ECLI:NL:RBNHO:2024:3003

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10716059 \ CV EXPL 23-6226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de eerlijkheid van een bik-beding in de aanvullende algemene voorwaarden van een kinderopvangorganisatie

In deze zaak heeft de kantonrechter op 27 maart 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap Partou B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Partou B.V., heeft een vordering ingesteld met betrekking tot de (on)eerlijkheid van een bik-beding in de aanvullende algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 25 oktober 2023 de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de eerlijkheid van artikel 2 lid 3 van de aanvullende algemene voorwaarden. De eisende partij heeft hierop gereageerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat het beding oneerlijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat het in rekening brengen van een boete van € 15,00, terwijl ook buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht, leidt tot een verstoring van het evenwicht tussen partijen. De kantonrechter heeft het beding ambtshalve vernietigd, wat ook gevolgen heeft voor het recht op wettelijke vergoeding van incassokosten. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde partij niet in verzuim is geraakt op de door de eisende partij gestelde datum, waardoor de wettelijke rente pas vanaf de datum van de dagvaarding wordt toegewezen. De vordering van de eisende partij is grotendeels toegewezen, en de gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.731,00, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10716059 \ CV EXPL 23-6226
Uitspraakdatum: 27 maart 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Partou B.V.
gevestigd te Vianen
de eisende partij
gemachtigde: Flanderijn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 25 oktober 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van artikel 2 lid 3 Aanvullende algemene voorwaarden Partou B.V., versie januari 2020 (hierna: Aanvullende algemene voorwaarden). Daarnaast is de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vordering ten aanzien van [gedaagde]. Dit heeft zij gedaan bij akte van 22 november 2023.

2.De verdere beoordeling

Verzoek terugkomen bindende eindbeslissing ten aanzien van Comfort [gedaagde] (hierna: Comfort)
2.1.
In r.o. 2.4 van het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat de vordering ten aanzien van Comfort zal worden afgewezen, omdat er geen stukken waren overgelegd waaruit bleek dat voor haar een overeenkomst was gesloten tussen partijen. De eisende partij heeft bij de akte alsnog de betreffende overeenkomst overgelegd en verzocht om de vordering ten aanzien van Comfort toch toe te wijzen. De kantonrechter ziet op grond van proceseconomische redenen aanleiding om de overeenkomst ten aanzien van Comfort alsnog bij de beoordeling te betrekken.
Hoofdsom
2.2.
Nu de overeenkomst ten aanzien van Comfort alsnog is overgelegd, is komen vast te staan dat tussen partijen ook ten aanzien van Comfort een overeenkomst bestond. Met de toelichting van de eisende partij op de samenstelling van de gevorderde hoofdsom komt deze de kantonrechter ten aanzien van zowel [gedaagde] als Comfort niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat een bedrag van € 2.731,00 toewijsbaar is.
Toetsing algemene voorwaarden:Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017(hierna: Branchevoorwaarden) enAanvullende algemene voorwaarden Partou B.V.(hierna: Aanvullende algemene voorwaarden)
Buitengerechtelijke incassokosten
2.4.
Naar aanleiding van het tussenvonnis heeft de eisende partij verder betoogd dat artikel 2 lid 3 van de Aanvullende algemene voorwaarden in samenhang met artikel 17 lid 6 van de Branchevoorwaarden niet oneerlijk is. De kosten in de tweede betalingsherinnering, te weten € 15,00, moeten worden gezien als een soort boete. Als de gedaagde partij niet betaalt na de tweede betalingsherinnering, dan pas treedt artikel 17 lid 6 Branchevoorwaarden in werking. In samenhang met dat artikel is artikel 2 lid 3 van de Aanvullende algemene voorwaarden niet oneerlijk. Artikel 17 lid 6 Branchevoorwaarden geeft immers duidelijk aan dat de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten is onderworpen aan wettelijke grenzen. Als het bedrag van € 15,00 niet als boete wordt gezien en als incassokosten wordt beschouwd, zorgt dit artikel ervoor dat de buitengerechtelijke incassokosten worden aangevuld tot de wettelijke hoogte en niet dat er dan dubbele kosten worden gevorderd. De eisende partij erkent dat in artikel 2.3 van de Aanvullende algemene voorwaarden niet wordt genoemd op welk moment de tweede betalingsherinnering zal worden verzonden, maar voert aan dat is bedoeld een datum na de dag waarop de eerste betalingsherinnering is verstreken.
2.5.
De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar toelichting en blijft bij het oordeel dat artikel 2 lid 3 van de Aanvullende algemene voorwaarden oneerlijk is. Het in rekening brengen van een boete van € 15,00 terwijl daarna ook nog buitengerechtelijke incassokosten in rekening kunnen worden gebracht op grond van artikel 17 lid 6 van de Branchevoorwaarden leidt tot een hogere vergoeding dan de vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten als de consument zich niet houdt aan zijn betalingsverplichting. Hiermee wordt het evenwicht aanzienlijk verstoord. Voor zover de eisende partij in de praktijk het bedrag van € 15,00 in mindering brengt op de wettelijke buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 17 lid 6 van de Branchevoorwaarden zodat er geen dubbele kosten worden gevorderd, geldt dat niet relevant is wat de eisende partij in de praktijk doet. Het gaat om de beoordeling van het beding, zoals ook is overwogen in r.o. 2.8. van het tussenvonnis. Ook als wel duidelijk zou zijn wanneer de tweede betalingsherinnering wordt verzonden geldt bovendien dat uit artikel 2 lid 3 van de Aanvullende algemene voorwaarden niet blijkt dat die voldoet aan de voorwaarden van een veertiendagenbrief. Er staat immers niet welke betalingstermijn wordt gehanteerd voor die herinnering. Daarmee wijkt dit af van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Dit alles leidt ertoe dat de kantonrechter het beding oneerlijk acht en dit daarom ambtshalve vernietigt. Als gevolg daarvan vervalt ook het recht op een wettelijke vergoeding (op grond van artikel 6:96 BW). De kantonrechter wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten daarom af.
Rente
2.6.
De eisende partij stelt dat de gedaagde partij in verzuim is vanaf 7 mei 2021 en vordert rente vanaf dat moment. Dat de gedaagde partij per 7 mei 2021 in verzuim is geraakt, is echter niet komen vast te staan. Het enkele feit dat op de facturen een termijn is genoemd voor de betaling is daarvoor onvoldoende. Er is niet gebleken dat partijen die termijn zijn overeengekomen. In artikel 17 lid 1 van de Branchevoorwaarden staat alleen dat uiterlijk op de op de factuur vermelde betalingsdatum moet worden betaald. Dat is echter niet voldoende specifiek. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Conclusie
2.7.
De vordering zal grotendeels worden toegewezen.
2.7.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.731,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 september 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 130,49 wegens dagvaardingskosten,
€ 487,00 wegens griffierecht en
€ 238,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter