ECLI:NL:RBNHO:2024:3010

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/15/344352 / HA ZA 23-531
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een ligplaats voor een woonboot na beëindiging bruikleenovereenkomst

In deze civiele zaak heeft Recreatieschap Spaarnwoude een ontruimingsvordering ingediend tegen [gedaagden], die een woonboot hebben liggen op een perceel dat in erfpacht is uitgegeven aan Recreatieschap Spaarnwoude. De bruikleenovereenkomst tussen partijen is op 31 december 2022 geëindigd, waarna [gedaagden] geen recht meer hebben om de ligplaats te gebruiken. De rechtbank oordeelt dat er geen huurovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, omdat [gedaagden] geen tegenprestatie hebben geleverd voor het gebruik van de ligplaats. De ontruimingsvordering wordt toegewezen, met inachtneming van een periode van negen maanden na betekening van het vonnis voor ontruiming.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 29 november 2023 en een mondelinge behandeling op 28 februari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagden] sinds 1 januari 2023 de ligplaats zonder recht of titel gebruiken. De rechtbank heeft ook overwogen dat Recreatieschap Spaarnwoude gedurende meer dan tien jaar [gedaagden] heeft toegestaan om de ligplaats te gebruiken, terwijl zij op zoek waren naar een alternatieve woonsituatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat Recreatieschap Spaarnwoude zich zorgvuldig heeft gedragen en dat de ontruiming noodzakelijk is voor de herontwikkeling van het perceel.

De rechtbank heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd, met een maximum van € 20.000,-. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 27 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/344352 / HA ZA 23-531
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
RECREATIESCHAP SPAARNWOUDE,
te Velsen-Zuid,
eisende partij,
hierna te noemen: Recreatieschap Spaarnwoude,
advocaat: mr. E.J.M. Dubach te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1],

en
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 1],
advocaat: mr. B. Wernik te Haarlem,
hierna samen te noemen: [gedaagden]
en de op grond van artikel 5:95 BW in het geding geroepen partij

3.STAATSBOSBEHEER,

te Amersfoort,
niet verschenen.

