In deze zaak heeft BMW Financial Services Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [bewindvoerder 2] en [gedaagde], met betrekking tot een financial lease overeenkomst. De vordering is ingesteld via twee afzonderlijke dagvaardingen op 5 oktober 2023. [bewindvoerder 2] is niet verschenen, waardoor de kantonrechter verstek heeft verleend. [gedaagde] heeft een incidentele conclusie ingediend waarin hij stelt dat de kantonrechter onbevoegd is, omdat de vordering de competentiegrens van € 25.000,00 overschrijdt. BMW Financial Services betwist dit en stelt dat de vordering valt onder de huurkoop en goederenkrediet zoals bedoeld in artikel 7:84 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor de kantonrechter bevoegd is.
De kantonrechter heeft de argumenten van BMW Financial Services gevolgd en zich bevoegd verklaard om de zaak te behandelen. De vordering in het incident van [gedaagde] is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde]. De kantonrechter heeft de kosten in het incident vastgesteld op nihil, gezien de beperkte inhoud van de reactie van BMW Financial Services. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde] op 10 april 2024. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips in aanwezigheid van de griffier op 13 maart 2024.