ECLI:NL:RBNHO:2024:3101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/15/349610 / JU RK 24-335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met kindeigen problematiek en problematiek van de ouders

Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de kinderen, die voortkomen uit zowel hun eigen problematiek als de problematiek van de ouders. De ouders hebben een verslechterde verstandhouding en er vindt momenteel geen omgang plaats tussen de kinderen en de vader. De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling, waarbij is aangegeven dat er bij beide kinderen sprake is van kindeigen problematiek, waaronder ASS en ADHD. De moeder heeft zorgen over de omgang met de vader, die volgens haar niet veilig is, terwijl de vader zich beklaagd over het feit dat hij door de moeder wordt weggehouden van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren en dat de situatie onvoorspelbaar is voor de kinderen, wat hun ontwikkeling negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft daarom besloten dat een gecertificeerde instelling, Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers, betrokken moet worden om de situatie te stabiliseren en te onderzoeken wat de kinderen nodig hebben voor contactherstel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/349610 / JU RK 24-335
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum ] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum ] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. E. Tiebie, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • [Jeugd en Gezinscoach] , werkzaam bij de gemeente Dijk en Waard als Jeugd en Gezinscoach.
1.3.
Gelijktijdig met het verzoek tot ondertoezichtstelling is behandeld het verzoek tot
opschorting van de zorgregeling, geregistreerd onder zaaknummer C/15/340135 / FA RK 23-2409. In deze zaak is afzonderlijk beschikking gewezen.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] .
2.4.
[de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] wonen bij hun moeder.
2.5.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 19 december 2022 is het convenant en ouderschapsplan van de ouders ondertekend op 22 november 2022, aangehecht. Hieruit blijkt – voor zover thans van belang – dat;
  • de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
  • er een zorgregeling geldt waarbij de kinderen in de even weken vanaf vrijdag uit school tot zondag bij de vader verblijven en zij in de oneven weken op vrijdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader verblijven;
  • de vader is hartpatiënt, op het moment dat hij een periode heeft waarin hij de zorg niet trekt, zal de moeder deze overnemen, tot de vader het weer aankan.
pri
2.6.
Bij vonnis van 11 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter in een kortgedingprocedure de vordering van de moeder afgewezen tot het vaststellen van een zorgregeling, onder wijziging van het ouderschapsplan, waarbij de kinderen elke vrijdag uit school tot zaterdagochtend bij de vader verblijven.
In voornoemd vonnis is opgenomen dat partijen ter zitting de volgende afspraken hebben gemaakt:
  • de vader zal zich zoveel als mogelijk houden aan de afgesproken regeling,
  • als het de vader niet lukt om de regeling na te komen, dan geeft hij dit tijdig bij de moeder aan
  • de moeder haalt de kinderen op de afgesproken zaterdag (oneven weken) of zondag (even weken) bij de vader op
  • de vader zorgt voor eten voor de kinderen als ze bij hem verblijven.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de Raad het volgende aangevoerd. Bij beide kinderen is sprake van kindeigen problematiek. [de minderjarige 2] is gediagnosticeerd met ASS in combinatie met ADHD en ze functioneert op de leeftijd van een drie jarige. [de minderjarige 1] heeft ook onlangs de diagnose ADHD gekregen, waardoor ook zij de nodige hulpverlening nodig heeft. Naast de eigen beperkingen en uitdagingen van de kinderen, hebben zij er last van dat de relatie tussen de ouders getroebleerd is geraakt. Volgens de moeder was er veelvuldig sprake van huiselijk geweld, waarbij de vader haar en de kinderen sloeg. De vader ontkent dat hij de kinderen ooit heeft geslagen. Ondanks dat de Raad niet weet wat er wel of niet precies is gebeurd in de thuissituatie, is het wel duidelijk dat er ruzies hebben