3] gaf verder namens mevrouw [eiser] nog het volgende commentaar, waarbij hij aansluit op de eerdere kritiek dat in uw rapport ten onrechte wordt uitgegaan van de juistheid van de vergunningsstukken.
(…)
Reactie: Het is aannemelijk dat het stalenframe van de aanbouwvloer niet overeenkomst met de opbouw zoals weergegeven op tekeningen die in het dossier zijn opgenomen en dat het noodzakelijk was ligger 4 op de gevel van [eiser] te monteren. Op basis van de foto’s genomen tijdens de realisatie is dit niet met zekerheid te stellen.
(…)
Vraag 4a:
Naast het plaatsen van een nieuw kozijn, voor de poortdeur, waarvan de scharnierstijl wordt bevestigd op de woning van [gedaagde] kan wellicht ook helpen, voor het verminderen van contactgeluiden, als er aan de poortdeur een deurdranger wordt geplaatst, zodat deze niet met een klap kan worden dicht gedaan.
(…)
Reactie: Een deurdranger kan geluidsoverlast doen verminderen.
(…)
6.2
Opmerkingen (…) advocaat van mevrouw [gedaagde]
(…)
De stelling van de deskundige dat de wijze waarop constructieonderdelen van de aanbouw contact maken met de woning van [eiser] , is de oorzaak van de overdracht van contactgeluiden die [eiser] ervaart, is meer dan bijzonder te noemen.
Er is nl. geen destructief onderzoek gedaan. Er is dus geen feitelijke c.q. zichtbare constatering dàt constructieonderdelen contact maken.
Reactie: Verwezen wordt naar de onderbouwing bij de beantwoording van vraag 1.a. De geluidmetingen geven naar mening van ondergetekende voldoende uitsluitsel dat koppelingen aanwezig zijn.
(…)
Dit geldt ook voor hetgeen de deskundige (…) stelt: hij acht het aannemelijk dat bij de uitvoering is afgeweken van het bouwplan.
Maar zonder enig bewijs.
De deskundige gaat er volledig aan voorbij dat er al een keer destructief onderzoek is het bijzijn van partijen en de gemeente is geweest. Toen is nl. wel geconstateerd dat er 2 bouten aangebracht waren en die zijn onmiddellijk verwijderd. Noch de deskundige van [eiser] noch de ambtenaar van de gemeente heeft op dat moment geconstateerd dat er van een afwijking van het bouwplan sprake was.
En de deskundige acht dit zonder destructief onderzoek ineens “aannemelijk”?? Deze aannemelijkheid wordt in twijfel getrokken.
Reactie: Het stalen frame van de aanbouwvloer dient deels een uitkragende constructie te zijn, volgens het principe van de tekeningen die in het dossier zijn opgenomen. Indien de aanbouwvloer volgens dit principe gebouwd is, is er geen reden de betreffende ligger middels bouten te koppelen aan de gevel van [eiser] .
(…)
Bijlage I: Verslaglegging Kadaster
(…)
{Afbeelding 5}
(…)
Bijlage II: Verslaglegging geluidsonderzoek
Optredende contactgeluidniveaus – eisen, meetresultaten en bevindingen
Eisen
[eiser] heeft (ook tijdens het bezoek) aangegeven vooral ernstige hinder te ervaren van de optredende contactgeluidniveaus bij het dichtdoen/dichtslaan van de deuren in de aanbouw en door het metalen vloerovergangsrooster bij de deur tussen de aanbouw en het tuinpad. In het Bouwbesluit 2012 staan echter geen eisen voor de hierdoor optredende contactgeluidniveaus. Om deze toch te kunnen staven, heb ik ter indicatie aansluiting gezocht bij afdeling 3.2 van het Bouwbesluit 2012; bescherming tegen geluid van installaties. In artikel 3.10 staat dat een installatie bij verbouw een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek installatiegeluid in een op een aangrenzend perceel gelegen verblijfsgebied van een woning mag veroorzaken van maximaal 40 dB. Voor nieuwbouwwoningen is de eis 10 dB strenger, hiervoor geldt maximaal 30 dB. Als indicatieve maatstaf en ter beeldvorming voor de optredende contactgeluidniveaus heb ik zodoende 40 dB(A) als bovengrens en 30 dB(A) als ondergrens gehanteerd.
Meetresultaten
We hebben de metingen van de optredende contactgeluidniveaus verricht in de (open) keuken van de woning van [eiser] . Hier waren contactgeluidniveaus op het gehoor namelijk het hoogst. We hebben de optredende contactgeluidniveaus gemeten van de volgende drie scenario’s/activiteiten:
1.
Bij het dichtdoen en dichtslaan van de deur tussen de hal en de gang van de aanbouw
2.
Bij het dichtdoen en dichtslaan van de deur tussen de gang van de aanbouw en het tuinpad
3.
Bij het lopen en stampen op het metalen vloerovergangsrooster tussen de gang en het tuinpad
Bij scenario 1 heb ik contactgeluidniveaus gemeten van 41 tot 44 dB(A), bij scenario 2 van 48 tot 56 dB(A) en bij scenario 3 van 37 tot 46 dB(A). Zie ook de meetgrafieken in bijlage II. In de grafieken is ook te zien dat het achtergrondgeluidsniveau tussen 25 en 30 dB(A) ligt.
Bevindingen
De gemeten contactgeluidniveaus bij de scenario’s/activiteiten zijn aanmerkelijk hoger dan de gemeten achtergrondgeluidniveaus. De niveaus zijn in de meeste gevallen ook hoger dan de aangehouden maatstaf van 40 dB(A) en in alle gevallen hoger dan 30 dB(A). Net als bij de metingen van de contactgeluidisolatie maak ik op dat deze contactgeluidoverdracht er voor de aanbouw niet of in mindere mate was en eveneens veel minder had kunnen zijn als de aanbouw volledig los was gehouden van de woning van [eiser] . Het is mijns inziens zeer aannemelijk dat de contactgeluidoverdracht met/door de aanbouw is toegenomen ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de aanbouw en dat de (toegenomen) klachten worden veroorzaakt door starre koppelingen (aanrakingen/inklemming) tussen het stalen frame van de aanbouw en de woning van [eiser] en/of andere constructieonderdelen.
Uit mijn onderzoek maak ik onmiskenbaar op dat koppelingen tussen de aanbouw en de woning van [eiser] kunnen zorgen voor de ernstige hinder van contactgeluidoverdracht die [eiser] ervaart.
3.5.
De rechtbank volgt de zienswijze van de deskundige en de door hem ingeschakelde landmeter specialist grenscontrole van het Kadaster en adviseur bouwakoestiek van LBP Sight, omdat de door de deskundige en deze landmeter en adviseur bouwakoestiek gebezigde motiveringen, die zijn gebaseerd op de bijzondere kennis en ervaring van deze deskundige, landmeter en adviseur geluidsakoestiek, haar – mede in het licht van de overige stukken uit de dossiers – overtuigend, consistent en coherent voorkomen. De rechtbank licht dit hieronder nader toe, waarbij zij ook in zal gaan op de door [gedaagde] en Trinity tegen de zienswijze van de deskundige ingebrachte bezwaren.
Koppeling(en) tussen aanbouw [gedaagde] en woning [eiser] en onrechtmatige geluidshinder door deze koppeling(en)
3.6.
Een groot, zo niet het grootste, punt van geschil tussen partijen is de vraag of de aanbouw van [gedaagde] al of niet losstaat van de woning van [eiser] en of dit voor [eiser] tot een ontoelaatbare toename van contactgeluiden leidt.
Uit het deskundigenrapport maakt de rechtbank op dat in ieder geval het stalen profiel in de vloer van de aanbouw, en wellicht ook andere constructieonderdelen, contact maakt, respectievelijk maken, met de woning van [eiser] en dat dit een onrechtmatige toename van contactgeluidoverdracht veroorzaakt.
Koppeling(en) tussen aanbouw [gedaagde] en woning [eiser]
3.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat een van de stalen profielen (ligger 4 op de tekening bij vraag 3 in het deskundigenrapport) van de vloer van de aanbouw met minstens twee bouten gekoppeld is geweest aan de woning van [eiser] . Weliswaar zijn twee bouten of alleen moeren (hierover verschillen partijen van mening) verwijderd, maar gelet op hetgeen in het deskundigenrapport in dit verband is geschreven, gaat de rechtbank ervan uit dat de ligger ook na het verwijderen van de twee moeren en eventueel ook bouten in dezelfde positie is blijven liggen en dus contact is blijven maken met de gevel van de woning van [eiser] . Of en in hoeverre de stalen ligger nog steeds met bouten en moeren aan de gevel van de woning van [eiser] is bevestigd kan gelet op het bovenstaande in het midden blijven.
In dit verband heeft de deskundige immers geschreven dat bij het verder vervaardigen van de vloer de positie van deze ligger definitief is geworden, dat deze bij het verwijderen van de bouten of alleen de moeren op dezelfde positie blijft en hierbij contact blijft maken met de gevel van de woning van [eiser] . Dit strookt met de uitlatingen van [betrokkene 4] (de uitvoerder van het werk) tijdens het bezoek van [betrokkene 5] op locatie op 29 mei 2018. Blijkens het rapport dat [betrokkene 5] van dit bezoek heeft opgemaakt, welk rapport is aangehaald in r.o. 4.14 van het tussenvonnis van 9 november 2022, heeft [betrokkene 4] immers verklaard dat hij niet kan garanderen dat de stalen ligger langs het huis van de buren los hangt van de muur en
dat hij er wel tegenaan zal zitten. Ook strookt dit met de eigen bevindingen van [betrokkene 5] als weergegeven in zijn rapport. [betrokkene 5] trekt namelijk de conclusie dat de constructie niet volgens de vergunning is uitgevoerd, dat in plaats van het volgens de vergunning voorgeschreven I-profiel ligger 4 als U-profiel is gerealiseerd en dat deze keuze gebaseerd lijkt op de mogelijkheid de staalconstructie te kunnen monteren aan de zijgevel van de woning van [eiser] . Dit laatste bleek in ieder geval op twee punten gebeurd in het beperkte gebied dat op 29 mei 2018 is geïnspecteerd. Tot slot heeft de deskundige naar aanleiding van een opmerking van [eiser] geschreven dat het hem aannemelijk lijkt dat alleen twee moeren en niet ook twee bouten zijn weggehaald, omdat de bouten vastzaten achter de stalen profielbalk en alleen verwijderd zouden kunnen worden als de hele balk zou zijn gedemonteerd.
3.8.
Dat er sprake is van starre koppelingen (aanrakingen of inklemming) tussen de aanbouw en de woning van [eiser] wordt bovendien bevestigd door de bevindingen van de adviseur bouwakoestiek. Hij heeft immers geschreven dat het zeer aannemelijk is dat de contactgeluidoverdracht (die in het kader van het deskundigenonderzoek is waargenomen
nahet verwijderen van de twee bouten en/of moeren) met/door de aanbouw is toegenomen ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de aanbouw en dat de (toegenomen) klachten worden veroorzaakt door starre koppelingen (aanrakingen/inklemming) tussen het stalen frame van de aanbouw en de woning van [eiser] en/of andere constructieonderdelen.
