ECLI:NL:RBNHO:2024:3117

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
HAA 24/651 en HAA 24/696
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor tijdelijke crisisnoodopvang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 5 maart 2024, worden de verzoeken om voorlopige voorzieningen van twee verzoekers tegen een omgevingsvergunning voor een tijdelijke crisisnoodopvang afgewezen. De vergunning, verleend op 13 februari 2024 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, betreft de opvang van 250 personen op een perceel in [plaats 1]. De verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 28 februari 2024 werd het standpunt van de verzoekers en het college besproken. De voorzieningenrechter concludeert dat de verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, omdat zij op aanzienlijke afstand van de opvanglocatie wonen en geen zicht hebben op het bouwplan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de procedure rondom de omgevingsvergunning zorgvuldig is doorlopen en dat er voldoende burgerparticipatie heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af, waarbij hij benadrukt dat de belangen van de verzoekers niet opwegen tegen het maatschappelijk belang van de opvang van asielzoekers. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter concludeert dat de omgevingsvergunning kan worden gebruikt door het COA, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 24/651 en HAA 24/696

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2024 in de zaken tussen

1.1) [verzoeker 1] e.a., uit [plaats 1] ,

2) [verzoeker 2] e.a.,uit [plaats 1] ,
verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen

(gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp en A. Swart).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekersuit Den Haag (COA)
(gemachtigde: mr. J.C. Meijer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 13 februari 2024 waarbij door het college aan het COA omgevingsvergunning is verleend voor een tijdelijke crisisnoodopvang voor 250 personen met een gebruiksperiode van 1 jaar op het perceel gelegen aan de [adres 1] (tussen [adres 2] en [adres 3] ) in [plaats 1] .
1.1
Verzoekers sub 1 en 2 hebben tegen dit besluit afzonderlijk van elkaar bezwaar gemaakt. Zij hebben ook beiden afzonderlijk de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2
Het college heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 28 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker sub 1 en de gemachtigden van het college. Namens het COA is verschenen [naam] , bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verzoeker sub 2 heeft via een digitale videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
1.4
De voorzieningenrechter heeft op 5 maart 2024 telefonisch het dictum doorgegeven aan partijen. En daarbij aangegeven, zoals ook op zitting was besproken, dat de motivering voor de uitspraak binnen twee weken schriftelijk zou worden gegeven. Door omstandigheden is die termijn met twee weken verlengd.
1.5
Verzoekers sub 2 hebben na de zitting met een email van 1 maart 2024 nog een aanvullende reactie gegeven waarbij erop is gewezen dat de gemeente Schagen met een aantal projectontwikkelaars voornemens is om op het terrein van de voormalige werf van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (de huidige locatie van de crisisnoodopvang) nieuwe woningen te realiseren.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Het bestreden besluit
3. De aanvraag is ingediend op 1 februari 2024. De omgevingsvergunning is daarom verleend op grond van de Omgevingswet, die per 1 januari 2024 in werking is getreden. De omgevingsvergunning is verleend voor de volgende activiteiten:
- de omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet voor het bouwen van een bouwwerk en het aanbrengen van een verharding;
- de (technische) bouwactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet;
- de buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet bezien in samenhang met artikel 8.0a, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving voor het plaatsen van bouwwerken en het gebruiken van de gronden ten behoeve van crisisnoodopvang.
Procedurele gronden
Belanghebbendheid
4. Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat een aantal verzoekers mogelijk niet is aan te merken als belanghebbenden bij het bestreden besluit en dat de verzoeken, voor zover namens deze verzoekers ingediend, niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard. In dat kader heeft het COA aangevoerd dat de woningen van verzoekers sub 1 alle zijn gelegen op een afstand van minimaal 390 meter van het bouwplan. Zij hebben niet tot nauwelijks zicht op het bouwplan vanwege de grote afstand of omdat het zicht anderszins belemmerd is. De woningen van verzoekers sub 2 liggen op een afstand van minimaal 115 tot het bouwplan. Ook zij hebben nauwelijks zicht op de locatie en dat zicht is ook belemmerd door bebouwing en het aanwezige groen. Omdat van gevolgen van enige betekenis geen sprake is kunnen zij daarom niet als belanghebbenden worden aangemerkt. De verzoeken moeten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus het COA.
4.1
De voorzieningenrechter gaat er van uit dat zeker een aantal verzoekers als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn aan te merken bij het bestreden besluit, zodat daarom kan worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken om een voorlopige voorziening.