plaatsgevonden in het bijzijn van de kinderen. Er ontstaan ook nu telkens wrijvingen en escalaties tussen de ouders, die een negatieve impact hebben op de kinderen en de omgang met hun vader. Deze situatie wordt verder gecompliceerd omdat het de vader niet altijd lukt om de omgang goed vorm te geven, bijvoorbeeld doordat hij onvoldoende eten in huis heeft of hij gezondheidsproblemen ervaart (hartpatiënt). Hierdoor is de omgang diverse keren niet doorgegaan of niet verlopen zoals gepland. De vader heeft in het verleden onaangekondigd bij de woning van de moeder gestaan en hiermee onrust veroorzaakt die de kinderen meekrijgen. Daarnaast stuurt de vader de moeder dagelijks mails met verwijten. De Raad ziet een moeder die emotioneel is uitgeput en een kwetsbare indruk maakt. De moeder ziet zelf geen andere oplossing meer dan dat zij eenhoofdig gezag krijgt. Ze gunt de vader en de kinderen weliswaar contact met elkaar, maar wel op een rustige en veilige manier. Omdat dit nu niet kan, ziet de moeder geen mogelijkheid om de omgang door te laten gaan. De Raad begrijpt dat de moeder de kinderen op deze manier wil beschermen tegen de teleurstelling van het niet doorgaan van de omgangsregeling met hun vader maar benadrukt ook dat de kinderen recht hebben op contact met hun vader. Het is belangrijk dat de kinderen het gevoel krijgen dat zij bij beide ouders terecht kunnen en dat dit oké is voor de andere ouder. Beide kinderen hebben op hun eigen manier last van de situatie tussen hun ouders en het onvoorspelbare verloop van de omgang met hun vader. [de minderjarige 2] heeft vanwege haar problematiek juist erg veel behoefte aan structuur en duidelijkheid. Zij kan er niet goed mee omgaan wanneer er onverwachte dingen gebeuren, bijvoorbeeld als de vader op het laatste moment de omgang afzegt. [de minderjarige 2] uit haar emoties dan in boosheid, ze wordt fysiek richting haar zusje en de moeder, en is niet meer te begrenzen. [de minderjarige 1] heeft er ook last van als vader de omgang afzegt. Ze mist haar vader. Daarnaast vindt [de minderjarige 1] het moeilijk om met het gedrag van haar zus om te gaan. [de minderjarige 1] heeft al op jonge leeftijd moeten leren om duidelijk haar grenzen aan te geven. Verder wordt gezien dat het [de minderjarige 1] onvoldoende lukt zich te concentreren in de klas en tot leren te komen. Zij doet dit jaar groep 3 voor de tweede keer. De Raad kan zich voorstellen dat [de minderjarige 1] zo druk is in haar hoofd met de onrust en de spanningen thuis, dat er geen ruimte is om zich te richten op haar schoolgang.
3.2.
De Raad heeft daar ter zitting het volgende aan toegevoegd. De betrokken hulpverlening is niet bij machte om voldoende sturing te bieden aan het gezin. Er is disbalans tussen de draagkracht- en draaglast van beide ouders. Het is dringend nodig dat een GI betrokken raakt die goede veiligheidsafspraken maakt zodat er omgang kan plaatsvinden. De Raad schat in dat de ouders zelf onvoldoende in staat zijn om afspraken te maken en de omgang veilig en rustig te laten verlopen.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij er momenteel mentaal volledig doorheen zit, omdat hij door de moeder wordt weggehouden van de kinderen en hij hen vreselijk mist. Het crisisteam van de GGZ is inmiddels betrokken bij de vader. De vader wil heel graag weer omgang met zijn kinderen, maar zijn draagkracht daarvoor is sterk verminderd. Daar zal de aankomende tijd rekening mee moeten worden gehouden. De vader kan op dit moment slechts enkele uren omgang hebben op een neutrale locatie. De vader vindt verder dat de moeder een onjuist beeld schetst. De moeder zegt wel dat zij wil dat er omgang is tussen de vader en de kinderen, maar ondertussen legt zij zelf de omgang stil. De vader denkt dat de moeder de kinderen beïnvloed en dat er een GI betrokken moet raken om dit te onderzoeken. Om deze invloed van de moeder weg te nemen, ziet de vader het ook als reële mogelijkheid dat de kinderen uiteindelijk op een neutrale plek gaan verblijven. Verder heeft de vader aangegeven dat het klopt dat hij niet altijd de financiën heeft om de omgang goed vorm te geven. Hij heeft echter nooit zelf de omgang om die reden afgehouden. De vader heeft op die momenten open kaart gespeeld richting de moeder en de keuze hierover bij haar gelaten.
