ECLI:NL:RBNHO:2024:3027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10815848 \ CV EXPL 23-3930
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis over de oneerlijkheid van bik- en rentebedingen in algemene huurvoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de Stichting Woningstichting Rochdale en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van huurachterstand en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bik- en rentebedingen in de algemene voorwaarden oneerlijk zijn, omdat deze in combinatie met elkaar leiden tot hogere kosten voor de huurder dan wettelijk toegestaan. De kantonrechter heeft de relevante artikelen uit de algemene voorwaarden vernietigd en de vordering tot betaling van de huurachterstand van € 1.887,09 toegewezen. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 620,32 per maand voor het gebruik van het gehuurde na de ontbinding. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde partij, met uitzondering van de kosten voor de akte die voor rekening van de eisende partij blijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10815848 \ CV EXPL 23-3930
Uitspraakdatum: 28 maart 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de Stichting Woningstichting
Rochdale
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 4 januari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden [1] van de eisende partij. Dit heeft zij gedaan bij akte van 25 januari 2024 (hierna: de akte).

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, de huur vanaf december 2023 tot de dag van ontbinding, een schadevergoeding voor iedere maand dat de gedaagde partij na ontbinding van de huurovereenkomst het gehuurde in gebruik houdt en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.

3.De verdere beoordeling

Buitengerechtelijke incassokosten en rente
3.1.
De eisende partij refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten. Ten aanzien van de wettelijke rente stelt de eisende partij dat artikel 13.1 van de Algemene Voorwaarden niet ziet op rente, maar alleen op kosten en dat ook de bedragen genoemd in artikel 15 van de Algemene Voorwaarden niet zijn aan te merken als rente. Die bepaling ziet uitdrukkelijk alleen op het in rekening brengen van een boete bij overtredingen en daarbij gaat het logischerwijs niet om regulier betalingsverzuim, maar om het niet nakomen van andere verplichtingen door de huurder. Alleen in artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden wordt verwezen naar de wettelijke rente en dat beding is niet onredelijk bezwarend geoordeeld door de kantonrechter, aldus de eisende partij.
3.2.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten blijft de kantonrechter bij het oordeel in het tussenvonnis dat de incassobedingen van artikel 13.1 en 13.2 tweede alinea van de Algemene Voorwaarden oneerlijk zijn. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
3.3.
Met betrekking tot de rente volgt de kantonrechter de stellingen van de eisende partij niet. Op zichzelf is juist dat artikel 13.1 van de Algemene Voorwaarden niet ziet op rente, dat het rentebeding in artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden op zichzelf niet oneerlijk is en dat de bedragen genoemd in artikel 15 van de Algemene Voorwaarden niet zijn aan te merken als rente. Van belang is echter dat de rentebedingen in zowel artikel 6.1 als in artikel 13.2 eerste zin van de Algemene Voorwaarden in combinatie met artikel 15 van de Algemene Voorwaarden oneerlijk zijn. Op grond van die voorwaarden in samenhang bezien kan namelijk naast rente ook een boete in rekening worden gebracht als de huurder zijn betalingsverplichting niet nakomt. Het boetebeding van artikel 15 wijkt daarnaast ten nadele van de consument aanzienlijk af van de aanvullend rechtelijke bepalingen in artikel 6:92 BW. Dit alles kan tot gevolg hebben dat de huurder wordt belast met hogere kosten dan op grond van de wet is toegestaan. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en daarmee oneerlijk in de zin van richtlijn 93/13/EEG. Dat regulier betalingsverzuim niet valt onder het boetebeding van artikel 15 van de Algemene Voorwaarden, zoals de eisende partij stelt, volgt niet (duidelijk) uit dat beding. Daarin staat immers dat een boete is verschuldigd als huurder “
enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt.” Het op tijd betalen van de huur staat ook in een bepaling in de huurovereenkomst (artikel 6.1.) en artikel 15 van de Algemene Voorwaarden bevat geen uitzondering ten aanzien van die verplichting van de huurder. De kantonrechter blijft daarom bij het oordeel in het tussenvonnis dat de rentebedingen in artikel 6.1 en 13.2 eerste zin van de Algemene Voorwaarden oneerlijk zijn.
Gevolgen van deze toetsing
3.4.
De kantonrechter vernietigt artikel 6.1, 13.1 en 13.2 van de Algemene Voorwaarden voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten. Dit heeft tot gevolg dat de buitengerechtelijke incassokosten en de rente zullen worden afgewezen.
Huurachterstand
3.5.
De gedaagde partij moet de huurachterstand betalen. De huurachterstand tot en met november 2023 bedraagt € 1.887,09 (€ 3.108,58 – deelbetalingen van € 1.221,49). Dit bedrag zal worden toegewezen.
Ontbinding, ontruiming en gebruiksvergoeding
3.6.
De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en de gebruiksvergoeding zijn ook toewijsbaar, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
3.7.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partij wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
3.8.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij om de woning aan de [adres] [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn) en onder afgifte van de sleutels aan de eisende partij ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 1.887,09 aan huurachterstand tot en met november 2023;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 620,32 per maand aan gebruiksvergoeding, voor iedere maand dat de gedaagde partij het gehuurde vanaf 1 december 2023 in gebruik houdt;
4.5.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 129,86 wegens dagvaardingskosten,
€ 365,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
4.6.
verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijs het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Algemene Huurvoorwaarden 2018 Woningstichting Rochdale