ECLI:NL:RBNHO:2024:2983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
C/15/340308 / HA ZA 23-319
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending zorgplicht makelaar bij funderingsherstel en schadevergoeding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de vraag centraal of de makelaar, Puur Makelaars Heemstede B.V., zijn zorgplicht heeft geschonden jegens de eisers bij de aankoop van een woning. De eisers, die in conventie vorderden, stellen dat de makelaar hen onjuist heeft geadviseerd over de mogelijkheid van individueel funderingsherstel, wat hen in een nadelige positie heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de makelaar in zijn rol als bemiddelaar niet de verantwoordelijkheid heeft om gespecialiseerd advies te geven over funderingsherstel. De rechtbank oordeelt dat de makelaar niet onjuist heeft gehandeld door de mogelijkheid van individueel herstel te benoemen, en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in een slechtere financiële positie verkeren door de aankoop van de woning. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, terwijl de vordering van de makelaar in reconventie tot betaling van courtage wordt toegewezen. De rechtbank concludeert dat de makelaar zijn zorgplicht niet heeft geschonden en dat de eisers de overeengekomen courtage verschuldigd zijn. De proceskosten worden ook aan de eisers opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/340308 / HA ZA 23-319
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
te [plaats 1],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. R.M.S. Carli te 's-Gravenhage,
tegen

1.PUUR MAKELAARS HEEMSTEDE B.V.,

te Heemstede,
2.
[gedaagde],
te [plaats 2],
advocaat: mr. D.W.N. Brand te AMSTERDAM,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Puur c.s. en ieder afzonderlijk Puur en [gedaagde].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 15 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of Puur c.s. hun zorgplicht als aankoopmakelaar hebben geschonden. Volgens [eisers] heeft [gedaagde] hun ten onrechte geadviseerd dat zij individueel funderingsherstel aan hun koopwoning zouden kunnen laten doen als de buren niet meteen wilden meewerken aan gezamenlijk funderingsherstel. Na de koop bleek individueel herstel niet mogelijk omdat de buren daar niet mee instemden. Daarnaast heeft [gedaagde] [eisers] niet gemeld dat hij mede-eigenaar was van één van de woningen in hetzelfde bouwblok. [eisers] vorderen een verklaring voor recht dat Puur c.s. zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun opdracht en onrechtmatig hebben gehandeld. Daarnaast vorderen zij de schade die zij hebben geleden doordat zij pas vanaf maart 2022 samen met de buren de fundering hebben kunnen laten herstellen en daardoor ook moesten wachten met de andere verbouwingswerkzaamheden. Puur c.s. voeren verweer tegen de gestelde zorgplichtschending en tegen het causaal verband tussen de gestelde zorgplichtschending en de gestelde schade. Zij vorderen betaling van de overeengekomen courtage.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af en de vordering van Puur c.s. toe.
De rechtbank vindt dat Puur c.s. hun zorgplicht niet hebben geschonden door individueel funderingsherstel als mogelijkheid te benoemen. Een makelaar heeft een bemiddelende taak en kan hierover geen gespecialiseerd advies geven. Dat hadden [eisers] ook moeten begrijpen. Bovendien is de mededeling dat funderingsherstel ook individueel kan plaatsvinden op zichzelf niet onjuist. Ook het niet melden dat [gedaagde] mede-eigenaar was van een woning in hetzelfde bouwblok levert in de gegeven omstandigheden geen schending van de zorgplicht op. Als de rechtbank had geconcludeerd dat sprake was van schending van een zorgplicht, zou de gevorderde schade ook niet zijn toegewezen. [eisers] hebben de vermogenspositie waarin zij nu verkeren vergeleken met de vermogenspositie waarin zij hadden verkeerd als de mededeling van [gedaagde] over individueel funderingsherstel juist was geweest. Maar zij hadden de huidige situatie moeten afzetten tegen de situatie waarin zij hadden verkeerd als [gedaagde] individueel funderingsherstel niet als mogelijkheid had benoemd. Naar eigen zeggen hadden zij in dat geval de woning niet gekocht. Dat [eisers] door het kopen van de woning in een slechtere financiële positie verkeren dan zij hadden verkeerd als zij de woning niet hadden gekocht, is niet aannemelijk geworden.

2.De feiten

2.1.
[eisers] hebben op 3 november 2020 een opdracht tot dienstverlening voor consumenten (hierna: de opdracht) verstrekt aan Puur met betrekking tot de aankoop van een woning in [plaats 1]. Op die overeenkomst zijn de Algemene consumentenvoorwaarden Makelaardij van de NVM van toepassing verklaard. In artikel 7 is onder punt 4 opgenomen, voor zover hier van belang:
Tenzij uitdrukkelijk schriftelijk anders overeengekomen omvat de opdracht tot bemiddeling daarnaast ten minste de volgende werkzaamheden:
(…)
-informatie verzamelen en opvragen over juridische, fiscale, bouwkundige en andere van belang zijnde aspecten betreffende de onroerende zaak en hierover zo nodig informeren.
2.2.
Op de website van Puur staat onder meer, voor zover hier van belang:
“Onze dienstverlening bestaat o.a. uit:
(…)
Onderzoek en advisering over: de bouwkundige staat, de onderhoudsconditie (…);
(…)
Onderzoek en advisering over de juridische en financiële aspecten van de woning;”
2.3.
[gedaagde] heeft [eisers] uit hoofde van de opdracht als aankoopmakelaar begeleid bij de aankoop van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna ook te noemen: de woning). De woning vormt een bouweenheid met huisnummers [adres 2], [adres 3] en [adres 4].
2.4.
Tijdens de eerste bezichtiging op 9 december 2020 heeft de verkoopmakelaar met [eisers] en [gedaagde] besproken dat funderingsherstel aan de woning noodzakelijk was en dat de buren van nummer [adres 3] en [adres 4] gezamenlijk met de kopers van nummer [adres 1] de noodzakelijke funderingswerkzaamheden wilden laten uitvoeren.
2.5.
De vraagprijs van de woning was € 825.000,00. [eisers] hebben op 11 december 2020 een bod uitgebracht van € 851.000,00, dat diezelfde dag door de verkopers is geaccepteerd. Op 17 december 2020 is een bouwkundige keuring van de woning uitgevoerd. Daarbij was ook een door [eisers] ingeschakelde bouwbegeleider aanwezig om een kostenraming te maken van de door [eisers] gewenste verbouwingswerkzaamheden. Tijdens de bouwkundige keuring zijn [eisers] in gesprek geraakt met de bewoners van nummer [adres 3]. Die bewoners vertelden toen dat zij niet zo snel wilden overgaan tot gezamenlijk funderingsherstel als [eisers] wenselijk achtten.
2.6.
Diezelfde dag hebben [eisers] hun bod ingetrokken en een nieuw bod uitgebracht van € 800.000,00. Het verlaagde bod is door de verkopers geaccepteerd. Er is op 24 december 2020 een schriftelijke koopovereenkomst gesloten.
2.7.
In januari 2021 heeft [gedaagde] aan [eisers] meegedeeld dat hij samen met een andere collega van Puur eigenaar is van [adres 2] te [plaats 1]. Deze woning wordt verhuurd.
2.8.
De woning is op 11 maart 2021 aan [eisers] geleverd.
2.9.
In de periode van maart 2022 tot en met juni 2022 heeft funderingsherstel van de woning plaatsgevonden, gezamenlijk met de bewoners van huisnummers [adres 2], [adres 3] en [adres 4].

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen - samengevat -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren:
 dat Puur c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichting ter zake de opdracht en mitsdien aansprakelijk zijn voor de daaruit voor [eisers] voortvloeiende schade; en
 dat Puur c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eisers] onder de door gedaagden aanvaarde opdracht tot dienstverlening en mitsdien aansprakelijk zijn voor de daaruit voor [eisers] voortvloeiende schade; en
2. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de geleden en te lijden schade, thans begroot op € 80.723,00, en tot betaling van de proceskosten inclusief nakosten, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Puur c.s. voeren verweer. Puur c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Puur c.s. vorderen - samengevat - veroordeling van [eisers] tot betaling van € 7.249,99, vermeerderd met rente en kosten.
3.5.
[eisers] voeren verweer. [eisers] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Puur c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Puur c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Puur c.s. in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De vorderingen van [eisers] zijn erop gegrond dat Puur c.s. zijn tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de opdracht dan wel dat Puur c.s. onrechtmatig hebben gehandeld. Volgens [eisers] hebben Puur c.s. op twee punten niet voldaan aan hun zorgplicht. In de eerste plaats heeft [gedaagde] [eisers] voorafgaand aan de koop geadviseerd dat indien de buren niet zouden willen overgaan tot (direct) gezamenlijk funderingsherstel, [eisers] individueel funderingsherstel konden laten doen. [eisers] mochten, gelet op de deskundigheid en de taak van de makelaar, op dit advies vertrouwen en hebben op grond daarvan de woning aangekocht. Voor hen was namelijk erg belangrijk dat zij vóór de start van schooljaar 2021-2022 zouden kunnen verhuizen en dan dus het funderingsherstel en de andere verbouwingswerkzaamheden aan de woning uitgevoerd konden hebben. Puur c.s. wisten hoe belangrijk dit voor hen was. Maar het advies van [gedaagde] bleek onjuist, omdat funderingsherstel alleen samen met de bewoners van de nummers [adres 2], [adres 3] en [adres 4] kon worden verricht. Deze bewoners, inclusief [gedaagde] als mede-eigenaar van nummer [adres 2], wilden niet direct, maar pas in maart 2022 overgaan tot gezamenlijk funderingsherstel. [eisers] zijn daardoor geconfronteerd met hogere bouwkosten, hebben tweemaal moeten verhuizen en hebben tijdelijk een huurwoning moeten betrekken. [eisers] verwijten Puur c.s. ook dat [gedaagde] hen in de gegeven omstandigheden voorafgaand aan de koop niet heeft gemeld dat hij mede-eigenaar was van [adres 2]. Ook op dit punt stellen dat Puur c.s. niet hebben voldaan aan de op hen rustende zorgplicht.
4.2.
Puur c.s. voeren aan dat zij de opdracht deugdelijk hebben uitgevoerd en hun zorgplicht als makelaar niet hebben geschonden. Individueel funderingsherstel is in de gesprekken met [eisers] terloops aan de orde gekomen, maar van een advies waarop [eisers] mochten vertrouwen is geen sprake geweest. Dat zou de taak en mogelijkheden van een makelaar ook te buiten gaan, die immers geen funderingsdeskundige is en slechts een signaalfunctie heeft. Ook zijn Puur c.s. van mening dat er geen verplichting of een belang bestond om te melden dat [gedaagde] mede-eigenaar was van nummer [adres 2].
Puur c.s. voeren verder aan dat causaal verband tussen een eventuele zorgplichtschending en de gestelde schade ontbreekt. [eisers] hebben gezegd dat zij bij een juist advies deze woning niet hadden gekocht, maar niet inzichtelijk gemaakt wat er vervolgens zou zijn gebeurd. Volgens Puur c.s. hebben [eisers] met de woning een goede koop gedaan. De woning is sterk in waarde gestegen en [gedaagde] heeft bij de aankoop bovendien een flinke korting op de koopprijs bedongen. Puur c.s. voeren verder aan dat [eisers] niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij, als zij individueel funderingsherstel hadden kunnen verrichten, deze werkzaamheden en de andere verbouwingswerkzaamheden in de zomer van 2021 al afgerond hadden kunnen hebben. Puur c.s. achten dit scenario niet realistisch en betwisten ook dat zij ermee bekend waren dat [eisers] persé voor de start van het nieuwe schooljaar wilden verhuizen.