3.9.
Het had in het licht van de bevindingen van de deskundige en de adviseur geluidsakoestiek op de weg van [gedaagde] en Trinity gelegen nader te motiveren en onderbouwen dat en waarom de aanbouw van [gedaagde] wat betreft het stalen profiel wel losstaat van de woning van [eiser] . Dit hebben zij niet gedaan.
3.10.
Dat er geen destructief onderzoek heeft plaatsgevonden doet aan het bovenstaande niet af. Aangezien uit de metingen van de adviseur geluidsakoestiek al bleek dat sprake is van koppelingen die contactgeluid overbrengen, was destructief onderzoek immers niet nodig. Juist om de kosten die gepaard gaan met destructief onderzoek te voorkomen, is gekozen voor onderzoek door middel van geluidsmetingen. Hierover zijn partijen ook voorafgaand aan het onderzoek geïnformeerd.
Dat er al eerder destructief onderzoek heeft plaatsgevonden en dat er toen twee bouten en/of moeren zijn verwijderd doet ook niet af aan de constateringen van de deskundige. Niet in geschil is immers dat met dit eerdere destructieve onderzoek slechts een beperkt gebied is geïnspecteerd.
onrechtmatige geluidshinder door deze koppeling(en)
3.11.
Naar aanleiding van het verweer van Trinity over de normen uit het Bouwbesluit 2012 waarbij de adviseur geluidsakoestiek aansluiting heeft gezocht, merkt de rechtbank op dat deze normen – bij gebrek aan toepasselijke normen – ter indicatie zijn aangehaald en slechts een van de factoren zijn die de rechtbank betrekt bij de vraag of sprake is van onrechtmatige geluidshinder. De gemeten geluiden overstijgen de meeste door deze normen voorgeschreven geluidsniveaus en zijn bovendien aanmerkelijk hoger dan achtergrondgeluidsniveaus. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk geworden dat de ervaren geluidshinder substantieel is en niet enkel is gebaseerd op een subjectieve beleving van [eiser] . Bovendien volgt uit het deskundigenrapport dat de contactgeluidoverdracht
veel minderhad kunnen zijn als de aanbouw volledig los was gehouden van de – van oorsprong vrijstaande – woning van [eiser] . Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd leiden de rechtbank tot de conclusie dat genoegzaam is komen vast te staan dat koppelingen tussen de aanbouw van [gedaagde] en de woning van [eiser] zorgen voor onrechtmatige geluidshinder door contactgeluidoverdracht.
3.12.
Anders dan [gedaagde] en Trinity betogen, gaat het hier niet slechts om een aanname, maar om een aan de hand van objectieve geluidsmetingen door een op het desbetreffende gebied deskundige met voldoende zekerheid getrokken conclusie, een conclusie die bovendien wordt ondersteund door de bevindingen van de deskundige en van [betrokkene 5] met betrekking tot het stalen profiel.
3.13.
Dat de geluiden alleen ervaren worden in de keuken en in de gang doet aan het bovenstaande niet af. Of en in hoeverre contactgeluiden al of niet als hinder zullen worden ervaren afhankelijk van de functie van een verblijfsruimte, is immers een persoonlijke aangelegenheid. Bovendien gaat het om een open keuken, die in verbinding staat met de woonkamer, en dus niet om een plek in de woning waar men in het algemeen zelden verblijft.
3.14.
Dat het – zoals Trinity heeft betoogd – om woningen uit de jaren ’30 gaat die dicht op elkaar zijn gebouwd, doet aan de conclusie van de deskundige en de adviseur geluidsakoestiek ook niet af: de contactgeluidoverdracht was er vóór realisering van de aanbouw niet of in mindere mate en had veel minder kunnen zijn als de aanbouw volledig los was gehouden van de woning van [eiser] . Om diezelfde reden gaat het argument van Trinity dat
wat voorheen als normaal burengeluid werd ervaren, in de loop van de tijd kennelijk onverdraaglijk [is] gewordenniet op. Dat [gedaagde] zich op haar beurt ergert aan het lopen naar de schuur door [eiser] en het blaffen van de honden van [eiser] doet aan het bovenstaande ook niet af. De kwestie van het – volgens [gedaagde] – illegaal infrezen van de schuur van [eiser] in de muur van de woning van [gedaagde] is een van de onderwerpen in de procedure in reconventie.
3.15.
Tot slot heeft Trinity betoogd dat er eenvoudige en aanzienlijk minder kostbare maatregelen dan loskoppeling te bedenken zijn om de ervaren geluidsoverlast te verminderen, zoals de deskundige bij de beantwoording van vraag 8 oppert. Hierbij ziet Trinity over het hoofd dat vraag 8 uit het deskundigenrapport uitsluitend ziet op het klepperende geluid van de losse metalen oprijplaat, en niet op de andere contactgeluiden. Wat betreft de suggestie van Trinity om drangers aan te brengen op de deuren geldt dat ook dit slechts een deel van de contactgeluiden die inherent zijn aan starre koppelingen kan verminderen.
tussenconclusie
3.16.
Het bovenstaande leidt tot de tussenconclusie dat de vordering van [eiser] tot loskoppeling van de aanbouw van [gedaagde] van de woning van [eiser] toewijsbaar is, in ieder geval voor zover het gaat om het stalen profiel in de vloer van de aanbouw. Aangezien uit het bovenstaande bovendien volgt dat Trinity tekort is geschoten in de nakoming van haar afspraak met [gedaagde] dat er geen bevestiging aan de woning van [eiser] zou zijn, is ook de vordering van [gedaagde] jegens Trinity om dit voor haar uit te voeren toewijsbaar; Trinity zal deze werkzaamheden dus voor [gedaagde] moeten uitvoeren.
andere constructieonderdelen
3.17.
