ECLI:NL:RBNHO:2024:2987

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
342899
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en non-wervingsbeding in financiële dienstverlening

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de vraag aan de orde of PSCA onrechtmatig handelt jegens SMF door zich te beroepen op een non-wervingsbeding in haar algemene voorwaarden. SMF, opgericht in 2022, voert financiële en loonadministratie uit voor (openbare) bibliotheken en stelt dat PSCA, die deze diensten ook aanbiedt, onrechtmatig handelt door oud-klanten te waarschuwen tegen het inschakelen van SMF. De rechtbank heeft vastgesteld dat het non-wervingsbeding van toepassing is op SMF, omdat de werkzaamheden van [betrokkene], die via SMF werkt, feitelijk vergelijkbaar zijn met die van PSCA. De rechtbank concludeert dat PSCA zich terecht op het non-wervingsbeding kan beroepen, aangezien dit beding is bedoeld ter bescherming van haar bedrijfsdebiet. De vorderingen van SMF worden afgewezen, en SMF wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 10 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/342899 / HA ZA 23-443
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCRIPTA MANENT FINANCE B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: SMF,
advocaat: mr. A. Schippers te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROBIBLIO SERVICE CENTER ADMINISTRATIES B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, kantoorhoudende te Nieuw-Vennep (gemeente Haarlemmermeer),
gedaagde partij,
hierna te noemen: PSCA,
advocaat: mr. E.A.C. van Kempen te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 juli 2023
- de conclusie van antwoord van 27 september 2023
- het tussenvonnis van 15 november 2023
- de spreekaantekeningen van partijen
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen houden zich ieder bezig met het uitvoeren van financiële- en loonadministratie van onder andere (openbare) bibliotheken. [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ), middellijk aandeelhouder en bestuurder van SMF, heeft van 2015 tot 2019 in loondienst werkzaamheden verricht voor stichting [de stichting] (de stichting). Vanaf begin 2019 heeft [betrokkene] via zijn eenmanszaak, [bedrijf 1] (de eenmanszaak), als zelfstandige werkzaamheden in opdracht van de stichting verricht. Nadat de stichting haar administratieve dienstverlening in 2020 had afgesplitst en ingebracht in PSCA, heeft PMB Administraties B.V. (PMB BV), waarvan [betrokkene] ook middellijk aandeelhouder en bestuurder is, enige tijd in opdracht van PSCA werkzaamheden verricht. SMF is in juni 2022 opgericht.
2.2.
PSCA heeft zich in januari 2023 jegens oud klanten, Stichting Bibliotheek Gooi en meer en Stichting Openbare Bibliotheek Huizen-Laren Blaricum (gefuseerd tot Bibliotheek Gooi+), beroepen op het non-wervingsbeding in haar algemene voorwaarden en hun verzocht het laten verrichten van werkzaamheden door [betrokkene] (al dan niet via PMB BV) per direct te staken. SMF is van oordeel dat PSCA onrechtmatig jegens haar handelt, doordat zij het non-wervingsbeding tegen potentiële klanten van SMF inroept. PSCA betwist dat zij onrechtmatig handelt.
2.3.
Gelet op het feit dat de control werkzaamheden voor de oud klanten vanuit PSCA feitelijk door [betrokkene] werden uitgevoerd en [betrokkene] dat nu feitelijk (ook) doet vanuit zijn vennootschap SMF, is het non-wervingsbeding op SMF van toepassing voor zover [betrokkene] control werkzaamheden verricht vanuit SMF. PSCA handelt niet onrechtmatig ten opzichte van SMF wanneer zij zich in die situatie jegens haar (oud) klanten op het non-wervingsbeding beroept. PSCA heeft er belang bij zich op het non-wervingsbeding te beroepen en het leidt niet tot een onaanvaardbare inperking van het werkgebied van SMF. Evenmin kan SMF zich beroepen op vernietigbaarheid van het beding. De vorderingen van SMF worden daarom afgewezen.

3.De feiten

3.1.
SMF is opgericht in 2022 en houdt zich bezig met het uitvoeren van financiële- en loonadministratie van stichtingen, met name - maar niet uitsluitend - voor (openbare) bibliotheken. PMB Holding B.V. (hierna: de Holding) is vanaf het moment van oprichting enig aandeelhouder en bestuurder van SMF. De aandelen in de Holding worden gehouden door [betrokkene] , die ook bestuurder van de Holding is.
3.2.
PSCA is opgericht in 2019 en verzorgt de administratie van onder andere bibliotheken.
3.3.
Stichting [de stichting] is opgericht in 1996 en richt zich op ‘De bevordering van de samenhang en de kwaliteit van het openbare bibliotheeknetwerk in de provincies Noord- en Zuidholland’ (hierna: de stichting).
3.4.
[betrokkene] heeft tot eind 2018 als controller in (loon)dienst van de stichting gewerkt. Vanaf begin 2019 heeft hij middels zijn eenmanszaak [bedrijf 1] (hierna: de eenmanszaak) als zelfstandige control werkzaamheden in opdracht van de stichting verricht.
3.5.
De administratieve dienstverlening van de stichting is per 1 januari 2020 afgesplitst van haar overige werkzaamheden en ingebracht in het door haar opgerichte PSCA.
3.6.
[betrokkene] is sinds de oprichting eind 2019 middellijk - via de Holding - aandeelhouder en bestuurder van PMB administraties B.V. (hierna: PMB BV). PMB heeft vanaf begin 2020 tot eind 2021 / begin 2022 in opdracht van PSCA control werkzaamheden verricht.
3.7.
Artikel 19 van de algemene voorwaarden 2014 van de stichting (hierna: algemene voorwaarden stichting) luidt:
Artikel A.19
Niet-overname personeel
1 Gedurende de looptijd van een overeenkomst alsmede gedurende vierentwintig maanden na afloop ervan, ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom zij is geëindigd, zal het de wederpartij zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [de stichting] niet zijn toegestaan om op enigerlei wijze diensten voor zich te laten verrichten door een of meer personen die uit hoofde van een overeenkomst met [de stichting] diensten hebben verricht voor de wederpartij.
(…)
3.8.
PSCA hanteert een gelijksoortig non-wervingsbeding (hierna: het non-wervingsbeding) in haar algemene voorwaarden van december 2021 (hierna: algemene voorwaarden PSCA 2021). Artikel 19 van die algemene voorwaarden luidt:
Artikel A.19 Overname personeel
A.19.1. Het is de Klant niet toegestaan om gedurende de looptijd van de overeenkomst alsmede twee (2) jaar na beëindiging of ontbinding daarvan, werknemers van PSCA of door PSCA ingehuurde derden diensten voor zich te laten verrichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van PSCA. Dit verbod op overname van personeel ziet toe op de dienstverlening waar de Overeenkomst betrekking op heeft en op de dienstverlening van door PSCA uitgebrachte offertes en geldt niet in algemene zin.
(…)
3.9.
Artikel 19 van de aangepaste algemene voorwaarden van november 2022 van PSCA (hierna: algemene voorwaarden PSCA 2022) luidt:
Artikel A.19 Overname personeel
A.19.1. Het is de Klant niet toegestaan om gedurende de looptijd van de overeenkomst alsmede twee (2) jaar na beëindiging of ontbinding daarvan, ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom zij is geëindigd, werknemers van PSCA of door PSCA ingehuurde derden, op enigerlei wijze diensten en/of werkzaamheden die door PSCA worden c.q. werden verzorgd of zijn geoffreerd, voor zich te laten verrichten zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van PSCA.
(...)
3.10.
PSCA heeft haar (oud) klanten, Stichting Bibliotheek Gooi en meer en Stichting openbare bibliotheek Huizen-Laren-Blaricum (per 2023 gefuseerd in Stichting Gooi+), via hun advocaat in januari 2023 erop gewezen dat zij het beding van artikel 19 van de algemene voorwaarden hebben overtreden. Zij heeft hun verzocht het laten verrichten van werkzaamheden door [betrokkene] (al dan niet via PMB BV) per direct te staken en de contractuele boete van € 5.000,00 te betalen. PSCA heeft vervolgens een regeling getroffen met deze oud klanten, waarbij een afkoopsom is betaald en [betrokkene] voor deze klanten werkzaam is gebleven.