Gebrek aan burgerparticipatie?
5. Verzoekers betogen dat gedurende het gehele proces onvoldoende burgerparticipatie heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft omwonenden onvolledig en onjuist geïnformeerd. Bij de onderhavige omgevingsvergunning hebben omwonenden weliswaar een zienswijze mogen indienen, maar daar is vervolgens in het geheel niets meegedaan. Verzoekers voelen zich daardoor buiten spel gezet.
5.1
Het college stelt dat wel degelijk sprake is geweest van participatie en dat aan alle wettelijk vereiste procedurestappen is voldaan. Het besluit is zorgvuldig voorbereid door – onder meer – de belangen van de bewoners zo veel mogelijk in beeld te brengen. Bewoners hebben informatie ontvangen over de plannen voor de crisisopvang en zij hebben hun mening op verschillende momenten kenbaar kunnen maken. Er zijn informatiebrieven verstuurd, er is een informatieavond georganiseerd en er is een website gemaakt met informatie over het project. Daarnaast is de aanvraag om omgevingsvergunning onverplicht ter inzage gelegd en is de mogelijkheid geboden om zienswijzen kenbaar te maken. Van die gelegenheid is door verzoekers gebruik gemaakt. De omstandigheid dat de zienswijzen niet doorslaggevend zijn geweest in de besluitvorming maakt niet dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid, aldus verweerder.
5.2
De voorzieningenrechter is – anders dan kennelijk verzoekers – van oordeel dat de door verweerder gevolgde procedure niet in strijd is geweest met enig wettelijk voorschrift of rechtsbeginsel. Aan verzoekers moet worden toegegeven dat met de inwerkingtreding per 1 januari 2024 van de Omgevingswet burgerparticipatie een nieuw instrument is in het kader van de besluitvorming rond plannen in de leefomgeving. Maar – anders dan verzoekers kennelijk veronderstellen – wordt met burgerparticipatie niet beoogd om consensus of unanieme steun te bewerkstelligen voor besluiten in dat verband. Het doel van burgerparticipatie is om burgers in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de besluitvorming en om hen daarin een stem te geven. Dit kan op verschillende manieren bijvoorbeeld door het organiseren van informatiebijeenkomsten, maar gaat niet zo ver – hoe vervelend dat bij verzoekers ook wellicht is overgekomen – dat hun inbreng van beslissende betekenis is. Burgerparticipatie zoals dat in de Omgevingswet is vormgegeven kan het draagvlak bij de burger zeker vergroten, maar is geen resultaatsverplichting op een voor alle partijen aanvaardbare beslissing. Dat het college na het inwinnen van een zienswijze bij (onder meer) verzoekers geen aanleiding heeft gezien zijn standpunt over de voorgenomen ontwikkeling te wijzigen, maakt niet dat gezegd kan worden dat het college daarom onrechtmatig zou hebben gehandeld.
Ontheffing provinciale natuurverordening ontbreekt
6. Verzoekers betogen dat niet is voldaan aan de voorschriften 5, 6a en 6b van de Tijdelijke ontheffing OV NH2022 crisisnoodopvang asielzoekers Schagen Oost van
24 februari 2024 (met kenmerk: [nummer] ). Er is immers nog geen rapportage aangeleverd waarin de oorspronkelijke toestand van het Bijzonder Provinciaal Landschap in beeld is gebracht en waarbij in ieder geval de voorkomende kernkwaliteiten van het Bijzonder Provinciaal Landschap op de betrokken gronden zijn vastgelegd.
6.1.
Het college stelt dat de opvang is beoogd in een gebied dat is aangewezen als Beschermd Provinciaal Landschap (BPL). Dat heeft tot gevolg dat bouwen in beginsel niet is toegestaan. Op grond van de Provinciale Omgevingsverordening kan ontheffing worden verleend van de verboden die in het BPL gelden. De provincie heeft deze ontheffing verleend onder de voorwaarde dat het perceel wordt gebracht in de staat waarin het zich bevindt. Voor aanvang van de werkzaamheden zal een opname worden gemaakt, inclusief foto’s van de huidige staat van het perceel.
6.2
De voorzieningenrechter ziet in de door verzoekers opgevoerde grond geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Zoals door het college aangegeven en door COA ter zitting bevestigd is aan de is voorwaarde inmiddels voldaan; er is een opname gemaakt van de huidige staat van het perceel. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hieraan te twijfelen.
Inhoudelijke gronden
Afbreuk aan landschap
7. Verzoekers betogen dat de bouw en exploitatie van de geplande crisisnoodopvang onherstelbare schade zal aanrichten aan het landschap en de omgeving. Zij betogen dat er geen of te weinig onderzoek is verricht naar de oorspronkelijke staat van de gronden, zodat nog feitelijk onmogelijk is te stellen dat de gronden in de oorspronkelijke staat zullen worden teruggebracht. Zij voeren verder aan dat in de “QuickScan beschermde soorten [straat] ” van 1 november 2022 is aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden zowel een broedvogelonderzoek te doen en om details van te nemen mitigerende of compenserende maatregelen uit te werken omdat dit nog niet was gedaan. Omdat het bedoelde onderzoek nog niet is verricht en er geen mitigerende maatregelen bekend zijn, kunnen de werkzaamheden aan de crisisnoodopvang nog niet aanvangen.
7.1
