ECLI:NL:RBNHO:2024:30

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
10577397 \ CV EXPL 23-2849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid in appartementsrecht bij schadevergoeding

In deze zaak vordert eiseres dat gedaagden de door haar geleden schade vergoeden, stellende dat gedaagden een onrechtmatige daad hebben gepleegd. De kantonrechter heeft op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Eiseres heeft bij dagvaarding van 15 juni 2023 een vordering ingesteld tegen gedaagden, die schriftelijk hebben geantwoord. Tijdens de zitting op 18 december 2023 heeft gedaagde zijn standpunt toegelicht, ondersteund door foto’s. De feiten van de zaak zijn als volgt: eiseres is eigenaar van een appartement in een complex dat in 2016 is opgeleverd door De Geus Bouw B.V. Gedaagde is eigenaar van drie appartementen in hetzelfde complex, waarvan één zich onder het appartement van eiseres bevindt. Eiseres stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming werkzaamheden aan het dakterras van haar appartement uit te voeren, wat heeft geleid tot schade van € 2.895,00. Gedaagde betwist de onrechtmatigheid en de schade. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de aanpassingen aan het dakterras tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren en er geen bewijs is dat eiseres in haar gebruiksrecht is gefrustreerd. De vordering van eiseres wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10577397 \ CV EXPL 23-2849 WD
Uitspraakdatum: 3 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
verder te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.B. den Hartog,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. Hartog,

3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidDe Geus Bouw B.V.,gevestigd te Broek op Langedijk ,verder te noemen: De Geus,gemachtigde: mr. S. Hartog.

Gedaagde zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagde] c.s.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 15 juni 2023 een vordering tegen [gedaagde] c.s. ingesteld. [gedaagde] c.s. heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 18 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Ter zitting heeft mr. S. Hartog zijn betoog mede gebaseerd op een set foto’s die hij heeft overgelegd en die tot de gedingstukken behoort.

2.De feiten

2.1.
[vereniging] is eigenaar van het appartementencomplex [naam] te [woonplaats 1] (hierna: het complex).
2.2.
Dit complex is gebouwd door De Geus en door haar opgeleverd in 2016.
2.3.
Bij notariële akte van 9 oktober 2014 is het op dat moment nog te bouwen complex gesplitst in appartementsrechten. Artikel 17 van de splitsingsakte luidt voor zover van belang als volgt:
“Artikel 171. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend, voor zover aanwezig:a. de grond, (…) de balkonconstructies, alsmede de vloeren en de wanden die de scheiding vormen tussen gemeenschappelijke gedeelten of tussen (een) gemeenschappelijk(e) gedeelte(n) en (een) privé gedeelte(n) of tussen privé gedeelten;b. (…)c. (…), alsmede de plafonds en afwerklagen van de vloeren van de balkons, ook voor zover aanwezig binnen een privégedeelte;”
2.4.
[eiseres] is sedert 13 oktober 2014 rechthebbende op het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik en de bewoning van het tot het complex behorende appartement aan de [adres] te [woonplaats 1] .
2.5.
[gedaagde] is rechthebbende op drie tot het complex behorende appartementen. Eén van deze appartementen bevindt zich onder het appartement van [eiseres] .
2.6.
In verband met lekkageproblemen die [gedaagde] ondervond in zijn onder het appartement van [eiseres] bevindende appartement heeft De Geus op 2 december 2020 werkzaamheden uitgevoerd. Hierbij zijn de op het dakterras van het appartement van [eiseres] liggende terrastegels ingekort en zijn loodslabben aangebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter:
(i) verklaart voor recht dat [gedaagde] c.s. jegens [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] geleden schade;
(ii) [gedaagde] dan wel [vereniging] dan wel De Geus veroordeelt tot betaling van een bedrag van
€ 2.895,00, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] voert hiertoe, kort gezegd, het volgende aan. De Geus heeft bij de uitvoering van de in 2.6. genoemde werkzaamheden zonder toestemming van [eiseres] verschillende tot het dakterras van [eiseres] horende tegels verwijderd en/ of afgezaagd. Hiermee is onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. [gedaagde] c.s. is hoofdelijk aansprakelijk tot vergoeding van de hierdoor door [eiseres] geleden schade. Deze schade is te begroten op een bedrag van € 2.895,00. Desondanks weigeren [gedaagde] c.s. tot vergoeding over te gaan.
3.3.
[gedaagde] c.s. voert verweer. [gedaagde] c.s. betwist dat onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. Ook betwist [gedaagde] c.s. de door [eiseres] opgevoerde schade.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] c.s. onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld en om die reden gehouden is de door [eiseres] geleden schade te vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat van onrechtmatig handelen geen sprake is en dat [gedaagde] c.s. niet tot vergoeding van schade hoeft over te gaan. Dit oordeel baseert de kantonrechter op het navolgende.
4.2.
Uit de artikelleden 17 lid 1 onder a en c van de notariële splitsingsakte volgt dat een balkon, waartoe het dakterras volgens partijen kan worden gerekend, tot de gemeenschappelijke gedeelten en zaken moet worden gerekend. Dit geldt zowel voor de balkonconstructie (sub a) als voor de daarop gelegde tegels (sub c). Dit brengt mee dat de aanpassingen die De Geus op 2 december 2020 heeft verricht, inhoudende het verkorten van de tegels en het plaatsen van loodslabben, niet zonder meer onrechtmatig zijn jegens [eiseres] . Het betreft immers geen ongeoorloofde aanpassing van een zaak die tot haar eigendom behoort. Slechts wanneer de aanpassing tot gevolg heeft dat [eiseres] wordt gefrustreerd in haar gebruiksrecht ten aanzien van het dakterras kan van onrechtmatig handelen sprake zijn, maar dit kan de kantonrechter niet afleiden uit hetgeen [eiseres] hierover heeft aangevoerd.
4.3.
Voorts is gebleken dat [gedaagde] c.s. voorafgaande aan de herstelwerkzaamheden op verschillende manieren contact met [eiseres] heeft proberen op te nemen, maar dat zij daarop niet heeft gereageerd.
Dit klemt te meer nu is komen vast te staan dat [gedaagde] met [eiseres] wilde overleggen over werkzaamheden waarvan is komen vast te staan dat deze noodzakelijk waren om de door [gedaagde] ondervonden lekkageproblemen te verhelpen. [gedaagde] c.s. heeft namelijk gesteld dat het in het onderliggende appartement van [gedaagde] na voltooiing van de werkzaamheden niet meer heeft gelekt en [eiseres] heeft dat niet weersproken. In dat licht bezien is de kale stelling van [eiseres] dat de lekkageproblemen het gevolg zijn geweest van eerdere werkzaamheden in de onderliggende bedrijfsruimtes waarbij “de dakconstructie in zijn geheel is doorboord”, onvoldoende onderbouwd.
4.4.
Onder de gegeven omstandigheden heeft [gedaagde] c.s. niet onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld en is hij niet gehouden tot het vergoeden van schade. De hierop gebaseerde vordering ligt voor afwijzing gereed.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. De over de proceskosten door [gedaagde] c.s. gevorderde rente is toewijsbaar als na te melden. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de door [gedaagde] c.s. gevorderde nakosten (die worden begroot op € 116,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] c.s. worden vastgesteld op een bedrag van € 464,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] c.s., te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter