ECLI:NL:RBNHO:2024:3118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10747990
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen tussen koeriersbedrijven

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, hierna te noemen [naam 1], en een gedaagde, hierna te noemen [gedaagde]. [naam 1] heeft [gedaagde] aangeklaagd voor het niet betalen van verschillende facturen die verband houden met koeriersdiensten die door beide partijen zijn geleverd. De vordering van [naam 1] bedraagt € 2.193,32, inclusief wettelijke handelsrente en proceskosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 29 september 2023, waarna [gedaagde] schriftelijk heeft geantwoord. Tijdens de zitting op 18 maart 2024 is [gedaagde] echter niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. Hierdoor is het verweer van [gedaagde] niet nader onderbouwd en zijn de stellingen van [naam 1] onweersproken gebleven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [naam 1] facturen heeft gestuurd die door [gedaagde] onbetaald zijn gelaten, en dat er geen voldoende onderbouwing is voor het verweer van [gedaagde] dat [naam 1] zich niet aan de opzegtermijn heeft gehouden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] in verzuim is geraakt door het niet betalen van de facturen en heeft de vordering van [naam 1] toegewezen. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [naam 1] het bedrag kan vorderen voordat de zaak definitief is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10747990 CV EXPL 23-4484
Uitspraakdatum: 10 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
vennootschap onder firma [naam 1]
gevestigd te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [naam 1]
gemachtigde: [naam 2] V.O.F.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
[naam 1] heeft bij dagvaarding van 29 september 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 18 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de zitting. [naam 1] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [naam 1] ter toelichting van haar standpunt naar voren heeft gebracht.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] is een koeriersbedrijf, een kleinhandel in voorverpakte etenswaren en houdt zich ook bezig met detailhandel in kleding en het organiseren van muziekevenementen.
2.2.
[gedaagde] handelt als eenmanszaak en houdt zich bezig met schoonmaakdiensten en koeriersdiensten.
2.3.
[naam 1] en [gedaagde] voerden over en weer koerierswerkzaamheden voor elkaar uit.
2.5.
[naam 1] heeft verschillende facturen gestuurd naar [gedaagde] .
2.6.
[gedaagde] heeft deze facturen, ondanks tot betaling te zijn aangemaand, niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[naam 1] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 2.193,32, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 1.791,14 met ingang van 16 september 2023 en tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[naam 1] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij goederen heeft geleverd en diensten heeft verleend aan [gedaagde] op basis van meerdere, tussen partijen gesloten, overeenkomsten. Daarvoor is [gedaagde] haar nog € 2.562,83 verschuldigd. Het bedrag dat [naam 1] nog aan [gedaagde] moet betalen, te weten € 771,69, kan daarop in mindering worden gebracht. [gedaagde] is, ondanks dat hij meerdere keren is aangemaand, niet overgegaan tot betaling en is hierdoor in verzuim geraakt.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [naam 1] hem nog een bedrag van € 771,69 moet betalen. Daarnaast voert hij aan dat [naam 1] zich niet heeft gehouden aan de opzegtermijn van één maand zoals was afgesproken in het contract. [naam 1] heeft [gedaagde] in een whatsapp bericht laten weten dat zij de volgende dag niet meer zou komen en dat zij het werk opzegt. [gedaagde] heeft dit werk hierdoor verloren en heeft financiële schade opgelopen.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de zitting. Dat betekent dat [gedaagde] zijn verweer niet nader heeft onderbouwd, geen vragen heeft kunnen beantwoorden van de kantonrechter en dat wat tijdens de zitting door [naam 1] is aangevoerd onweersproken is gebleven. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van [gedaagde] .
4.2.
Tijdens de zitting heeft [naam 1] verduidelijkt dat de werkzaamheden die partijen over en weer voor elkaar hebben uitgevoerd zagen op koeriersdiensten. Verder kan worden vastgesteld dat [naam 1] daarvoor facturen in rekening heeft gebracht bij [gedaagde] en dat [gedaagde] daarvan € 2.562,83 onbetaald heeft gelaten. Dit heeft [gedaagde] immers niet weersproken. Ook zijn partijen het er over eens dat [naam 1] nog € 771,69 aan [gedaagde] moet betalen. [naam 1] heeft dat bedrag al op haar vordering in mindering gebracht, zodat voorbij wordt gegaan aan het verweer van [gedaagde] dat [naam 1] dat nog moet betalen.
4.3.
Tussen partijen is in geschil de vraag of [gedaagde] is gehouden de openstaande facturen van [naam 1] te betalen. [gedaagde] beroept zich op een tekortkoming van [naam 1] , namelijk dat [naam 1] zich niet heeft gehouden aan de opzegtermijn in de tussen partijen gesloten overeenkomst en hij daarom schade heeft geleden. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] zich beroept op verrekening van zijn schade met de openstaande facturen. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld een tegenvordering in te stellen, had het op zijn weg gelegen dat duidelijk als zodanig te vorderen en behoorlijk toe te lichten. Dit heeft hij niet gedaan. [naam 1] heeft daarom niet inhoudelijk op een eventuele tegenvordering kunnen reageren.
4.4.
Omdat [gedaagde] zich op een tekortkoming van [naam 1] beroept, is het aan hem om dat te onderbouwen. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een overeenkomst overgelegd. Tijdens de zitting heeft [naam 1] de door [gedaagde] gestelde tekortkoming gemotiveerd weersproken. [naam 1] heeft toegelicht dat zij geen partij is bij de overeenkomst waar [gedaagde] een beroep op doet en dat zij deze overeenkomst nooit eerder heeft gezien. Volgens [naam 1] hadden partijen alleen een afspraak over de prijs voor koerierswerkzaamheden die partijen voor elkaar overnamen. Omdat [gedaagde] niet is verschenen op de zitting, is het voorgaande onweersproken gebleven. Overigens is ook niet gebleken dat [naam 1] partij is bij de door [gedaagde] overgelegde overeenkomst. [gedaagde] heeft daarom de door hem gestelde tekortkoming onvoldoende onderbouwd. Ook aan dit verweer van [gedaagde] wordt voorbij gegaan.
4.5.
Verder is de kantonrechter van oordeel dat [naam 1] haar vordering voldoende duidelijk en inzichtelijk heeft gemaakt. Dat betekent dat [gedaagde] het door [naam 1] gevorderde bedrag voor de nog openstaande facturen, verminderd met het aan [gedaagde] verschuldigde bedrag, moet betalen.
4.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [naam 1] van € 1.791,14 zal toewijzen.
4.7.
Omdat [gedaagde] met tijdige betaling van de facturen in verzuim is, is de wettelijke handelsrente toewijsbaar zoals gevorderd.
4.8
De buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toewijsbaar. [naam 1] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is bovendien in overeenstemming met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar zoals gevorderd.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Aan salaris van de gemachtigde wordt één punt toegekend, omdat [naam 1] tijdens de zitting niet werd bijgestaan door een gemachtigde. Aangezien [naam 1] in persoon op de zitting is verschenen, komen wel de noodzakelijke reis-, verblijf-, en verletkosten voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden tot en met vandaag aan haar kant ambtshalve vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00. De proceskosten worden begroot op:
dagvaarding € 107,84
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 204,00
verletkosten € 50,00
nakosten € 102,00Totaal € 828,84 .
4.9.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [naam 1] van € 2.193,32, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.791,14 vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de gehele betaling en over € 268,67 vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 828,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet [gedaagde] ook de kosten van betekening aan [naam 1] betalen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter