ECLI:NL:RBNHO:2024:3093

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
C/15/330672 / FA RK 22-3619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarigen na zorgen over opvoedvaardigheden van de moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2024 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen, de moeder en de vader. De moeder had een verzoek ingediend tot wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader ook een zelfstandig verzoek had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder, naar aanleiding van meldingen van de kinderen dat zij door de moeder geslagen zouden zijn. De moeder heeft deze beschuldigingen betwist en aangegeven dat de kinderen soms heftiger reageren dan de situatie vereist. De rechtbank heeft de zorgen van de vader serieus genomen, maar ook erkend dat er omgang moet zijn tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank heeft besloten dat de kinderen in de even weekenden bij de moeder verblijven, met de voorwaarde dat de vader de kinderen naar de moeder brengt en de moeder de kinderen weer terugbrengt naar de vader. Zodra de moeder een eigen woning heeft, zal de regeling worden aangepast. De rechtbank heeft ook een regeling voor vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de kinderen in de even jaren bij de moeder verblijven en in de oneven jaren bij de vader. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/330672 / FA RK 22-3619
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 28 maart 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. van Espen, kantoorhoudende te Hoorn,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.W. Hoogland, kantoorhoudende te Den Helder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder van 2 augustus 2022 ingekomen op 4 augustus 2022;
- het bericht, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 13 september 2022;
- het bericht, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 16 januari 2023;
- het proces-verbaal van deze rechtbank van 19 januari 2023;
- het bericht, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 19 april 2023;
- het proces-verbaal van deze rechtbank van 24 april 2023;
- het bericht van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juli 2023;
- het bericht, van de moeder, ingekomen op 24 juli 2023;
- het bericht, van de vader, ingekomen op 26 juli 2023;
- het bericht, van de vader, ingekomen op 6 december 2023;
- het gewijzigde verzoekschrift, van de moeder, ingekomen op 29 februari 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 maart 2024 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. M. van Espen en de vader door mr. A.W. Hoogland.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft de minderjarigen erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 30 maart 2021 heeft de rechtbank, in het kader van een inmiddels beëindigde ondertoezichtstelling een verdeling van zorg- en opvoedingstaken (hierna te noemen: zorgregeling) vastgesteld inhoudende dat:
  • de moeder gedurende een weekend per maand één of meerdere omgangsmomenten heeft met één of twee van de minderjarigen;
  • de zorgregeling plaatsvindt bij de oma (mz) in het weekend van (vrijdag tot zondag) dat de minderjarigen bij oma verblijven;
  • de omgangsmomenten vinden plaats onder begeleiding en toezicht van oma (mz);
  • op initiatief van de moeder en in onderling overleg met de vader kunnen er videobelmomenten met de minderjarigen plaatsvinden als dit op dat moment uitkomt;
  • op initiatief van de moeder en in onderling overleg met de vader kan er een zorgregeling plaatsvinden voor bijzondere gelegenheden, zoals verjaardagen en feestdagen.
2.4.
Bij beschikking van 27 september 2022 heeft de rechtbank, bij wijze van provisionele voorziening ex artikel 223 Rv een voorlopige verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgesteld inhoudende dat de minderjarigen:
  • Eens per week een skypemoment hebben met de moeder, dag en tijdstip in onderling overleg af te spreken, met als uitgangspunt de woensdag;
  • Eens per week omgang hebben met de moeder, onder regie van de Omring, waarbij de (nadere) afspraken gelden die zijn opgenomen in rechtsoverweging 5.6.
2.5.
Bij proces-verbaal van 19 januari 2023 heeft de rechtbank:
- de zaak pro forma aangehouden tot 2 maart 2023, in afwachting van berichten van (de advocaten van) partijen over de status van het traject Ouderschap Blijft en de deelname van de ouders;
- de zaak pro forma aangehouden tot 19 april 2023, in afwachting van berichten van (de advocaten van) partijen over de stand van zaken op dat moment met betrekking tot het traject Ouderschap Blijft, de regie van het wijkteam, en de voortgang van de zorgregeling als bedoeld in beschikking van 27 september 2022.
2.6.
Bij berichten van 19 april 2023 hebben beide partijen – onder opgave van wisselende redenen – aangegeven dat Ouderschap Blijft is gestagneerd. Ook hebben zij aangegeven dat de zorgregeling niet structureel verloopt zoals afgesproken, omdat er enkel videobelcontact plaatsvindt. De rechtbank heeft daarom bij proces-verbaal van 24 april 2023 besloten de zaak weer op zitting te plannen.
Daarbij heeft de rechtbank de Raad verzocht het wijkteam te benaderen ter verkrijging van informatie over de regievoering (over de zorgregeling c.q. hulpverlening) door het wijkteam.
2.7.
Bij bericht van 17 juli 2023 heeft de Raad de rechtbank bericht dat Ouderschap Blijft zou worden ingezet, maar dat de gestagneerde omgang tussen de moeder en de kinderen nu prioriteit had.. Er zijn vervolgens drie begeleide contactmomenten geweest. Deze zijn geëvalueerd en daarna zijn er afspraken gemaakt over een verdere opbouw. De uitbreiding houdt in dat:
- De kinderen elke zondag van 10:00 - 19:00 omgang hebben met de moeder in [plaats] . De vader brengt de kinderen om 10:00 uur en de moeder draagt er zorg voor dat de kinderen om 19:00 uur weer bij de vader zijn. De moeder gaat met het OV.
2.8.
Nadien heeft de vader een zelfstandig verzoek over de zorgregeling ingediend en heeft de moeder haar oorspronkelijke verzoek gewijzigd.

3.De verdere beoordeling

De thans voorliggende verzoeken:
3.1.
Bij bericht van 6 december 2023, waarin ook een zelfstandig verzoek is opgenomen, heeft de vader aangegeven dat Ouderschap Blijft is gestagneerd omdat de moeder weigert om gezamenlijke gesprekken te voeren in plaats van individueel met de hulpverlening. Ook meldt de vader dat er zich verschillende incidenten hebben voorgedaan tijdens de omgang. Zo heeft de moeder de kinderen een tik gegeven tijdens de omgang toen zij niet luisterden en heeft zij hen gezegd dit geheim te houden voor de vader. De vader verzoekt een voorlopige zorgregeling vast te leggen waarbij de minderjarigen:
  • tot het moment dat de moeder een eigen woning heeft: in de even weekenden van zaterdag 10:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de moeder verblijven;
  • nadat de moeder een eigen woning heeft: in de even weekenden van vrijdag 19:30 uur tot zondag 19:00 uur bij de moeder verblijven;
en waarbij geldt dat:
  • de feestdagen, speciale dagen en vakanties in onderling overleg worden verdeeld;
  • de regeling enkel kan plaatsvinden wanneer er niet wederom (nieuwe) signalen ontstaan van een onveilige situatie van de kinderen bij de moeder;
  • de vader de kinderen naar de moeder brengt en de moeder kinderen terug naar de vader brengt.
De vader verzoekt ook de Raad een onderzoek in te laten stellen naar het belang van de kinderen bij het laten voortduren van het gezamenlijk gezag en de mogelijkheid om alleen de vader met het gezag over de kinderen te belasten.
3.2.
Bij bericht van 29 februari 2024, waarin ook een gewijzigd verzoekschrift is opgenomen, verzoekt de moeder een zorgregeling vast te leggen waarbij de minderjarigen:
zolang de moeder geen eigen woning heeft:
- ieder weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij haar verblijven;
als de moeder wel een eigen woning heeft:
  • ieder weekend bij de moeder verblijven, het ene weekend van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur en het andere weekend van zaterdag10.00 uur tot zondag 19.00 uur;
  • te bepalen dat er een specifieke vakanties- en feestdagenregeling geldt uitgaande van een verdeling bij helfte, zoals verder uiteengezet in het verzoekschrift van de vrouw.
De moeder heeft daarbij het volgende aangevoerd. De vader schetst een onjuiste voorstelling van zaken. Het traject bij Ouderschap Blijft loopt, zij het dat partijen afzonderlijke gesprekken hebben met Parlan. Later zal bekeken worden of de gesprekken gezamenlijk voortgezet kunnen worden, maar op dit moment kan dat nog niet. De moeder is aangemeld voor traumatherapie en dit zal helpend zijn om op den duur wel in gesprek te kunnen treden met de vader. Ook voor de kinderen is hulp aangevraagd dan wel ingezet. De omgang tussen de moeder en de kinderen verliep goed en is na drie keer begeleide omgang onbegeleid voortgezet. Tot voor kort was er zelfs ieder weekend omgang van zaterdag 10:00 uur tot zondag 19:00 uur. De man heeft vervolgens eenzijdig de omgang ingeperkt omdat er incidenten zouden zijn geweest. De moeder betwist dat zij de kinderen een tik heeft gegeven. De moeder heeft de kinderen wel aangesproken op baldadig gedrag, waarna zij dit mogelijk anders hebben verteld aan de vader. De moeder is van mening dat de omgang weer moet worden hervat. De moeder heeft bijna een eigen woning, zodat de zorgregeling kan worden uitgebreid. De moeder begrijpt niet waarom de vader het eenhoofdig gezag wenst.. Dat de communicatie verbeterd kan worden is een feit, maar dat betekent niet dat partijen niet gezamenlijk belast kunnen zijn met het ouderlijk gezag.
De standpunten ter zitting:
3.3.
Ter zitting heeft de vader aangegeven dat er herstelgesprekken hebben plaatsgevonden tussen de kinderen en de moeder nadat zij hadden verteld te zijn geslagen door de moeder. Na deze gesprekken is de omgang teruggeschroefd naar eens per twee weken van zaterdag 10:00 tot zondag 19:00 uur. De zorgen over de moeder zijn ondanks het herstelgesprek niet verminderd. In de week voor de zitting kreeg de vader nog signalen van zijn kinderen dat zij geslagen werden door hun moeder. Ook heeft de moeder de vader bedreigd tijdens de gesprekken van één-gezin-één-plan en merkt de vader dat het gedrag van de kinderen (explosief en agressief) erger wordt. De omgang die de vader heeft verzocht, kan dan ook enkel plaatsvinden als het veilig is. Desgevraagd heeft de vader aangegeven dat de kinderen ondanks de zorgen wel eens per twee weken bij de moeder verblijven. De vader hoopt dat het goed zal verlopen en denkt dat een frequentie van eens per twee weken er in ieder geval voor zorgt dat de gemoederen niet zo hoog zullen oplopen bij de moeder. Ieder weekend is te veel. Bovendien wil de vader ook zelf graag tijd hebben met zijn kinderen in het weekend. Verder heeft de vader aangegeven dat hij zich kan vinden in de door de moeder voorgestelde vakantieregeling, met uitzondering van de kerstvakantie en de verjaardagen van de ouders. De vader stelt voor de kerstvakantie voor dat de kinderen in de even jaren vanaf de start van de kerstvakantie tot Tweede Kerstdag 12:00 uur bij de ene ouder verblijven en vanaf Tweede Kerstdag 12:00 uur tot het einde van de vakantie bij de andere ouder verblijven. Dit vermindert het aantal wisselmomenten en is daarmee minder belastend voor de kinderen. Wat betreft de verjaardagen van de ouders vindt de vader het een beter idee als deze meegaan in de reguliere zorgreling. De vader heeft tot slot aangegeven dat het hem goed lijkt als de Raad onderzoek doet en de noodzaak van een ondertoezichtstelling goed onderzoekt.
3.4.
