ECLI:NL:RBNHO:2024:2908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
HAA - 22 _ 3162
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesaanslag omgevingsvergunning en de toepassing van de Wet ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf 1] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad over een legesaanslag voor een omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er leges zijn geheven voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening zijn of worden verhaald. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de legesaanslag van € 62.165,45, die door verweerder was verminderd tot € 59.357,45. Eiseres stelde dat er kosten dubbel waren gefactureerd en dat de legesaanslag te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en partijen hebben aanvullende stukken ingediend. De rechtbank concludeert dat de exploitatiebijdrage is gebaseerd op een plankostenscan en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de leges in strijd zijn met de Legesverordening Zaanstad 2021. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[bedrijf 1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.W. Dontje),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, verweerder.

Procesverloop

Met dagtekening 15 december 2021 heeft verweerder aan eiseres een legesaanslag ten bedrage van € 62.165,45 opgelegd.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de legesaanslag verminderd tot een bedrag van € 59.357,45.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2023 te Haarlem. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2] en [persoon 3] .
Op 5 september 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat het onderzoek niet volledig is geweest. Verweerder heeft desgevraagd nadere stukken ingebracht. Eiseres heeft hierop gereageerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een nadere zitting te houden. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Op 6 november 2020 is een anterieure exploitatieovereenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten tussen [bedrijf 2] B.V. (als ‘de Exploitant’) en de gemeente Zaanstad ten behoeve van de exploitatie van de bij [bedrijf 2] B.V. in eigendom zijnde gronden gelegen aan de [adres 1] te [gemeente] .
2. De Overeenkomst luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“artikel 19.1
De Exploitant is wegens de aan de zijde van de Gemeente gemaakte en nog te maken ambtelijke/apparaatskosten voor de begeleiding van het Project een exploitatiebijdrage aan de Gemeente verschuldigd van € 42.075,- (zegge: tweeënveertigduizend en vijfenzeventig euro).
artikel 19.2
Het bedrag van de exploitatiebijdrage wordt door de Exploitant als volgt voldaan:
1. een bedrag van € 21.000,00 (zegge: eenentwintigduizend euro) is de Exploitant verschuldigd bij ondertekening van de Anterieure overeenkomst;
2. een bedrag van € 21.075,00 (zegge: eenentwintigduizendvijfenzeventig euro) is de Exploitant verschuldigd bij het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van het Project.
(…)
artikel 19.4
Voorts komen voor rekening van de Exploitant de (bouw)legeskosten overeenkomstig de bepalingen uit de vigerende gemeentelijke Legesverordening. De (bouw)legeskosten worden op het moment dat het besluit over de aanvraag omgevingsvergunning(en) is genomen) separaat in rekening gebracht.
(…)
artikel 21.1
De Exploitant zal een bijdrage voldoen in de gemeentelijke kosten voor aanleg van Bovenwijkse voorzieningen van € 14.296,00 (zegge: veertienduizendtweehonderdzesennegentig euro). Dit bedrag is de Exploitant verschuldigd bij het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van het Project.”
3. Eiseres heeft met ingang van 15 april 2021 de Overeenkomst overgenomen van
[bedrijf 2] B.V. Daartoe heeft zij op 14 april 2021 een overeenkomst genaamd
‘Contractovername anterieure overeenkomst [adres 1] ’ ondertekend. In de
deze overeenkomst is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
“2.3 Aan artikel 19.1 wordt toegevoegd: “Als gevolg van de contractovername is Exploitant een extra bijdrage van € 7.500 verschuldigd aan de gemeente. Deze zal betaald worden alvorens de contractovername door de gemeente ondertekend zal worden.”
2.4 Aan artikel 19.2 wordt toegevoegd: “De eerste termijn van € 21.000 is reeds voldaan. De tweede termijn van € 21.075 zal door Exploitant bij de contractovername worden voldaan, in afwijking van het in de Overeenkomst genoemde moment van verschuldigdheid”.”
4. Eiseres heeft op 21 juli 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Acht weken later is deze verleend.
5. Verweerder heeft vervolgens met dagtekening 15 december 2021 de onderhavige legesaanslag opgelegd. Deze legesaanslag was oorspronkelijk als volgt opgebouwd:
- Uitweg, inrit € 103,02
- Bouwactiviteiten (wonen) € 54.761
- Bodemonderzoeksrapport archeologie € 534,04
- Bodemonderzoeksrapport milieukundig € 534,04
- Ecologische rapportage volledig € 400
- Afwijken bestemmingsplan € 703,65
- Welstandscommissie (wonen) € 2.564,85
- Welstandscommissie (wonen) € 2.564,85
6. Eiseres heeft verweerder op 13 december 2021 per e-mail medegedeeld dat zij de
week ervoor de legesaanslag heeft ontvangen en dat zij denkt dat er een fout is gemaakt in
de facturatie. Eiseres stelt dat zij al een aantal facturen heeft voldaan ten behoeve
van de contractovername, de exploitatiebijdrage en de bovenwijkse voorzieningen. Daarbij
heeft zij het volgende overzicht verstrekt:
Factuurnummer Bedrag
12100307RI € 7.500
Onbekend € 21.000
12100459RI € 21.075
12100471RI € 14.296
7. Naar aanleiding van de onder 6 vermelde e-mail hebben eiseres en verweerder
zowel telefonisch als schriftelijk meermaals contact gehad.
8. In een e-mail aan verweerder van 18 januari 2022 heeft eiseres - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
“Voorts wilde ik u het volgende vragen: in de aanslag worden kosten genoemd (en gerekend) voor de posten archeologie, milieu, ecologie, uitweg/ inrit, welstandscommissie en het afwijken van het bestemmingsplan. Deze bedragen maken opgeteld een bedrag van
€ 7.404,45. Daarnaast hebben wij bij overname anterieure overeenkomst ook een bedrag betaal[d] van € 7.500, - (zie bijlage). Wij begrepen uit de begeleidend communicatie dat dit laatste bedrag in rekening gebracht werd voor de extra kosten (“extra overleg, communicatie e.v.”). Ook merken wij dat er in de aanslag twee keer de post “welstandscommissie (wonen)” voor een bedrag van € 2.564,85 wordt meegenomen. Wij hebben de indruk dat deze posten dubbel gefactureerd worden. Zou u dit kunnen nakijken?”
Verweerder heeft deze e-mail aangemerkt als een bezwaarschrift.
9. In een e-mail aan eiseres van 30 maart 2022 geeft verweerder een nadere toelichting
op de in de legesaanslag begrepen bedragen. Hij stelt dat € 2.808 te veel in rekening is
gebracht als gevolg van een rekenfout, maar dat er geen sprake is van dubbele facturatie.
10. Verweerder heeft met dagtekening 14 april 2022 uitspraak op bezwaar gedaan en daarin ‘bevestigd wat al via e-mailverkeer uitgebreid is uitgewisseld.’ Vanwege een verkeerde berekening van de leges voor bouwactiviteiten is de legesaanslag daarbij verminderd met € 2.808.

Geschil11. In geschil is of de legesaanslag, zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar, te hoog is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of via de legesaanslag kosten in rekening zijn gebracht die reeds op grond van de Overeenkomst verhaald zijn. Tevens is in geschil of verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Beoordeling van het geschil
Juridisch kader
12. Op grond van artikel 8, lid 1, aanhef en sub g, van de Legesverordening Zaanstad 2021 (hierna: de Legesverordening) worden leges niet geheven voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) zijn of worden verhaald.
13. Afdeling 6.4 van de Wro bevat een wettelijk systeem voor het verhaal van grondexploitatiekosten. Eén van de instrumenten om die kosten te verhalen, is de privaatrechtelijke overeenkomst (artikel 6.24 van de Wro).
Bewijskracht door verweerder overgelegde plankostenscan
14. Om inzicht te verschaffen in de (opbouw van de) kosten die op grond van de Overeenkomst zijn verhaald, heeft verweerder een plankostenscan overgelegd. Deze plankostenscan bevat per kostensoort een inschatting van de plankosten en een raming van het kostenaandeel van de gemeente. De rechtbank ziet in het door eiseres aangevoerde geen aanleiding te twijfelen aan de ‘betrouwbaarheid’ dan wel bruikbaarheid van de overgelegde plankostenscan. Niet gesteld en ook niet gebleken is immers dat op enig moment na de dagtekening van de overgelegde plankostenscan opnieuw een plankostenscan is uitgevoerd. Bovendien komt het in de plankostenscan berekende kostenaandeel van de gemeente (en daarmee de exploitant) overeen met de op grond van de Overeenkomst verschuldigde exploitatiebijdrage. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de exploitatiebijdrage is gebaseerd op de door verweerder overgelegde plankostenscan. De rechtbank zal de overgelegde plankostenscan daarom betrekken bij haar beoordeling. Voor zover eiseres betoogt dat de plankostenscan onjuist is uitgevoerd, overweegt de rechtbank dat zij zich niet kan uitlaten daarover. De exploitatiebijdrage staat immers niet ter beoordeling van de belastingrechter.
Is sprake van strijd met artikel 8 lid 1, aanhef en sub g, van de Legesverordening?
15. Het is aan eiseres, die zich beroept op de vrijstelling van artikel 8, lid 1, aanhef en sub g, van de Legesverordening, om aannemelijk te maken dat is voldaan aan de voorwaarden van die vrijstelling.
16. Eiseres stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat in de plankostenscan kosten zijn opgenomen onder de noemer ‘Opstellen en procedure bestemmingsplan, omgevingsvergunning of projectuitvoeringsbesluit’ en dat daaruit volgt dat de kosten voor de vergunningaanvraag op grond van de Overeenkomst zijn verhaald. De rechtbank verwerpt dit standpunt en overweegt daartoe als volgt. Het enkele feit dat de door eiseres aangehaalde kostenpost is opgenomen in de plankostenscan, brengt nog niet mee dat de betreffende kosten op grond van de Overeenkomst zijn verhaald. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit verweerders betoog en de overgelegde plankostenscan nu juist dat de betreffende kosten niet via de exploitatiebijdrage zijn verhaald. Eiseres erkent in haar nadere stuk overigens ook dat deze kosten in de plankostenscan niet zijn doorbelast aan de exploitant. De conclusie die eiseres vervolgens trekt, namelijk dat de kosten desondanks wél zijn opgenomen in de exploitatiebijdrage, kan de rechtbank niet volgen. Dat de kosten voor het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen ten behoeve van het exploitatiegebied volgens eiseres krachtens afdeling 6.4 van de Wro kunnen worden verhaald, maakt het voorgaande niet anders.
17. De rechtbank volgt eiseres voorts niet in haar betoog dat feitelijk niet te controleren is of de gemeente met de legesaanslag kosten verhaalt die reeds door middel van de Overeenkomst zijn verhaald. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de door verweerder aangeleverde informatie geen aanleiding voor het vermoeden dat kosten ‘dubbel’ zijn verhaald. De volgens de plankostenscan doorbelaste kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank immers evident van andere aard dan de leges. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres, tegenover de gemotiveerde weerspreking door verweerder, niet aannemelijk heeft gemaakt dat er leges geheven zijn voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wro (grondexploitatie) zijn of worden verhaald. In het contractueel overeengekomen betalingsmoment van de tweede tranche van de exploitatiebijdrage ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
18. Eiseres heeft ter zitting voor het eerst gesteld dat verweerder - ondanks meerdere verzoeken daartoe - geweigerd heeft inzage te geven in de kosten die worden verhaald door middel van de exploitatiebijdrage. Volgens eiseres heeft verweerder daarmee in strijd gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het motiveringsbeginsel. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar de e-mails die behoren tot de gedingstukken. De rechtbank is van oordeel dat uit deze e-mails, evenals de overige gedingstukken, niet volgt dat eiseres op enig moment voorafgaand aan de zitting heeft verzocht om inzicht in de opbouw van de exploitatiebijdrage. De beroepsgrond faalt reeds hierom.
19. Tot slot merkt de rechtbank op dat zij bij de heropening van het onderzoek - anders dan eiseres lijkt te veronderstellen - niet heeft geoordeeld dat het onderzoek van de gemeente Zaanstad naar aanleiding van het door eiseres ingediende bezwaar onvolledig is geweest.
Slotsom
20. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. Kempers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).