4.3.
Op basis van hetgeen partijen hebben verklaard in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [gedaagde] in de gesprekken met [eisers] de mogelijkheid van individueel funderingsherstel heeft benoemd toen bleek dat de buren van nummer [adres 3] niet wilden meedoen met onmiddellijk gezamenlijk funderingsherstel. Daaruit blijkt ook dat [gedaagde] moet hebben geweten dat het voor [eisers] belangrijk was dat zij op korte termijn na de levering met funderingsherstel en de andere gewenste verbouwingswerkzaamheden konden starten.
4.4.
De vraag is of [gedaagde] heeft gehandeld als redelijk bekwaam en redelijk handelend makelaar door individueel funderingsherstel als mogelijkheid te benoemen zonder daarbij uitdrukkelijk te zeggen dat daarvoor, afhankelijk van de concrete omstandigheden, mogelijk medewerking of instemming van de buren nodig was. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Een makelaar bemiddelt bij de aankoop en zijn cliënten mogen in dat verband onder meer advies verwachten over de staat van de woning, de wenselijkheid van een bouwkundig onderzoek en juridische aspecten rondom het gebruik van de woning en het aankoopproces. Die bemiddelende taak gaat niet zover dat de makelaar ten aanzien van verbouwingswerkzaamheden en funderingswerkzaamheden gespecialiseerd advies kan geven over mogelijkheden, juridische voorwaarden en gevolgen en het tijdspad. Dit gaat de taak en deskundigheid van een makelaar te boven. Dat de taakomschrijving op de website van Puur c.s. en in artikel 7 van de Algemene Voorwaarden vrij ruim is en weinig concreet is geformuleerd, doet daaraan niet af. Een makelaar is immers geen bouwkundige of juridisch adviseur en dat had voor [eisers] ook duidelijk moeten zijn.
4.5.
Dat individueel funderingsherstel een mogelijkheid was, is bovendien op zichzelf niet onjuist. [eisers] mochten er op basis van het benoemen van deze optie niet van uitgaan dat dit op korte termijn na de levering en zonder bijkomende aspecten als toestemming of medewerking van buren gerealiseerd kon worden en dat de mededeling van de makelaar als een soort garantie op dit vlak kon gelden. Naar het oordeel van de rechtbank hadden [eisers] gespecialiseerd advies moeten inwinnen als dit doorslaggevend voor hen was. In dit verband is van belang dat [eisers] een bouwbegeleider hebben meegenomen naar de bouwkundige keuring om een kostenraming van de door hen gewenste verbouwingswerkzaamheden te laten maken. Ook hebben zij op zitting verklaard advies te hebben ingewonnen bij (gespecialiseerde) aannemers over de kosten van het funderingsherstel. Het lag voor de hand om in dat kader ook te bespreken of individueel funderingsherstel in dit concrete geval mogelijk was en in hoeverre de medewerking of instemming van buren daarvoor nodig was. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers] bovendien gezegd dat zij ervoor hebben gekozen op de buren te wachten met het funderingsherstel omdat zij niet het risico wilden nemen dat de buren bij individueel herstel een bouwstop zouden vorderen. Daarmee is dus niet gegeven dat [eisers] de fundering niet eerder individueel hadden kunnen laten herstellen.
4.6.