Uit het deskundigenrapport volgt dat de door de aanbouw veroorzaakte contactgeluidoverdracht wordt veroorzaakt door starre koppelingen (aanrakingen/inklemming) tussen het stalen frame van de aanbouw (ligger 4) en de woning van [eiser] en/of andere constructieonderdelen. Bij die andere constructieonderdelen moet – zo maakt de rechtbank op uit het deskundigenrapport – gedacht worden aan de houtskeletwand grenzend aan de gevel van de woning van [eiser] en houten balken van het dak en het houten dakbeschot.
3.18.
Volgens [eiser] is de aanbouw in ieder geval aan de bovenkant aan de muur van haar woning bevestigd.
Volgens Trinity staat de aanbouw op een afstand van 3 centimeter van de woning van [eiser] en is er alleen contact via een aluminium lekdorpel, een kleine kitrand met afdekstrip in de overkapping van de corridor en het wasemkap afvoerkanaal van [eiser] .
3.19.
Uit het deskundigenrapport maakt de rechtbank op dat de door Trinity erkende koppelingen en de tegen de gevel van de woning van [eiser] bevestigde dakbedekking gelet op de materiaaleigenschappen niet de oorzaak zijn van de onrechtmatige geluidshinder. Niet gesteld en niet gebleken is bovendien dat deze koppelingen voor andere onrechtmatige hinder zorgen. Voor verwijdering van deze onderdelen ziet de rechtbank dan ook – mede gelet op de in het deskundigenrapport genoemde belangen van [gedaagde] – geen grond; [eiser] heeft geen gerechtvaardigd belang bij verwijdering van deze onderdelen.
3.20.
Rest de vraag of andere constructieonderdelen dan het stalen profiel (te weten: de houtskeletwand grenzend aan de gevel van de woning van [eiser] en de houten balken van het dak en het houten dakbeschot) contact maken met de woning of de tuinmuur van [eiser] . De rechtbank constateert dat dit uit het deskundigenrapport en de daarvan deel uitmakende foto’s niet valt op te maken, maar ook niet valt uit te sluiten. Of en in hoeverre andere constructieonderdelen contact maken met de woning van [eiser] zal, naar de rechtbank aanneemt, wel duidelijk (kunnen) worden bij de werkzaamheden in verband met het loskoppelen van het stalen profiel. De rechtbank zal de vorderingen strekkende tot loskoppeling van de aanbouw daarom ook voorwaardelijk toewijzen voor de houtskeletwand grenzend aan de gevel van de woning van [eiser] en de houten balken van het dak en het houten dakbeschot, namelijk voor zover deze constructieonderdelen contact maken met de gevel van de woning van [eiser] of met de tuinmuur van [eiser] .
Nauwelijks grensoverschrijdend gebouwd
3.21.
Uit het deskundigenrapport en het daarvan deel uitmakende kadastrale onderzoek volgt dat voorafgaand aan het plaatsen van de aanbouw van [gedaagde] de goot op de rechter zijgevel van de woning van [eiser] en het boeideel op de korte rechter zijgevel van de aanbouw van [eiser] zich boven de grond van [gedaagde] bevonden. De grond onder de dakgoot van [eiser] is dus niet haar eigendom.
Van grensoverschrijdend bouwen op deze grond van [eiser] is dan ook geen sprake, zodat dit ook geen grond kan opleveren voor verwijdering van (een deel van) de aanbouw.
3.22.
Uit het deskundigenrapport volgt verder dat bij de realisatie van de aanbouw van [gedaagde] deels boven de gemetselde tuinmuur van [eiser] een gevelafwerking van geveldelen en een waterslag is aangebracht en dat deze zich wel boven de grond van [eiser] bevinden. De tuinmuur bevindt zich immers volledig op de grond van [eiser] .
Volgens Trinity loopt de gevelafwerking van de aanbouw ter plaatse van de gemetselde tuinmuur van [eiser] evenwijdig aan de erfgrens op de eigen grond van [gedaagde] en is alleen de waterslag van de gevelafwerking op de tuinmuur van [eiser] aangebracht. Gelet op hetgeen de deskundige in verband met de waterdichting heeft overwogen (inhoudende dat de waterslag voorkomt dat van de gevel afdruipend water de dragende houtskeletwand aantast en dat een alternatieve waterdichting niet zonder meer mogelijk is), is de rechtbank van oordeel dat in deze procedure geen gerechtvaardigd belang van [eiser] is gesteld of gebleken bij verwijdering van deze waterslag. De vordering die ertoe strekt de waterslag te verwijderen zal de rechtbank dan ook afwijzen. De gevelafwerking zal wel moeten worden verwijderd indien en voor zover deze zich boven de tuinmuur van [eiser] bevindt. In zoverre is immers sprake van grensoverschrijdend bouwen.
Scheurvorming in muren, klemmende deur, ventilatieroosters en eventueel toekomstig noodzakelijk funderingsherstel
3.23.
De rechtbank volgt de zienswijze van de deskundige dat de geconstateerde scheurvorming en de klemmende achterdeur in de woning van [eiser] niet worden veroorzaakt door koppeling van de aanbouw van [gedaagde] aan de woning van [eiser] . Deze feiten en omstandigheden kunnen dus geen grond vormen voor een vordering tot verwijdering van de aanbouw of tot herstel van schade.
3.24.
De rechtbank volgt ook de zienswijze van de deskundige dat de aanbouw en verhoogde bestrating van de woning van [gedaagde] geen belemmering vormen voor de ventilatie onder de woning van [eiser] , zodat er geen grond is voor een veroordeling tot het geheel vrijmaken van de ventilatieroosters.