Ter zitting heeft de moeder het volgende aangevoerd. De moeder is door Parlan aangesproken, nadat de kinderen hadden verteld dat de moeder hen zou hebben geslagen. De moeder betwist deze beschuldigingen met klem en schrikt ervan dat de kinderen deze verhalen vertellen. De moeder merkt dat de kinderen, vanwege alles wat zij hebben meegemaakt, soms heftiger kunnen reageren dan een situatie vereist. Dit type uitspraken had zij echter niet verwacht. De moeder heeft verder verteld dat de kinderen eerder de vader ook hebben beschuldigd van slaan en dat zijn reactie toen was dat de weergave van de kinderen niet klopte. De moeder begrijpt niet waarom de vader de uitingen van de kinderen over haar nu wel serieus neemt en eigenhandig de omgang heeft teruggeschroefd. Parlan heeft na de gesprekken ook geconcludeerd dat er geen reden is tot paniek of het veranderen van de omgang. De therapeut van [de minderjarige 1] is ook met hem in gesprek gegaan om door te kunnen vragen over wat hij eerder beschreef. [de minderjarige 1] wist niet meer te vertellen wat er was gebeurd. De moeder heeft wel met Parlan afgesproken dat er hulp zal starten vanuit de Opvoedpoli, zodat zij beter leert omgaan met het gedrag van de kinderen. Het zijn moeilijke jongens met een rugzak en dat vereist een bepaalde aanpak. De moeder is het niet eens met het verminderen van de omgang naar eens per twee weken een weekend. Er was eindelijk structuur en de moeder zag dat het de kinderen goed deed. Tot slot heeft de moeder in reactie op de Raad ook verklaard dat de mogelijkheid van een aankomende ondertoezichtstelling haar goed lijkt. Er wordt nu door de vrijwillige hulpverlening te weinig de regie gepakt.
3.5.
Ter zitting heeft de Raad het volgende aangegeven. Na de eerdere positieve berichten over het verloop van Ouderschap Blijft, zijn de zorgen nu weer toegenomen. De Raad vraagt zich af of de situatie het vrijwillig kader niet ontstijgt. De dag na de zitting is er een Multidisciplinair overleg (hierna: MDO. Een van de mogelijkheden is dat er dan een Raadsonderzoek volgt dat zal leiden tot een verzoek tot ondertoezichtstelling. De Raad vindt het positief dat beide ouders ter zitting hebben verklaard dat zij achter een Raadsonderzoek staan en de mogelijkheid van een ondertoezichtstelling omarmen. De Raad zal dit overbrengen aan het MDO. Op deze manier kunnen er wellicht sneller knopen worden doorgehakt. Wat betreft de thans voorliggende verzoeken vindt de Raad dat het goed is voor de ontwikkeling van een kind om de weekenden deels door te brengen in de omgeving waar zij wonen en naar school gaan. Dit pleit ervoor om de kinderen ééns per twee weken een weekend bij de vader te laten verblijven. Dan heeft de vader ook vrije tijd met de kinderen. Een alternatief voor de moeder zou kunnen zijn de kinderen op een extra doordeweekse dag tijd doorbrengen met haar. De belangen van de kinderen staan hierin voorop. Tot slot heeft de Raad aangegeven dat zij nu geen reden ziet om een wijziging van de gezagssituatie te onderzoeken. Dit is in de huidige omstandigheden veel te voorbarig.