Al met al ziet de vader geen andere keuze dan een ondertoezichtstelling en stemt hij daarmee in.
4.2.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. De moeder stemt in met het verzoek van de Raad. De moeder vindt het belangrijk dat er omgang plaatsvindt tussen de vader en de kinderen, maar dit moet wel veilig en prettig zijn voor de kinderen. Dat is de laatste tijd niet het geval geweest. De vader is de omgang onder opgave van wisselende redenen meerdere keren niet nagekomen, ook niet na het maken van afspraken daarover in de kortgedingprocedure. De redenen die de vader aandraagt lopen uiteen van te moe, andere plannen, de treinen rijden niet, last van zijn hart tot de moeder gaf hem stress. De kinderen hebben gelet op hun eigen problematiek en kwetsbaarheden juist een grote behoefte aan duidelijkheid en structuur. Daarnaast heeft de moeder zorgen over het gedrag en de uitspraken van de vader. De vader zoekt te pas en te onpas contact met de moeder, waardoor zij zelf genoodzaakt is geweest maatregelen te nemen.
Omdat het de ouders al lange tijd niet lukt om de omgang vorm te geven in het vrijwillig kader, lijkt het haar beter om dit over te laten aan een GI. Zij heeft daarbij benadrukt dat zij pas de keuze heeft gemaakt om de omgang tussen de kinderen en de vader te stoppen, nadat zij dit heeft besproken met Parlan en haar advocaat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Naast het gegeven dat er bij [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] sprake is van forse eigen problematiek die het nodige vraagt van hun opvoeders, groeien zij op in een onvoorspelbare situatie veroorzaakt door de spanningen tussen de ouders. Het lukt de ouders op geen enkele manier constructief met elkaar te communiceren en goede afspraken te maken over de kinderen en de omgang. Dit heeft ervoor gezorgd dat er nu, sinds 7 december 2023, helemaal geen omgang is tussen de vader en de kinderen. Beide ouders vertellen bovendien een tegengesteld verhaal over de redenen daarvoor en wat nu de beste vervolgstap zou zijn. Zo stelt de moeder dat de omgang eerder niet goed/veilig verliep doordat de vader deze vanwege allerlei uiteenlopende redenen niet kon nakomen, er sprake is geweest van huiselijk geweld en de vader de moeder lastig valt/stalkt. De vader stelt zijnerzijds dat het nakomen van de omgang vanwege gezondheidsproblemen en financiën niet altijd eenvoudig was, maar dat het de moeder is die de omgang frustreert, de kinderen beïnvloedt en de omgang niet op een goede wijze prioriteert. De vader betwist dat er huiselijk geweld heeft plaatsgevonden op de wijze die de moeder beschrijft en stelt dat er nooit huiselijk geweld richting de kinderen heeft plaatsgevonden.
Wat er verder ook zij van de precieze oorzaak van het niet nakomen van de omgang (waar de rechtbank onder deze omstandigheden onvoldoende zicht op heeft), is duidelijk dat de omgang in ieder geval grillig en onvoorspelbaar voor de kinderen is verlopen. De kinderen, die vanwege hun kindeigen problematiek juist een bovengemiddelde behoefte hebben aan structuur en voorspelbaarheid, hebben hier last van. Onder deze omstandigheden ziet de kinderrechter, net als alle betrokkenen ter zitting, geen andere keuze dan het uitspreken van een ondertoezichtstelling zodat er een GI betrokken raakt die regie kan voeren, kan uitzoeken wat de kinderen hierin nodig hebben en welke mogelijkheden er zijn tot contactherstel. De kinderrechter heeft daarbij betrokken dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet tot nauwelijks van de grond is gekomen en dat daarmee de grenzen van het vrijwillig kader bereikt lijken te zijn. Ook heeft zij meegewogen dat de draagkracht van de vader vanwege zijn psychische gesteldheid op dit moment minimaal is, wat een extra opgave oplevert bij het onderzoeken van mogelijkheden voor contactherstel.
5.3.
De kinderrechter zal gelet op het voorgaande [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] onder toezicht stellen voor de duur van één jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum ] in [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum ] in [plaats] ,
onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 6 maart 2024 tot 6 maart 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024 door mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Kamer als griffier, en op schrift gesteld op 26 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.