1.De zaak in het kort

[gedaagden] hebben een woonboot die een ligplaats heeft in een perceel dat Recreatieschap Spaarnwoude – dat met deze procedure een einde aan die situatie wenst te maken – in erfpacht heeft. Een tussen partijen gesloten bruikleenovereenkomst is op 31 december 2022 geëindigd. De rechtbank oordeelt dat [gedaagden] geen recht meer hebben om de ligplaats te gebruiken. Van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen is geen sprake, omdat [gedaagden] geen tegenprestatie hebben verricht voor het gebruik van de ligplaats. Voor zover op Recreatieschap Spaarnwoude enige zorgvuldigheidsnorm rust tegenover [gedaagden] om het gebruik van de ligplaats niet abrupt te beëindigen, heeft het ruimschoots aan die norm voldaan. De ontruimingsvordering wordt toegewezen met in achtneming van een periode van negen maanden na betekening van dit vonnis, conform de ter zitting verminderde eis.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023
- de mondelinge behandeling van 28 februari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de spreekaantekeningen van mr. Dubach.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden] wonen in een woonboot die ligt aan de oever van [rivier] ter hoogte van het adres [adres 1], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [kadasternummer] (hierna: de ligplaats). Het perceel waar de woonboot ligt is eigendom van Staatsbosbeheer, die het perceel in erfpacht heeft uitgegeven aan Recreatieschap Spaarnwoude.
3.2.
In het verleden werd een gedeelte van het perceel verhuurd aan een derde die daar een jachthaven exploiteerde. Deze derde heeft op zijn beurt ligplaatsen (onder)verhuurd aan eigenaren van woonboten, onder wie [gedaagden]
3.3.
In 2007 heeft Recreatieschap Spaarnwoude in verband met herontwikkelings-plannen de huurovereenkomst met de exploitant van de jachthaven opgezegd tegen 31 december 2009. De jachthavenexploitant heeft op zijn beurt de huurovereenkomsten met zijn onderverhuurders opgezegd. Dit heeft niet geleid tot ontruiming van de betreffende ligplaatsen.
3.4.
Op 30 januari 2013 is een vonnis gewezen tussen Recreatieschap Spaarnwoude en de gebruikers van de ligplaatsen, onder wie [gedaagden], waarin de gebruikers veroordeeld zijn tot ontruiming van de ligplaatsen, uiterlijk op 31 maart 2013. Dit vonnis is op 4 maart 2013 aan [gedaagden] betekend.
3.5.
Omdat de gebruikers van de ligplaatsen hun bezwaren handhaafden en herontwikkeling niet op heel korte termijn van start ging, is tussen Recreatieschap Spaarnwoude en de gebruikers alsnog een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan de woonbooteigenaren hun woonboten langer konden laten liggen, onder de voorwaarde dat zij uiterlijk op 1 november 2013 zouden ontruimen.
3.6.
Met uitzondering van [gedaagden] waren op 1 november 2013 alle ligplaatsen ontruimd. Voor hen heeft Recreatieschap Spaarnwoude een uitzondering gemaakt vanwege gezondheidsklachten van de heer [gedaagden] en de zoon van het echtpaar. Deze uitzondering heeft geleid tot een bruikleenovereenkomst die op 4 december 2013 is aangegaan tussen partijen (hierna: de bruikleenovereenkomst). In de bruikleenovereenkomst is bepaald dat [gedaagden] de ligplaats tot uiterlijk 31 december 2015 “om niet” mogen gebruiken en dat [gedaagden] een boete van € 250,- per dag verbeuren als zij niet uiterlijk op 31 december 2015 de ligplaats zou hebben ontruimd.
3.7.
Op verzoek van [gedaagden] is de bruikleenovereenkomst na 2015 nog enkele malen verlengd door Recreatieschap Spaarnwoude. Dit gebeurde voor het laatst per brief van 2 juni 2022 waarbij de bruikleen is verlengd tot 31 december 2022 onder de aanzegging dat de ligplaats op 31 december 2022 ontruimd moet zijn. In diezelfde brief is aangegeven dat als [gedaagden] de ligplaats niet tijdig ontruimen, zij een boete verschuldigd zijn van € 250,- per dag. De ligplaats is op 31 december 2022 niet ontruimd door [gedaagden] en hun woonboot ligt hier ten tijde van de behandeling ter zitting nog.
3.8.
De afgelopen jaren heeft de herontwikkeling van het perceel waar de ligplaats onderdeel van uitmaakt, concreter vorm gekregen en is de wens ontstaan om een recreatieve bestemming te ontwikkelen op het perceel. Voor de uitvoering van de herontwikkelings-plannen is op 28 februari 2024 een procedure geopend, waarbij ondernemers tot 28 april 2024 de gelegenheid te krijgen om zich in te schrijven met hun ondernemingsplan. De verdere beoogde tijdlijn houdt blijkens herontwikkelingsdocumenten in dat de ingestuurde plannen per 31 mei 2024 beoordeeld worden en dat eind 2024 het project gegund wordt aan de meest geschikte kandidaat.
3.9.
Partijen zijn al geruime tijd in overleg, samen met de gemeente [plaats 1], de provincie Noord-Holland en Hoogheemraadschap van Rijnland over de mogelijkheid om elders een ligplaats voor de woonboot van [gedaagden] te realiseren. Hoewel partijen hierover nog in gesprek zijn, is op zitting ter sprake gekomen dat er reëel zicht is op de mogelijkheid van een alternatieve ligplaats aan de [adres 2] te [plaats 2].