De rechtbank overweegt als volgt:
3.6.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk dat de verhouding tussen partijen getroebleerd is geraakt. Daarnaast zijn de zorgen de afgelopen periode toegenomen. De vader uit zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de moeder en over haar opvoedvaardigheden. Zo zou hij van de kinderen, met name [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , hebben vernomen dat zij door de moeder worden geslagen. De moeder heeft dit betwist en aangegeven dat de kinderen door wat zij hebben meegemaakt soms heftiger reageren dan de situatie vereist. Dat is haar bekend en zij heeft aangegeven alle hulp te willen accepteren om beter te kunnen omgaan met het gedrag van de kinderen, waaronder de aanstaande hulp van de Opvoedpoli. Ter zitting is voorts besproken dat er op 7 maart 2024 een MDO gepland staat en dat het resultaat daarvan uiteindelijk (via een Beschermtafel en een Raadsonderzoek) het indienen van een verzoek tot ondertoezichtstelling kan zijn. Hoewel het verloop hiervan nog niet zeker is, hebben beide ouders op voorhand aangegeven toegevoegde waarde te zien in een Raadsonderzoek en zo nodig een ondertoezichtstelling. Zij erkennen beiden dat er dingen moeten veranderen en dat dit in het vrijwillig kader onvoldoende lukt. De kinderrechter deelt de zorgen van de Raad en vindt het positief dat de ouders hier welwillend tegenover staan.
3.7.
De rechtbank constateert voorts dat er ondanks de zorgen tussen partijen niet in geschil is dat er omgang moet zijn tussen de moeder en de kinderen. Net als beide partijen vindt de rechtbank het in het belang van de kinderen om op regelmatige basis contact te hebben met beide ouders. Alleen de frequentie van de omgang is tussen hen in geschil. De moeder wil graag dat de kinderen ieder weekend bij haar verblijven en de vader vindt een frequentie van eens per twee weken beter, omdat hij denkt dat de moeder daardoor minder wordt overvraagd. Evenals de Raad is de rechtbank van oordeel dat het van belang is dat de kinderen naast tijd met hun moeder, ook tijd krijgen om tijdens het weekend daar te verblijven waar ze hoofdzakelijk verblijven en naar school gaan. In dit geval is dat bij de vader. Dit stelt hen in staat activiteiten te ondernemen en sociale contacten te onderhouden die ze daar hebben opgebouwd en die vaak samenhangen met de schoolgang. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek van de vader zal toewijzen voor wat betreft de frequentie van de omgang; eens per twee weken met daarbij een onderscheid in de situatie wanneer de moeder nog geen eigen woning heeft en wanneer zij dat wel heeft. De rechtbank begrijpt dat de moeder zelf graag zo veel mogelijk tijd doorbrengt met de kinderen, maar in dit geval weegt het belang van de kinderen zwaarder. Daarnaast geldt dat deze verdeling ook de vader in staat stelt een deel van zijn vrije tijd door te brengen met de kinderen. Een frequentie van eens per drie weken een weekend bij de vader, zoals voorgesteld door de advocaat van de moeder, vindt de rechtbank te marginaal. Nu de moeder ter zitting heeft aangegeven dat omgang op een doordeweekse dag voor haar niet haalbaar is, ziet de rechtbank geen mogelijkheden om op andere wijze de omgang tussen de kinderen en de moeder uit te breiden. In aanvulling hierop zal de rechtbank, in overeenstemming met de standpunten daarover van partijen ter zitting, bepalen dat zolang de moeder nog geen woning heeft, de vader de kinderen zal brengen en de moeder de kinderen weer zal terugbrengen. Dit zal precies andersom zijn zodra de moeder wel een woning heeft, met dien verstande dat de moeder de kinderen van school haalt en naar zwemles brengt. De rechtbank overweegt voorts dat zij geen aanleiding ziet om overeenkomstig het verzoek van de vader te bepalen dat de regeling enkel kan plaatsvinden wanneer er niet wederom (nieuwe) signalen ontstaan van een onveilige situatie van de kinderen bij de moeder. De moeder betwist deze beschuldigingen, Parlan is op de hoogte van de zorgen en er is hulpverlening ingeschakeld bij de Opvoedpoli. Ook is het niet uitgesloten dat er op termijn een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er voldoende waarborgen bestaan om de omgang tussen de kinderen en de moeder veilig te laten plaatsvinden. Wat betreft de vakantie constateert de rechtbank dat partijen grotendeels overeenstemming hebben bereikt, in die zin dat zij beiden akkoord gaan met een groot deel van het voorstel van de moeder. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder tot uitgangspunt nemen. Ten aanzien van de resterende geschilpunten zal de rechtbank het ter zitting gedane voorstel van de vader volgen. De reden daarvoor is dat de door de vader voorgestane verdeling van de kerstvakantie minder wisselmomenten oplevert, daarmee minder belastend is voor de kinderen en beide partijen in staat stelt een deel van de feestdagen in de kerstvakantie door te brengen met de kinderen. Wat betreft de verjaardagen van de ouders zal de rechtbank bepalen dat de kinderen overeenkomstig de reguliere zorgregeling bij de ouders verblijven. Dit beperkt de wisselmomenten en brengt meer rust in de omgangsregeling. Bovendien valt de verjaardag van de moeder in de zomervakantie, zodat de kans aanwezig is dat een van partijen dan met de kinderen op vakantie is.