3.25.
Ook volgt de rechtbank de zienswijze van de deskundige dat eventueel toekomstig funderingsherstel aan de woning van [eiser] niet bemoeilijkt zal worden door de aanbouw. Ook dit levert dus geen grond op voor de gevorderde verwijdering van de aanbouw
Boeideel
3.26.
De rechtbank volgt de zienswijze van de deskundige dat de schade aan het boeideel niet naar behoren is hersteld, dat het boeideel zal moeten worden vervangen en dat de kosten daarvan ongeveer € 450,00 bedragen.
3.27.
[gedaagde] zal deze schade aan het boeideel van de woning van [eiser] moeten herstellen, en Trinity – die immers het boeideel ondeugdelijk heeft hersteld – zal dit op haar beurt voor [gedaagde] moeten uitvoeren of de hiermee gemoeide kosten aan [gedaagde] moeten vergoeden. De rechtbank constateert dat Trinity zich hiertoe al bereid heeft verklaard in haar conclusie na deskundigenbericht.
3.28.
[gedaagde] heeft in dit verband betoogd dat de goot van de woning van [eiser] illegaal boven de grond van [gedaagde] hangt. De problemen met het afgezaagde boeideel kwamen volgens [gedaagde] door het feit dat de dakgoot illegaal overhangt, waardoor de werklieden er niet bij konden. Het afzagen van het boeideel is daarom – zo begrijpt de rechtbank de stellingen van [gedaagde] – de schuld van [eiser] , die nooit toestemming heeft gevraagd om boven de grond van [gedaagde] te bouwen. Dit verweer gaat niet op. Het gegeven dat de goot en het boeideel zich boven de grond van [gedaagde] bevinden doet er immers niet aan af dat het hier om eigendommen van [eiser] gaat.
Poort
3.29.
[eiser] stelt dat de poort (tussen de woningen van partijen) in 2010 is vervangen en dat zij sindsdien geluidsoverlast ervaart doordat vanaf toen het kozijn van de poort is vastgemaakt aan de muur van de woning van [eiser] . [eiser] verwijst in dit verband naar een factuur van [bedrijf 1] hoveniersbedrijf van 18 april 2010, waarop staat ‘
poort compleet’.
[gedaagde] betwist dat de het kozijn van de poort pas sinds 2010 is vastgemaakt aan de muur van de woning van [eiser] . Volgens [gedaagde] is het kozijn van de poort al in de huidige vorm aanwezig sinds 1986, voordat [eiser] eigenaresse van de woning was, en is alleen de deur in 2002 en/of 2010 vervangen. [gedaagde] verwijst in dit verband naar foto’s in het procesdossier. Onder andere verwijst [gedaagde] naar een foto in het procesdossier die volgens [gedaagde] – onbetwist – is gemaakt op 17 november 2001. [gedaagde] doet een beroep op verjaring van de vordering tot verwijdering van (het kozijn van) de poort.
3.30.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van [gedaagde] op verjaring slaagt. Op de foto uit 2001 is te zien dat het kozijn van de poort grenst aan de woning van [eiser] . Dat het kozijn met losse tuinpalen in de grond was gezet is volgens de deskundige (in zijn antwoord op vraag 4a) onwaarschijnlijk door de aanwezigheid van fundering. Het had op de weg van [eiser] gelegen haar stelling dat het kozijn van de poort pas in 2010 aan haar woning is bevestigd nader te onderbouwen. Dat heeft [eiser] niet gedaan. De vermelding ‘poort compleet’ op de factuur van het hoveniersbedrijf is in het licht van de overige stellingen over en weer onvoldoende om aan te nemen dat toen ook het kozijn is vervangen en op andere wijze is bevestigd dan voorheen het geval was.
3.31.
De rechtbank zal de vordering tot het losmaken van de poort van de woning van [eiser] gelet op het bovenstaande afwijzen.
3.32.
Wel geeft de rechtbank [eiser] en [gedaagde] in overweging om – in het belang van de burenrelatie en ter voorkoming van verdere geschillen – op gezamenlijke kosten de door de deskundige in de onderbouwing van het antwoord op vraag 4a aangedragen alternatieve constructie te laten uitvoeren en/of de poort van een dranger te (laten) voorzien. Ook verdient het naar het oordeel van de rechtbank – wederom: in het belang van de burenrelatie en ter voorkoming van verdere geschillen – aanbeveling om in navolging van het antwoord van de deskundige op vraag 9 en de onderbouwing daarvan de oprijplaat aan te passen.
Hoogte muur aanbouw
3.33.
Voor zover [eiser] haar vorderingen baseert op de stelling dat de muur van de aanbouw slechts twee meter hoog mag zijn, heeft zij deze stellingen niet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De rechtbank merkt in dit verband op dat het hier niet gaat om een scheidsmuur in de zin van artikel 5:49 BW.
Conclusie vorderingen sub A tot en met D in de hoofdzaak in conventie
3.34.
Het bovenstaande leidt tot de volgende conclusies met betrekking tot de vorderingen sub A tot en met D van [eiser] jegens [gedaagde] :
3.35.
Er is geen grondslag voor de door [eiser] jegens [gedaagde] primair onder A gevorderde gehele verwijdering van het bouwwerk in de steeg (de corridor). De primair onder A en subsidiair onder B gevorderde verwijdering van de aanbouw voor zover die zich boven het erf van [eiser] bevindt is slechts toewijsbaar indien en voor zover de gevelafwerking zich boven de tuinmuur van [eiser] bevindt en zal de rechtbank voor het overige afwijzen.
3.36.
Er bestaat grond voor toewijzing van het primair onder A en subsidiair onder B gevorderde bevel tot het loskoppelen van de aanbouw van de woning en de tuinmuur van [eiser] , dit voor zover het betreft het stalen profiel (legger 4), en – voor zover deze contact maken met de woning en de tuinmuur van [eiser] - de houtskeletwand grenzend aan de gevel van de woning en de tuinmuur van [eiser] en de houten balken van het dak en het houten dakbeschot grenzend aan de gevel van de woning en de tuinmuur van [eiser] . De rechtbank zal de vordering strekkende tot het loskoppelen van de aanbouw dan ook in zoverre toewijzen.
3.37.
Het primair sub A en subsidiair sub B gevorderde bevel tot het herstellen van de aan de woning van [eiser] toegebrachte schade is toewijsbaar voor het boeideel. De rechtbank zal [gedaagde] bevelen het boeideel te vervangen.
3.38.
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] met betrekking tot het sub A en B gevorderde een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid en betoogd dat toewijzing van deze vorderingen zou betekenen dat de heer [gedaagde] terug zou moeten naar de zorginstelling. Aangezien de heer [gedaagde] inmiddels is overleden, is dit verweer niet langer actueel.
3.39.
De gevorderde dwangsommen zal de rechtbank afwijzen, omdat [gedaagde] afhankelijk is van Trinity voor het uitvoeren van de werkzaamheden. De rechtbank gaat er bovendien vanuit dat Trinity zal voldoen aan de jegens haar in de vrijwaringsprocedure toegewezen vorderingen.
3.40.
[eiser] vordert een bevel om de werkzaamheden binnen vier weken na betekening van het vonnis uit te voeren. De rechtbank zal deze termijn stellen op acht weken.
3.41.
De rechtbank zal de vorderingen sub C (ventilatieroosters) en sub D (poort) afwijzen.
3.42.
De rechtbank zal de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren. [gedaagde] heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten in de hoofdzaak in conventie
3.43.
De vordering sub E van [eiser] jegens [gedaagde] strekt tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten van – in totaal – € 19.033,28‬. Het gaat hier om een optelsom van facturen van de advocaat van [eiser] uit de periode 26 januari 2016 tot en met 5 januari 2022. Volgens [eiser] zijn hierbij de werkzaamheden in het kader van het bespreken en voorbereiden van deze procedure buiten beschouwing gelaten.
3.44.
De rechtbank zal deze vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afwijzen. [eiser] heeft namelijk nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden en heeft de werkzaamheden in het kader van het bespreken en voorbereiden van deze procedure op geen enkele wijze onderbouwd. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
3.45.
[eiser] vordert ook betaling van de volledige advocaatkosten. Volgens [eiser] wist Trinity vanaf het begin af aan dat er tegen de woning van [eiser] was aangebouwd en heeft zij – en in haar kielzog [gedaagde] – in strijd met die wetenschap getracht zowel de deskundige als de rechtbank op het verkeerde been te zetten.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van volledige proceskosten afwijzen, omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van misbruik van procesrecht. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat de rechter bij het aannemen van misbruik van procesrecht terughoudend moeten zijn, omdat een partij niet gehinderd mag worden in zijn recht om een kwestie aan een rechter voor te leggen. Van misbruik van procesrecht kan sprake zijn indien een partij zich baseert op stellingen die hij gelet op de evidente ongegrondheid ervan en in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te laten. Hiervan is pas sprake als een procespartij zich baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
Dat [gedaagde] zich heeft gebaseerd op dergelijke feiten, omstandigheden of stellingen is niet gesteld en ook niet gebleken. In dit verband merkt de rechtbank op dat eventuele wetenschap van Trinity of haar uitvoerder niet zonder meer toerekenbaar is aan [gedaagde] .
3.46.
[gedaagde] is – grotendeels – in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 107,11
- griffierecht € 297,00
- deskundigen € 4.126,10
- salaris advocaat € 1.535,00 (2,5 punten x tarief € 614)
Totaal € 6.065,21
De nakosten worden begroot op € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Conclusie vordering sub 1 in de vrijwaringszaak
3.47.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank de vordering onder 1 van [gedaagde] jegens Trinity, die ertoe strekt Trinity te veroordelen al datgene te voldoen, te betalen en uit te voeren waartoe [gedaagde] in de hoofdzaak is veroordeeld zal toewijzen. Dit betekent concreet dat Trinity de aanbouw zal moeten loskoppelen van de woning en de tuinmuur van [eiser] , voor zover het betreft het stalen profiel (legger 4), en – voor zover deze contact maken met de woning en de tuinmuur van [eiser] - de houtskeletwand en de houten balken van het dak en het houten dakbeschot. Ook zal Trinity de gevelafwerking moeten verwijderen indien en voor zover deze zich boven de tuinmuur van [eiser] bevindt. Verder zal Trinity het boeideel moeten vervangen.
3.48.
De rechtbank zal de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Trinity heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd.
Geen definitieve omgevingsvergunning en de vordering van [gedaagde] tot veroordeling van Trinity tot voldoening van de door haar geleden schade
3.49.
Zoals overwogen in het tussenvonnis van 9 november 2022 is Trinity (ook, namelijk naast de in dit vonnis vastgestelde toerekenbare tekortkoming wat betreft de uitvoering van de werkzaamheden) ten aanzien van de overeengekomen vergunningsaanvraag toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen haar en [gedaagde] . Bij conclusie na deskundigenbericht heeft Trinity de rechtbank geïnformeerd over het verdere verloop van de bestuursrechtelijke procedure. Dit is namelijk mede van belang voor de vraag of en in hoeverre [gedaagde] schade lijdt door deze toerekenbare tekortkoming.
3.50.
