In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2024 uitspraak gedaan over de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een overleden man. De moeder van de minderjarige heeft verzocht om het ouderschap van de man vast te stellen, ondanks het ontbreken van een DNA-onderzoek en zonder dat er een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man een affectieve relatie hebben gehad en dat de man de minderjarige niet heeft erkend. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over de minderjarige, die bij haar grootmoeder verblijft. De rechtbank heeft de procedure overgenomen van de rechtbank Amsterdam, die zich onbevoegd had verklaard. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat het zeer aannemelijk is dat de man de verwekker is van de minderjarige, op basis van de verklaringen van de moeder en de brieven van de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de man de vader is en heeft het verzoek van de moeder toegewezen. De moeder heeft ervoor gekozen om de geslachtsnaam van de minderjarige niet te wijzigen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden voor hoger beroep.