3.8.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank de nagenoemde ‘definitieve’ zorgregeling vastleggen. De rechtbank ziet in de huidige stand van zaken geen aanleiding een voorlopige zorgregeling vast te leggen. Redengevend daartoe is dat het verloop van het komende hulpverleningstraject, waaronder een mogelijke ondertoezichtstelling, en de impact daarvan op de zorgregeling nog erg onzeker zijn. Er is niet in te schatten wanneer daar meer duidelijkheid over bestaat. Mochten partijen of de hulpverlening te zijner tijd tot de conclusie komen dat een andere zorgregeling – gelet op de gewijzigde omstandigheden – passender is, dan is het aan hen om deze kwestie opnieuw voor te leggen aan de rechtbank als zij daar niet in onderling overleg uitkomen.

4.De rechtbank:

4.1.
stelt, onder wijziging van de beschikking van 30 maart 2021, een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast inhoudende dat:
de minderjarigen [de minderjarigen] :
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente]
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] , in de gemeente [gemeente] ,
  • tot het moment dat de moeder een eigen woning heeft: in de even weekenden van zaterdag 10:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de moeder verblijven, waarbij geldt dat de vader de kinderen naar de moeder brengt en de moeder de kinderen op zondag weer terugbrengt naar de vader;
  • nadat de moeder een eigen woning heeft: in de even weekenden van vrijdag 19:30 uur tot zondag 19:00 uur bij de moeder verblijven en waarbij geldt dat de moeder de kinderen ophaalt van school (en hen naar zwemles brengt) en de vader de kinderen zondags weer ophaalt:
En de minderjarigen tijdens de vakanties en feestdagen:
  • in de zomervakantiedrie weken aaneengesloten bij de moeder en drie aaneengesloten weken bij de vader verblijven. In de even jaren verblijven zij de eerste 3 weken bij de moeder en in de oneven jaren de laatste 3 weken bij de moeder;
  • in de herfstvakantiein de even jaren bij de moeder verblijven en in de oneven jaren bij de vader verblijven;
  • in de voorjaarsvakantiein de oneven jaren bij de moeder verblijven en in de even jaren bij de vader verblijven;
  • in de meivakantiein de even jaren de eerste week bij de moeder verblijven en de tweede week bij de vader verblijven en zij in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijven;
  • in de kerstvakantiein de even jaren vanaf de start van de kerstvakantie tot Tweede Kerstdag 12:00 uur bij de vader verblijven en vanaf Tweede Kerstdag 12:00 uur tot het einde van de vakantie bij de moeder verblijven en dit in de oneven jaren precies andersom gaat;
  • op eerste Paas- en Pinksterdag bij de moeder verblijven, op tweede Paas- en Pinksterdag bij de vader verblijven;
  • op Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder verblijven;
  • tijdens overige feestdagen en verjaardagen van de ouders en de kinderen bij de ouder verblijven waar zij volgens de reguliere zorgregeling zijn;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.M. van Dijk, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Kamer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.