Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
hierna samen te noemen: [gedaagden]
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele zaak heeft Recreatieschap Spaarnwoude een ontruimingsvordering ingediend tegen [gedaagden], die een woonboot hebben liggen op een perceel dat in erfpacht is uitgegeven aan Recreatieschap Spaarnwoude. De bruikleenovereenkomst tussen partijen is op 31 december 2022 geëindigd, waarna [gedaagden] geen recht meer hebben om de ligplaats te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat er geen huurovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, omdat [gedaagden] geen tegenprestatie hebben geleverd voor het gebruik van de ligplaats. De ontruimingsvordering wordt toegewezen, met inachtneming van een periode van negen maanden na betekening van het vonnis voor ontruiming.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 29 november 2023 en een mondelinge behandeling op 28 februari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagden] sinds 1 januari 2023 de ligplaats zonder recht of titel gebruiken. De rechtbank heeft ook overwogen dat Recreatieschap Spaarnwoude gedurende meer dan tien jaar [gedaagden] heeft toegestaan om de ligplaats te gebruiken, terwijl zij op zoek waren naar een alternatieve woonsituatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat Recreatieschap Spaarnwoude zich zorgvuldig heeft gedragen en dat de ontruiming noodzakelijk is voor de herontwikkeling van het perceel.
De rechtbank heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd, met een maximum van € 20.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 27 maart 2024.