4.Het geschil

4.1.
SMF vordert - samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat PSCA onrechtmatig handelt door haar (ex)klanten erop te wijzen dat zij een boete verbeuren op grond van artikel 19 van de door PSCA gehanteerde algemene voorwaarden als zij SMF opdracht geven werkzaamheden voor haar te verrichten;
te verklaren voor recht dat PSCA aansprakelijk is voor de schade die SMF lijdt ten gevolge van dit onrechtmatig handelen door PSCA;
PSCA te verbieden haar (ex)klanten erop te wijzen dat zij een boete verbeuren, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere keer dat PSCA in strijd met dit verbod handelt;
PSCA te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
SMF legt aan haar vordering ten grondslag dat PSCA onrechtmatig jegens haar handelt door haar (oud) klanten op het non-wervingsbeding in haar algemene voorwaarden te wijzen, waardoor SMF potentiële omzet misloopt.
4.3.
PSCA voert verweer. PSCA concludeert tot afwijzing van de vorderingen van SMF, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van SMF in de kosten van deze procedure met nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee weken na het wijzen van het vonnis.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank stelt voorop dat SMF zich niet (meer) beroept op het belemmeringsverbod als bedoeld in artikel 9a Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi).
5.2.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen van PSCA jegens SMF, zal eerst moeten worden beoordeeld of het non-wervingsbeding op SMF van toepassing is.
Is het non-wervingsbeding op SMF van toepassing?
5.3.
SMF stelt dat het non-wervingsbeding niet op SMF van toepassing is, omdat SMF nooit voor PSCA heeft gewerkt. [betrokkene] heeft ook nooit voor PSCA gewerkt, niet in loondienst en ook niet in opdracht via zijn eenmanszaak; dat deed hij namelijk voor de stichting, aldus SMF. PMB BV heeft wel in opdracht van PSCA werkzaamheden verricht, maar dat is een andere vennootschap dan SMF. PSCA is niet met haar (oud) klanten overeengekomen dat zij ook geen diensten kunnen laten verrichten door derden, waarvan de achterman (natuurlijke persoon) in het verleden mogelijk werkzaamheden voor PSCA heeft verricht. PSCA gaat te eenvoudig voorbij aan het rechtspersonenrecht, aldus nog steeds SMF.
5.4.
PSCA voert aan dat [betrokkene] middellijk bestuurder is van SMF en PMB BV en dat alle entiteiten zijn te herleiden tot [betrokkene] , omdat hij niet in een groter concern of met partners samenwerkt. [betrokkene] heeft in het verleden werkzaamheden verricht voor PSCA en haar rechtsvoorganger, de stichting. Hij heeft deze werkzaamheden voortgezet, niet door tussenkomst van PSCA, maar in de plaats van PSCA. Volgens de door PSCA gehanteerde algemene voorwaarden is het haar klanten zonder toestemming niet toegestaan om de werkzaamheden die PSCA voor de klant verricht door een (oud) medewerker van PSCA te laten uitvoeren, of dit nu in loondienst of opdracht van PSCA was. Toen PSCA bemerkte dat [betrokkene] toch werkzaamheden voor haar klanten verrichtte vanuit PMB BV, heeft zij hun op het beding gewezen. Dat [betrokkene] zijn werkzaamheden nu middels een andere BV aan klanten van PSCA aanbiedt, maakt dat niet anders, omdat het dezelfde [betrokkene] blijft, met dezelfde kennis en kunde, opgedaan bij PSCA en diens voorganger, voor en met klanten van PSCA. Door zich te verschuilen achter een andere BV maakt [betrokkene] misbruik van het (rechtspersonen)recht, aldus nog steeds PSCA.
5.5.
Vast staat dat [betrokkene] voor de stichting en daarna via zijn eenmanszaak en PMB BV voor PSCA, als controller heeft gewerkt. Ook staat vast dat [betrokkene] via SMF vergelijkbare control werkzaamheden verricht. SMF heeft weliswaar gesteld dat zij twee mensen in dienst heeft die inkoopboekingen doen en dat zij samenwerkt met een partner voor salarissen/loon- en administratiebeheer, maar zij heeft niet betwist dat het steeds [betrokkene] is die feitelijk de control werkzaamheden vanuit SMF verricht. In het uittreksel uit de Kamer van Koophandel staat ook vermeld dat SMF geen werkzame personen heeft. SMF is voor de beoordeling van deze zaak dus wel degelijk te vereenzelvigen met [betrokkene] , zoals PSCA heeft gesteld.
5.6.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat niet ter discussie staat dat PSCA haar (oud) klanten alleen op het non-wervingsbeding wijst, als het gaat om de uitvoering van werkzaamheden door [betrokkene] als controller. Tijdens de mondelinge behandeling heeft PSCA namelijk onbetwist toegelicht dat zij haar (oud) klanten niet aanspreekt, wanneer [betrokkene] andere werkzaamheden voor hen verricht. Daarbij is onder meer advieswerk genoemd, net als een penningmeesterschap bij een bibliotheek waar [betrokkene] eerder als controller werkte.
5.7.
Gelet op het feit dat de control werkzaamheden voor de oud klanten vanuit PSCA feitelijk door [betrokkene] werden uitgevoerd en [betrokkene] dat nu feitelijk ook doet vanuit zijn vennootschap SMF, is het non-wervingsbeding op SMF van toepassing. Het standpunt dat SMF of [betrokkene] nooit voor PSCA hebben gewerkt, wordt niet gevolgd. PSCA mag zich daarom jegens haar (oud) klanten in beginsel op het non-wervingsbeding beroepen in geval [betrokkene] vanuit SMF control werkzaamheden voor die klanten uitvoert. Dit kan anders zijn als het beroep op het non-wervingsbeding ten opzichte van [betrokkene] c.q. SMF als onrechtmatig is aan te merken. Daarop zal de rechtbank in r.o. 5.9 verder ingaan.
5.8.
Voor zover SMF nog stelt dat Bibliotheek Gooi+ geen klant van PSCA is geweest, maar een nieuwe bibliotheek is, zodat – zo begrijpt de rechtbank – die niet aan het non-wervingsbeding is gebonden, volgt de rechtbank SMF niet. Vast staat namelijk dat de twee oud klanten van PSCA, Stichting Bibliotheek Gooi en meer en Stichting Openbare Bibliotheek Huizen-Laren Blaricum, zijn gefuseerd tot Bibliotheek Gooi+. Een rechtsgevolg van een juridische fusie is dat de verkrijgende rechtspersoon (Bibliotheek Gooi+) in de plaats treedt van de verdwijnende rechtspersoon (de twee oud klanten), waarbij het vermogen van de verdwijnende rechtspersoon onder algemene titel over gaat op de verkrijgende rechtspersoon (artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek). Het non-wervingsbeding is daardoor overgegaan op Bibliotheek Gooi +.
Onrechtmatig handelen?
5.9.
SMF beroept zich op de artikelen 6:2 en 6:248 BW. Zij stelt dat het beroep van PSCA op het non-wervingsbeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als (oud) klanten van PSCA zelf aan SMF vragen (control) werkzaamheden te verrichten, terwijl de overeenkomst tussen PSCA en de (oud) klant al is geëindigd. Deze (oud) klanten behoren niet langer tot het bedrijfsdebiet van PSCA, zodat het inroepen van het beding PSCA geen daadwerkelijke bescherming van het bedrijfsdebiet beoogt, maar slechts de mogelijkheden van SMF beperkt om actief te zijn op de markt van bibliotheken, aldus SMF. PSCA betwist dit. PSCA voert onder meer aan dat SMF werk kan verrichten voor nieuwe klanten; de kring van bibliotheken is groot, zodat er voldoende marktaandeel beschikbaar is voor SMF. Ook is er een tekort aan financieel personeel, zodat er genoeg mogelijkheden zijn voor SMF om omzet te behalen zonder klanten van PSCA. [betrokkene] verricht ook al enige tijd werkzaamheden voor klanten buiten de bibliotheekbranche, aldus PSCA. Het staat de (oud) klant daarnaast vrij om toestemming te vragen aan PSCA voor de inzet van [betrokkene] , waarna tot een regeling kan worden gekomen. Bovendien is [betrokkene] al sinds 2015, toen hij voor de stichting kwam werken, bekend met de voorwaarde. Of de klant op dit moment nog klant is bij PSCA is niet relevant, omdat de voorwaarde ter bescherming van het bedrijfsdebiet van PSCA is en de klant akkoord is gegaan met die voorwaarde, aldus nog steeds PSCA.
5.10.
De rechtbank begrijpt het beroep van SMF op de artikelen 6:2 en 6:248 lid 2 BW zo dat SMF het beroep op het non-wervingsbeding in de hiervoor beschreven gevallen onrechtmatig acht jegens SMF. Die artikelen zijn immers alleen van toepassing in de verhouding tussen PSCA en haar (oud)klanten, zodat SMF daar geen beroep op kan doen. De rechtbank kan in het kader van deze zaak ook niet beoordelen of het beroep van PSCA op het non-wervingsbeding in de verhouding tussen PSCA en haar (oud)klanten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.11.
De enkele omstandigheid dat de (oud)klanten zelf SMF benaderen, maakt het beroep van PSCA op het non-wervingsbeding nog niet onrechtmatig jegens SMF. De rechtbank volgt SMF evenmin in het standpunt dat PSCA met het inroepen van het beding geen daadwerkelijke bescherming van het bedrijfsdebiet beoogt, maar slechts de mogelijkheden van SMF beperkt om actief te zijn op de markt van bibliotheken. Ook bij het einde van de overeenkomst tussen PSCA en een klant kan immers sprake zijn van bedrijfsdebiet. Bedrijfsdebiet ziet niet alleen op omzet, maar ook op know-how, reputatie, goodwill en klantenbestand. PSCA heeft dit toegelicht door erop te wijzen dat [betrokkene] over concurrentiegevoelige informatie beschikt, omdat hij alle ins en outs van PSCA kent: alle tarieven/offertes, procedures, klantafspraken en issues en het specifieke in eigen beheer ingerichte IT systeem voor de administratie. PSCA heeft dus wel degelijk een belang bij het inroepen van het non-wervingsbeding.
De rechtbank overweegt ten slotte dat er naast de (oud) klanten van PSCA, voor SMF nog een enorm werkveld overblijft, zodat geen sprake is van een onaanvaardbare inperking van het werkgebied van SMF. Dat het geografisch minder aantrekkelijk voor SMF is om voor een klant in Groningen te werken, maakt dat niet anders.
5.12.
De conclusie is dan ook dat het beroep van PSCA op het non-wervingsbeding jegens SMF niet als onrechtmatig is aan te merken.
Vernietigbaar beding?
5.13.
SMF stelt nog dat PSCA zich niet kan beroepen op het non-wervingsbeding in de algemene voorwaarden van PSCA, omdat ze niet op een juiste wijze met de klanten van PSCA zijn overeengekomen en dus vernietigbaar zijn. PSCA betwist dit gemotiveerd.
5.14.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat een (oud) klant van PSCA zich op de vernietigbaarheid van dit beding heeft beroepen. Los daarvan staat niet ter discussie dat SMF/ [betrokkene] geen (weder)partij is bij de overeenkomsten tussen PSCA en de (oud)klanten waarop de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. SMF kan zich daarom niet beroepen op de vernietigbaarheid van het non-wervingsbeding.
Conclusie
5.15.
Gelet op al het voorgaande zullen de vorderingen van SMF worden afgewezen.
Proceskosten
5.16.
SMF is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van PSCA worden begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.082,00
5.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van SMF af,
6.2.
veroordeelt SMF in de proceskosten van € 2.082,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als SMF niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt SMF tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart de beslissingen in 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.
1621