4.Het geschil

4.1.
Recreatieschap Spaarnwoude vordert – samengevat – na wijziging van eis dat [gedaagden] veroordeeld worden om binnen negen maanden na betekening van het vonnis hun woonboot te verwijderen van de ligplaats, op straffe van een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van € 20.000,-. In het kader van concrete herontwikkelingsplannen is het van belang dat de woonboot wordt weggehaald en het perceel ontruimd wordt.
4.2.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Recreatieschap Spaarnwoude, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Recreatieschap Spaarnwoude, met veroordeling van Recreatieschap Spaarnwoude in de kosten van deze procedure. [gedaagden] voeren aan dat partijen een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn aangegaan en [gedaagden] daarom huurbescherming genieten. Subsidiair stellen [gedaagden] dat Recreatieschap Spaarnwoude moet handelen als een zorgvuldig handelend openbaar lichaam en dat op haar een zorgvuldigheidsnorm rust die meebrengt dat de ontruiming moet worden afgewacht totdat [gedaagden] een vervangende ligplaats hebben gevonden.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagden] sinds 1 januari 2023 de ligplaats gebruiken zonder recht of titel, aangezien de laatste overeenkomst van bruikleen tussen partijen op 31 december 2022 afliep en daarna niet nogmaals is verlengd.
5.2.
[gedaagden] worden door de rechtbank niet gevolgd in hun stelling dat zij recht hebben om de ligplaats te mogen gebruiken omdat sprake is van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Artikel 7:201 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat huur een overeenkomst is waarbij een partij (de verhuurder) zich verbindt om een zaak in gebruik te verstrekken, in ruil voor een tegenprestatie die moet worden verricht door een andere partij (de huurder). Desgevraagd heeft [gedaagden] op zitting verklaard dat zij voor het gebruik van de ligplaats nooit enige tegenprestatie hebben verricht, en dat dit hun ook niet was toegestaan op basis van de bruikleenovereenkomst waarin is opgenomen dat het gebruik “om niet” is verstrekt. Vanwege de afwezigheid van een tegenprestatie kan geen sprake zijn van een huurovereenkomst. [gedaagden] genieten dan evenmin huurbescherming.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of op Recreatieschap Spaarnwoude een zorgvuldigheidsnorm rust die meebrengt dat de ontruiming niet abrupt kan worden aangezegd, gelet op het volgende. Voor zover al aangenomen zou worden dat op Recreatieschap Spaarnwoude een dergelijke zorgvuldigheidsnorm zou rusten, dan is de rechtbank van oordeel dat het deze norm ruimschoots in acht heeft genomen. Het heeft namelijk gedurende een periode van meer dan tien jaar toegestaan dat [gedaagden] om niet gebruik kon blijven maken van de ligplaats, terwijl zij op zoek waren naar een alternatieve woonsituatie of ligplaats. Recreatieschap Spaarnwoude heeft keer op keer ingestemd met verzoeken van [gedaagden] tot verlenging van de bruikleen omdat [gedaagden] er maar niet in slaagden om passende vervangende woonruimte te vinden. Bovendien heeft het nooit aanspraak gemaakt op een eventueel verschuldigde boete en vordert Recreatieschap Spaarnwoude in deze procedure niet de onmiddellijke ontruiming van de ligplaats door [gedaagden], maar biedt het [gedaagden] de gelegenheid om, zo nodig, nog gedurende een periode van maximaal negen maanden na het vonnis de ligplaats te gebruiken. De rechtbank is daarom van oordeel dat Recreatieschap Spaarnwoude zich daarmee buitengewoon zorgvuldig tegenover [gedaagden] heeft gedragen en dat het niet is gehouden tot het in acht nemen van enige verdergaande zorgvuldigheid.
5.4.
Recreatieschap Spaarnwoude heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat plannen tot herontwikkeling van het betreffende perceel concreet zijn. [gedaagden] hebben dat niet gemotiveerd weersproken. Het belang van Recreatieschap Spaarnwoude bij haar vordering is daarmee gegeven.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot ontruiming binnen negen maanden na dit vonnis toewijzen. Daaraan verbindt de rechtbank, zoals gevorderd, een dwangsom van € 200,- per dag met een maximum van € 20.000,-.
5.6.
Gelet op de eiswijziging van Recreatieschap Spaarnwoude ten aanzien van de proceskosten, zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om binnen negen maanden na betekening van dit vonnis, de woonboot te verwijderen van de ligplaats aan de [adres 1], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie [kadasternummer], zoals weergegeven op de luchtfoto in alinea 1 van de dagvaarding, en de ligplaats in nette ontruimde staat op te leveren aan Recreatieschap Spaarnwoude,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan Recreatieschap Spaarnwoude een dwangsom te betalen van € 200,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,- is bereikt,
6.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.