2.3.3Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
2.3.3.3 Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3e, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): € 9.088,50
2.3.3.3.2 vermeerderd met € 8.923,00 indien er sprake is van een bouwsom van € 50.000,00 en daar boven
11. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 30 juni 2021 voor het jaar 2020 een aanslag leges opgelegd ter hoogte van € 27.783. Er is een aanslag leges opgelegd op grond van artikel 2.3.1. juncto 2.3.1.1 en 2.3.1.1.3 van de Tarieventabel behorende bij de Verordening voor de bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, ter hoogte van € 10.180 (een tarief van € 2.180 vermeerderd met € 8.000 nu sprake is van bouwkosten hoger dan € 50.000). En er is een aanslag leges opgelegd op grond van artikel 2.3.3 juncto artikel 2.3.3.3. en 2.3.3.3.2. van de Tarieventabel behorende bij de Verordening voor de activiteit buitenplanse afwijking bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo ter hoogte van € 18.011 (een tarief van € 9.088,50 vermeerderd met € 8.923 nu sprake is van een bouwsom hoger dan € 50.000).
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de onder 11 genoemde legesbedragen van € 10.180 en € 18.011 terecht opgelegd. De stelling van eiseres dat niet artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo van toepassing is, maar 2.1, eerste lid, onder c, en er voor het legesbedrag van € 10.180 voor de bouwactiviteiten daarom geen grondslag is, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft de in 2020 ingediende aanvraag omgevingsvergunning aangemerkt als een aanvraag voor de activiteit “bouwen” als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en onder a van de Wabo en als een aanvraag voor de activiteit “strijdig gebruik gronden en bouwwerken” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom terecht het tarief van artikel 2.3.1. juncto artikelen 2.3.1.1 en 2.3.1.1.3 (voor bouwen) en van artikel
artikel 2.3.3 juncto artikel 2.3.3.3. en 2.3.3.3.2. van de Tarieventabel behorende bij de Verordening (voor de buitenplanse afwijking) toegepast. Deze tarieven kunnen gelijktijdig worden geheven zoals volgt uit artikel 2.3.3 van de Tarieventabel waarin staat vermeld: “Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake van in die onderdelen bedoelde activiteiten:” Omdat sprake is van verschillende activiteiten, is geen sprake van een dubbele heffing zoals eiseres stelt.
13. Verweerder heeft ter zitting een uitspraak overgelegd van het Gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2021 met kenmerk 20/00282, ter onderbouwing van zijn standpunt dat leges voor het bouwen en voor de buitenplanse afwijking naast elkaar mogen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit rechtsoverwegingen 5.3.5 en 5.3.6 van die uitspraak volgt dat voor zowel het bouwen als voor de buitenplanse afwijking een legesbedrag in rekening kan worden gebracht. Voor wat betreft de hoogte van de legesbedragen, gaat vergelijking met de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam niet op, omdat de Legesverordening uit de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam betrekking heeft op het jaar 2017 en in de zaak van eiseres op het jaar 2020. Voor wat betreft de hoogte van de opgelegde leges verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen onder punt 11 en 12.
14. Eiseres stelt dat indien eerst een bestemmingsplanwijziging wordt ingediend met later een omgevingsvergunning het totale bedrag aan leges € 8.923 lager zou zijn. Eiseres wilde dit eerst doen, maar de gemeenteraad wilde dat zij dit gelijktijdig deed. Volgens eiseres zou dit in de raadsvergadering van 16 januari 2020 zijn verzocht.
15. Verweerder stelt daar tegenover dat uit de geluidsopname van de raadsvergadering van 16 januari 2020 volgt dat [naam 2] van de [partij] aan de raadsleden vraagt om de besluitvorming van beide zaken te koppelen, dus én medewerking aan het principeplan én medewerking aan het beeldkwaliteitsplan. Er wordt eiseres namens de raad niet gevraagd haar aanvraag voor zowel het bouwen als het afwijken van het bestemmingsplan samen te doen zoals zij stelt.
De kaderstellende besluitvorming over de conceptaanvraag van eiseres heeft plaatsgevonden in de raadsvergadering van 5 maart 2020. Hiertoe is er een Raadsvoorstel gemaakt met dagtekening 30 januari 2020 waarin de raad verzocht wordt te besluiten over optie A of optie B.
Hierop heeft de raad op 5 maart 2020 besloten:
1. in principe mee te willen werken aan het voorgestelde plan voor het perceel [adres 1] ;
2. het beeldkwaliteitsplan d.d. 25 februari 2020 vast te stellen als ruimtelijk kader voor het perceel [adres 1] .
Hierop is een brief naar eiseres verzonden met dagtekening 17 maart 2020 waarin staat dat eiseres twee sporen kan volgen voor haar aanvraag:
“
op basis van de door eiseres ingediende gegevens hebben wij uw plan beoordeeld en concluderen dat het kansrijk is. Medewerking aan deze ontwikkeling kan alleen verleend worden met een herziening van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitgebreide afwijkingsprocedure.”
16. Anders dan eiseres stelt rustte op haar niet de verplichting om gelijktijdig een aanvraag voor zowel het bouwen als het afwijken van het bestemmingsplan te doen. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd. De enkele vraag aan de raadsleden om de besluitvorming van beide zaken te koppelen, maakt niet dat aan eiseres is opgedragen om de aanvraag voor het bouwen en voor het afwijken van het bestemmingsplan gelijktijdig te doen. Voorts is niet in geschil dat eiseres op 12 februari 2020, dus al vóór de besluitvorming door de raad op 5 maart 2020, op de conceptaanvraag en ook vóór de genoemde brief van 17 maart 2020, de aanvraag heeft ingediend voor een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (de uitgebreide afwijkingsprocedure). Zij heeft er dus zelf voor gekozen om het besluit van de raadsvergadering niet af te wachten. Dit komt voor haar rekening en risico.
17. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.