Over het tweede onderdeel van de gestelde zorgplichtschending overweegt de rechtbank als volgt. Het is bijzonder dat [gedaagde] tijdens het aankoopproces niet tegen [eisers] heeft gezegd dat hij mede-eigenaar is van nummer [adres 2], zeker omdat toen is gesproken over funderingsherstel samen met de eigenaren van de woningen in hetzelfde bouwblok. Maar dat hij dit niet heeft gedaan is in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als een schending van zijn zorgplicht. [eisers] hebben aangevoerd dat het niet-melden van het eigenaarschap onzorgvuldig is omdat [gedaagde] op de hoogte was van hun wens om meteen na de levering de fundering te herstellen. Maar voorafgaand aan de koop was al duidelijk dat in elk geval de bewoners van nummer [adres 3] niet op de door [eisers] gewenste korte termijn wilden overgaan tot een gezamenlijke aanpak van de fundering. En al snel na de aankoop, in januari 2021, bleek dat de buren van nummers [adres 2], [adres 3] en [adres 4] wél wilden meewerken aan gezamenlijk herstel vanaf maart 2022. Aan dit herstel hebben [gedaagde] en zijn mede-eigenaar zonder mankeren meegewerkt. Het niet melden van de eigendom en de houding van [gedaagde] als mede-eigenaar hebben de situatie rondom het funderingsherstel voor [eisers] dus niet anders gemaakt, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling ook hebben erkend. Verder is niet gesteld of gebleken dat het feit dat [gedaagde] mede-eigenaar was van nummer [adres 2] van invloed is geweest op het biedingsproces; [eisers] hebben in een verhitte woningmarkt uiteindelijk een koopprijs betaald die ruimschoots onder de vraagprijs lag.
4.7.
De rechtbank ziet in de twee door [eisers] genoemde punten dan ook geen aanleiding om te oordelen dat Puur c.s. niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend makelaar mocht worden verwacht.
4.8.
De rechtbank voegt hieraan nog toe dat, ook als tot een zorgplichtschending zou zijn geconcludeerd, de gevorderde schade niet zou zijn toegewezen. In die situatie had de rechtbank namelijk moeten beoordelen of de door [eisers] gestelde schade als het rechtstreeks gevolg van die zorgplichtschending voor vergoeding in aanmerking komt. Er had dan een vermogensvergelijking moeten worden gemaakt tussen de situatie die zich volgens [eisers] feitelijk heeft voorgedaan - waarin [gedaagde] [eisers] heeft geadviseerd dat zij ook individueel funderingsherstel konden laten uitvoeren - en de hypothetische situatie dat [gedaagde] dit advies niet zou hebben gegeven c.q. hen had meegedeeld dat individueel herstel niet of alleen met toestemming van de buren mogelijk was. In de dagvaarding hebben [eisers] gesteld dat zij in die situatie de woning niet hadden gekocht. Zij hebben dit standpunt tijdens de mondelinge behandeling herhaald en daarbij (opnieuw) toegelicht dat zij alleen een woning wilden kopen die vóór de start van het nieuwe schooljaar kon worden verbouwd. [eisers] wilden niet koste wat het kost naar [plaats 1] verhuizen omdat zij een prima huis hadden in [plaats 3]. De advocaat van [eisers] heeft daaraan toegevoegd dat [eisers] in dat geval voor een ander koophuis hadden kunnen kiezen waaraan ze minder hadden hoeven te verbouwen, zodat er meer waarde zou zijn gecreëerd.
4.9.
[eisers] hebben daarentegen bij hun schadevordering de huidige feitelijke situatie - met collectief funderingsherstel vanaf maart 2022 - vergeleken met de situatie dat zij al eerder hadden kunnen starten met funderingsherstel en de andere gewenste verbouwingswerkzaamheden. Zij hebben dus de feitelijke situatie vergeleken met de situatie waarin zij hadden verkeerd als het door de makelaar gegeven advies juist was geweest. De extra kosten ten opzichte van die situatie zijn als schade gevorderd. Maar [eisers] hadden inzichtelijk moeten maken hoe hun vermogenspositie eruit had gezien als zij de woning niet hadden gekocht. Deze vermogenspositie had moeten worden afgezet tegen de vermogenspositie waarin zij nu verkeren. [eisers] hebben dit niet gedaan; hun stellingen en de door hen ingediende stukken geven geen enkel inzicht in de financiële positie waarin zij hadden verkeerd als zij de woning niet hadden gekocht.