Bij beschikking van 30 januari 2023 heeft de rechtbank Noord-Holland (sector bestuursrecht) het handhavingsbesluit van 7 augustus 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [bedrijf 2] vernietigd en bepaald dat de door [gedaagde] aangevraagde tijdelijke omgevingsvergunning voor de aanwezigheid van de aanbouw ten behoeve van mantelzorg van haarzelf niet geweigerd mag worden. In deze uitspraak staat, voor zover van belang:
9.3.3.
Desondanks is de rechtbank van oordeel dat verweerder [het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [bedrijf 2], rechtbank] in deze concrete situatie de aanvraag van een tijdelijke omgevingsvergunning had moeten toewijzen, omdat verweerder het belang van eiseres [ [gedaagde] , rechtbank] niet in redelijkheid minder zwaarwegend heeft kunnen achten dan het belang van derde partijen en het algemeen belang. Een verbouwing waarbij op zijn minst een deel van de bijgebouwen moet worden gesloopt en de woning intern gewijzigd moet worden, kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet gevergd worden van een vrouw in deze levensfase en in een medische situatie waarvan aannemelijk is dat die alleen maar zal verergeren. Bovendien voorziet de aanbouw in gelijkvloerse aanwezigheid van de primaire ruimten van de woning, hetgeen voor eiseres gezien haar medische situatie noodzakelijk is, zoals ook het geval was voor haar echtgenoot voor wie verweerder wel een tijdelijke omgevingsvergunning wilde verlenen.
9.3.4.
Daarbij komt dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft bevestigd dat als de voormalige schuur of een deel daarvan wordt gesloopt de aanbouw aan de zijde van [adres], vergunningsvrij is en dus mag blijven staan. Dat betekent dat de overlast die de bewoonster van [adres] ervaart doordat de aanbouw tegen haar woning staat, niet zal verdwijnen als de voormalige schuur of een deel daarvan zal worden gesloopt en het perceel op een andere manier wordt ingericht, bij voorbeeld door een vergunningsvrije uitbouw direct aan de woning. (…) Tot slot moet de overlast die door de bewoonster van [adres] wordt ervaren vanwege de klepperende poort tussen haar woning en de woning van eiseres los gezien worden van het plaatsen van de aanbouw, aangezien de poort geen deel uitmaakt van de aanbouw. Gelet hierop heeft verweerder het belang van derde-partijen niet in redelijkheid zwaarwegender kunnen achten dan het belang van eiseres.
3.51.
Op 15 mei 2023 heeft [gedaagde] een tijdelijke omgevingsvergunning verkregen voor het gebruik van de aanbouw als mantelzorgwoning zo lang zij in haar woning woont. Na afloop van deze tijdelijke omgevingsvergunning zal de aanbouw moeten worden aangepast aan het bestemmingsplan.
3.52.
Dat [gedaagde] inmiddels een tijdelijke omgevingsvergunning heeft verkregen voor het gebruik van de aanbouw als mantelzorgwoning zo lang zij in haar woning woont, doet aan de toerekenbare tekortkoming ten aanzien van de overeengekomen vergunningsaanvraag niet af, en wordt door Trinity overigens ook niet betoogd. Wel voert Trinity aan dat de vorderingen van [gedaagde] tot het vergoeden van schade in een ander daglicht staan nu de aanbouw voorlopig niet hoeft te worden aangepast en door [gedaagde] mag worden gebruikt zolang zij in haar woning woont. Volgens Trinity is de verplichting tot het terugbrengen van de omvang van de bouwwerken vooralsnog niet aan de orde. Mocht daar te eniger tijd sprake van zijn dan biedt Trinity aan om de alsnog benodigde werkzaamheden om de aanbouw in overeenstemming met het bestemmingsplan te brengen voor haar rekening uit te voeren. Deze toezegging zal naar het voorshands oordeel van de rechtbank relevant zijn voor de begroting van de door [gedaagde] geleden schade.
3.53.
Door de onjuiste vergunningsaanvraag heeft [gedaagde] ook bestuursrechtelijke procedures moeten voeren, en daarvoor kosten moeten maken.
3.54.
Het bovenstaande betekent dat de vordering van [gedaagde] om Trinity te veroordelen tot een schadevergoeding op te maken bij staat toewijsbaar is. [3] De mogelijkheid dat schade is geleden is immers (gelet op hetgeen in r.o. 3.53 is overwogen) aannemelijk geworden terwijl bovendien de door [gedaagde] geleden schade zich op dit moment (gelet op hetgeen in r.o. 3.52 is overwogen) nog niet (voldoende) laat vaststellen.
De rechtbank zal de vordering tot een schadevergoeding op te maken bij staat daarom toewijzen. In dit verband wijst de rechtbank partijen nog wel op het volgende.
3.55.
Zoals ook tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2022 aan de orde is geweest heeft [gedaagde] al een andere zaak tegen Trinity aangespannen waarin zij schadevergoeding vordert, te weten de zaak met rolnummer 316016. Deze zaak is op de parkeerrol van 4 oktober 2023 ambtshalve doorgehaald omdat partijen niet meer hebben gereageerd. Partijen kunnen deze zaak weer op de rol brengen.
De rechtbank constateert dat waar [gedaagde] bij akte na deskundigenbericht tevens wijziging eis en overlegging productie haar
eis onder 6heeft gewijzigd zij kennelijk verwijst naar deze andere zaak. [4]
Ook Trinity verwijst kennelijk naar deze andere zaak waar zij zich het recht heeft voorbehouden zich bij nadere akte uit te laten over de eisen van [gedaagde] voor zover die betrekking hebben op de door haar gestelde schade en vordering tot terugbetaling van de aanneemsom.