Dit beoog slaagt niet. Met het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het bestreden besluit alsmede de daarvan onderdeel uitmakende GoFlo, afdoende blijkt dat de kwetsbaarheden van het gebied in diverse onderzoeken zijn bezien en in kaart gebracht. Niet is gebleken dat de onderhavige omgevingsvergunning vanuit een oogpunt van natuurbescherming niet had mogen worden verleend. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat voor beschermde diersoorten een ecologisch werkprotocol is opgesteld waarin diverse maatregelen zijn genomen gerelateerd aan het ecologisch onderzoek en waarin is opgenomen dat bij de werkzaamheden een ecoloog aanwezig zal zijn en dat werkzaamheden indien nodig zullen worden stilgelegd.
Alternatieve locaties
8. Verzoekers voeren aan dat ondanks toezeggingen en een daartoe bestaande verplichting er geen onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties. De “QuickScan locaties Crisis Noodopvang Schagen” van 15 december 2023 dateert van na de datum dat aan alle omwonenden was verteld dat er een onderzoek naar alternatieve locaties bestond. Het stuk is verder onvolledig en onjuist, nu anders dan in het stuk staat beschreven het beoogde gebied geen hoog voorzieningenniveau heeft en ook niet goed toegankelijk is omdat af- en aanvoerwegen ontbreken. Bovendien is het gebied gekwalificeerd als kwetsbaar Bijzonder Provinciaal Landschap.
8.1
Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt de voorzieningenrechter dat het college moet beslissen over een bouwplan zoals dat is ingediend. Als een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, dan kan het bestaan van alternatieven alleen dan tot het onthouden van medewerking nopen, als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [1]
8.2
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Uit de “Quick scan locaties Crisis Noodopvang Schagen” die op 15 december 2023 is opgesteld blijkt dat na een eerste selectie uiteindelijk meer dan 10 locaties zijn onderzocht op geschiktheid. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben het college en het COA in deze Quick scan aan de hand van benoemde criteria afdoende gemotiveerd dat voor de onderhavige locatie geen gelijkwaardig alternatief bestaat. Voor de stelling van verzoekers dat de Quick scan onvolledig of onjuist zou zijn ziet de voorzieningenrechter geen aanknopingspunt. Niet is daarin aangegeven dat op de gekozen locatie voorzieningen bestaan en reeds infrastructuur aanwezig is. Bezien is of sprake is van voorzieningen in de buurt op loopafstand en of de locatie toegankelijkheid is voor het vervoer, in overeenstemming met de vooraf benoemde criteria. Daarop scoort de onderhavige locatie blijkens het onderzoek hoog.
8.3
De noodopvang is thans nog gevestigd op een locatie [adres 4] in [plaats 2] . Deze locatie wordt, zoals door verweerder en het COA ter zitting desgevraagd naar voren is gebracht, niet meer als geschikt gezien in verband met de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Voorshands ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Dat – zoals verzoekers sub 2 de rechtbank bij email van 1 maart 2024 hebben laten weten – op dit terrein nieuwbouw is geprojecteerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het voornemen van nieuwbouw op deze locatie betekent immers nog niet dat aan het beëindigen van de cisisnoodopvang op de huidige locatie in [plaats 2] een onjuiste redengeving ten grondslag is gelegd. Of en zo ja, op welke voorwaarden op de huidige locatie van de crisisnoodopvang in [plaats 2] nieuwbouw zal kunnen worden gerealiseerd, zal nu dat van een heel andere orde is dan de onderhavige crisisnoodopvang, op haar eigen merites in de daarop betrekking hebbende procedures moeten worden beoordeeld.
Strijd met het omgevingsplan
9. Dat de ontwikkeling in strijd is met het omgevingsplan geeft evenmin aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. De omgevingsvergunning voorziet nu juist in een toestemming voor de ontwikkeling ondanks de strijdigheid daarvan met het omgevingsplan.
Belangenafweging
10. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van voorlopige voorziening en de belangen van het college en COA die pleiten tegen het treffen daarvan, tenslotte als volgt af.
10.1
Het belang van verzoekers om de locatie tot in elk geval de beslissing op bezwaar te behouden zoals hij is weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen het door verweerder en het COA opgevoerde maatschappelijk belang om te voorzien in een opvanglocatie voor de opvang van 250 asielzoekers waarvoor op dit moment geen alternatief bestaat. Daarbij is van belang dat de omgevingsvergunning (zo ook de ontheffing van de provincie) voorziet in een tijdelijke opvanglocatie en daaraan het voorschrift is verbonden de gronden na ommekomst van de werking van de omgevingsvergunning weer in de huidige bestaande staat te herstellen. Hiervoor is overwogen dat het in dat verband benodigde onderzoek naar die bestaande situatie inmiddels is uitgevoerd. De door verzoekers opgeworpen financiële gevolgen van de keuze voor een opvanglocatie voor de duur van één jaar alsmede dat het uit humanitaire redenen onjuist is om te kiezen voor een tijdelijke opvanglocatie, komt in dit kader geen gewicht toe omdat dit geen belangen zijn die verzoekers zelf regarderen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dat betekent dat het COA de omgevingsvergunning kan (blijven) gebruiken. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787 en 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1148