4.10.
Puur c.s. hebben als verweer aangevoerd dat [eisers] met de woning een goede aankoop hebben gedaan. [gedaagde] heeft voor hen een korting van € 50.000,00 op de oorspronkelijke koopprijs bedongen en inmiddels is de woning flink in prijs gestegen. Tijdens de zitting hebben Puur c.s. in dit verband een waarde van € 1.375.000,00 genoemd. Dit bedrag hebben [eisers] niet weersproken en zij hebben zelf geen inzicht gegeven in de waardeontwikkeling van de woning, bijvoorbeeld door een taxatie in het geding te brengen van de waarde na verbouwing. Bezien in dit licht en met inachtneming van de volgens [eisers] in verband met de verbouwing en verhuizing gemaakte kosten, is niet aannemelijk gemaakt dat zij door de aankoop financieel slechter af zijn dan dat zij zouden zijn geweest als zij niet waren verhuisd of een ander huis in [plaats 1] hadden gekocht.
4.11.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen.
in reconventie
4.12.
Puur c.s. vorderen betaling van de courtage die [eisers] verschuldigd zijn op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst tot dienstverlening. Door de bemiddeling van Puur c.s. is een koopovereenkomst tot stand gekomen, zodat Puur c.s. aan hun verplichting hebben voldaan. Als al sprake zou zijn van schending van hun zorgplicht, hetgeen Puur c.s. betwisten, dient ingevolge artikel 6:272 lid 2 BW een waardevergoeding te worden voldaan, gelijk aan de overeengekomen courtage.
4.13.
[eisers] stellen dat zij de overeenkomst met Puur c.s. buitengerechtelijk hebben ontbonden vanwege het door Puur c.s. tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst. Door de zorgplichtschending hebben Puur c.s. niet gedaan wat zij volgens de informatie op hun website hadden moeten doen: de waarde van hun toekomstige huis optimaliseren. Volgens [eisers] is dat nu juist niet gebeurd, zoals blijkt uit de door hen gestelde schade. De waarde van de prestatie van Puur c.s. moet dan ook op nihil worden gesteld.
4.14.
De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat Puur c.s. bij de uitvoering van de opdracht hun zorgplicht als makelaar niet hebben geschonden en dus hebben gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend makelaar. Daaruit volgt dat [eisers] de overeenkomst niet buitengerechtelijk konden ontbinden. Nu Puur c.s. de werkzaamheden overeenkomstig de opdracht hebben verricht, zijn [eisers] de overeengekomen courtage verschuldigd.
4.15.
De rechtbank zal [eisers] dan ook veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 7.249,99, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van 30 april 2021. Puur c.s. hebben bij brief van 15 april 2021 aanspraak gemaakt op betaling van de courtage en [eisers] daarbij een betaaltermijn van 14 dagen gegeven, zodat zij met ingang van 30 april 2021 in verzuim verkeren.
in conventie en in reconventie
4.16.
[eisers] zijn zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
4.17.
De proceskosten van Puur c.s. in conventie worden - exclusief nakosten - begroot op
€ 5.265,00 (€ 2.837,00 aan griffierecht en (2 punten x € 1.214,00 =) € 2.428,00 aan salaris advocaat).
4.18.
De proceskosten van Puur c.s. in reconventie worden - exclusief nakosten - begroot op € 521,00 aan salaris advocaat (2 punten x factor 0,5 x € 521), bij niet tijdige betaling te vermeerderen met wettelijke rente als gevorderd.
4.19.
De nakosten in conventie en in reconventie gezamenlijk worden begroot op
€ 278,00, te vermeerderen met de eventuele kosten van betekening als na te melden.
4.20.
De veroordeling in de proceskosten wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 5.265,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk om aan Puur c.s. te betalen een bedrag van € 7.249,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 30 april 2021, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 521,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.5.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van € 278,00 plus de kosten van betekening à € 92,00 als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart de beslissingen in 5.2. tot en met 5.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.