[gedaagde] heeft dus al een zaak jegens Trinity aanhangig gemaakt over de door haar geleden schade en partijen kunnen – in plaats van een schadestaatprocedure – er ook voor kiezen de zaak met rolnummer 316016 hervatten.
3.56.
Uiteraard kunnen [gedaagde] en Trinity er ook voor kiezen het geschil in der minne te regelen. De rechtbank constateert dat Trinity kennelijk al stappen in die richting heeft gezet. Zij heeft [gedaagde] immers een schets gestuurd waarbij de omvang van de aanbouw is aangepast aan het vigerende bestemmingsplan. Ook heeft Trinity kennelijk om een specificatie gevraagd van de facturen van de advocaat van [gedaagde] die betrekking hebben op de bijstand in de bestuursrechtelijke procedures. Trinity heeft in haar conclusie na deskundigenbericht geschreven dat zij in het kader van een minnelijke regeling bereid is om in redelijke mate bij te dragen in de ter zake gemaakte kosten, indien die inzichtelijk zijn.
Proceskosten in de vrijwaringszaak
3.57.
Trinity is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- dagvaarding € 104,54
- griffierecht € 297,00
- deskundigen € 4.126,10
- salaris advocaat € 1.535,00 (2,5 punten x tarief € 614)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.240,64
3.58.
De vordering van [gedaagde] omvat de veroordeling van Trinity tot vergoeding van de proceskosten in de hoofdzaak. Het door [gedaagde] in de hoofdzaak in conventie gevoerde verweer diende mede ter verdediging van de belangen van Trinity. Bovendien is [gedaagde] door toedoen van Trinity, die immers tekort is geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden, in rechte betrokken. De proceskosten van [eiser] die in de hoofdzaak in conventie voor rekening van [gedaagde] zijn gekomen, moeten daarom door Trinity aan [gedaagde] worden vergoed. Ook het door [gedaagde] in de hoofdzaak betaalde griffierecht, een bedrag van € 297,00, moet Trinity aan [gedaagde] vergoeden.
in de hoofdzaak in reconventie
Afwijzing vorderingen op grond van verjaring
3.59.
De rechtbank verwijst naar en blijft bij hetgeen zij onder 6.8 tot en met 6.10 van het tussenvonnis van 9 november 2022 heeft overwogen. Voor zover [gedaagde] in haar laatste akte nadere beschouwingen heeft gewijd aan wat in dat vonnis is overwogen, gaat de rechtbank daaraan voorbij. De rechtbank zal de vorderingen van [gedaagde] in de hoofdzaak in reconventie afwijzen.
Proceskosten in de hoofdzaak in reconventie
3.60.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat € 307 (1,0 punt x factor 0,5 x tarief € 614,00)
De nakosten worden begroot op € 100,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

4.De beslissing

in de hoofdzaak in conventie
De rechtbank
4.1.
beveelt [gedaagde] binnen acht weken na betekening van dit vonnis de gevelafwerking van de aanbouw te verwijderen voor zover deze zich boven de tuinmuur van [eiser] bevindt;
4.2.
beveelt [gedaagde] binnen acht weken na betekening van dit vonnis de aanbouw los te koppelen van de woning en de tuinmuur van [eiser] , in zoverre dat het stalen profiel (legger 4) los komt te liggen van de woning en de tuinmuur van [eiser] en dat de houtskeletwand grenzend aan de gevel van de woning en de tuinmuur van [eiser] en de houten balken van het dak en het houten dakbeschot grenzend aan de gevel van de woning en de tuinmuur van [eiser] geen contact maken met de woning en tuinmuur van [eiser] ;
4.3.
beveelt [gedaagde] binnen acht weken na betekening van dit vonnis het boeideel van de woning van [eiser] , waarin gezaagd is, te vervangen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 6.065,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak in reconventie
De rechtbank
4.7.
wijst het gevorderde af;
4.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 307,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.8 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak in conventie en in reconventie
4.10.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 278,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
4.11.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.10 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
in de vrijwaringszaak
De rechtbank
4.12.
veroordeelt Trinity tot vergoeding aan [gedaagde] van schade, op te maken bij staat,
4.13.
veroordeelt Trinity aan [gedaagde] te betalen al hetgeen waartoe [gedaagde] in de hoofdzaak jegens [eiser] is veroordeeld, waaronder de proceskosten van de hoofdzaak waarin [gedaagde] in conventie is veroordeeld, aan de zijde van [eiser] begroot op (€ 6.065,21 plus € 178 =) € 6.243,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.14.
veroordeelt Trinity tot betaling aan [gedaagde] van € 297,00, binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
4.15.
veroordeelt Trinity om alles uit te voeren waartoe [gedaagde] in de hoofdzaak jegens [eiser] is veroordeeld onder 4.1, 4.2 en 4.3;
4.16.
veroordeelt Trinity in de kosten van de vrijwaringszaak, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 6.240,64, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Trinity niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
4.17.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.13, 4.14, 4.15 en 4.16 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.18.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
760

Voetnoten

1.In dit vonnis worden dezelfde definities gehanteerd als in het tussenvonnis van 9 november 2022. Met ‘de aanbouw’ doelt de rechtbank dus op de aanbouw achter de woning en de corridor tussen de woningen van partijen, een en ander als gedefinieerd in r.o. 4.5 van het tussenvonnis van 9 november 2022.
2.De kennelijke vergissing in de nummering in het deskundigenbericht (twee nummers 5) is in dit vonnis hersteld.
3.De rechtbank verwijst naar r.o. 5.9 van het tussenvonnis van 9 november 2022 waar de vorderingen van [gedaagde] jegens Trinity zijn opgenomen.
4.[gedaagde] wijzigt haar eis onder 6 als volgt: