ECLI:NL:RBNHO:2024:2868

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3046
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges voor bouwactiviteiten en buitenplanse afwijking; geen dubbele heffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de heffingsambtenaar van Cocensus. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag leges van € 27.783 die haar was opgelegd voor het jaar 2020, met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning met schuur. De aanslag bestond uit leges voor zowel de bouwactiviteit als voor een buitenplanse afwijking. Eiseres stelde dat er ten onrechte dubbele leges waren geheven, omdat de toetsing van de aanvraag slechts één keer had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de legesaanslag correct was opgelegd, omdat er zowel voor het bouwen als voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan leges konden worden geheven. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat er geen grondslag was voor het legesbedrag van € 10.180, en concludeerde dat de heffingsambtenaar de leges terecht had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: M. van den Berg),
en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 30 juni 2021 voor het jaar 2020 een aanslag leges opgelegd ter hoogte van € 27.783 (hierna: het primaire besluit).
Eiseres heeft daartegen bezwaar ingediend.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 maart 2022 de aanslag gehandhaafd (hierna: het bestreden besluit).
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Eiseres heeft na sluiting van het onderzoek nog een nader stuk ingediend. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding tot heropening van het onderzoek en heeft het stuk retour gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2024 te Haarlem.
Eiseres is verschenen, tot bijstand vergezeld van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. [naam 1] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft in 2020 een vergunning aangevraagd voor het realiseren van een woning met schuur nabij [adres 1] ( [adres 2] ) te [woonplaats] . Eiseres heeft in de aanvraag bouwkosten opgegeven van € 250.000.
2. Bij besluit van 26 april 2021 is besloten een omgevingsvergunning te verlenen aan eiseres voor het bouwen van voornoemde woning. Het besluit is voorbereid volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en geldt voor de volgende activiteiten: Activiteit voor het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) en Activiteit strijdig gebruik gronden en bouwwerken (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
3. Verweerder heeft voor voornoemde activiteiten aan eiseres bij het primaire besluit leges opgelegd ter hoogte van in totaal € 27.783. Er is leges opgelegd voor de bouwactiviteit ter hoogte van € 10.180 en er is leges opgelegd voor de buitenplanse afwijking ter hoogte van € 18.011.

Geschil4. In geschil is de hoogte van de aan eiseres opgelegde aanslag.

5. Eiseres stelt dat ten onrechte twee keer leges is geheven voor de activiteit bouwen (namelijk op grond van 2.3.1.1.3. en 2.3.3.3 van de Tarieventabel), terwijl de toetsing van de aanvraag slechts een keer heeft plaatsgevonden. Als eerst een bestemmingsplanwijziging wordt ingediend met later een omgevingsvergunning zijn de legeskosten € 8.923 lager. Eiseres wilde dit eerst doen, maar de gemeenteraad wilde dat zij dit gelijktijdig deed. Doordat niet artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wabo van toepassing is, maar alleen artikel 2.1, eerste lid, onder c, is er voor het legesbedrag van € 10.180 geen grondslag.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.
6. Verweerder stelt dat de legesaanslag correct en conform de verordening is opgelegd. Onder artikel 2.1. onder a van de Wabo staat “het bouwen” van een bouwwerk. Onderdeel c van de Wabo betreft het “gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan”. Eiseres wordt voor beide aangeslagen omdat er van zowel “bouwen” als “gebruiken” sprake is. Er wordt gebouwd en er worden gronden en bouwwerken gebruikt in strijd met het bestemmingsplan. Er is geen sprake van dubbele leges voor hetzelfde. Eiseres is niet gevraagd de aanvraag voor zowel het bouwen als het afwijken van het bestemmingsplan samen te doen. Eiseres heeft ook geen stukken ingebracht om dit te onderbouwen.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
8. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van door het gemeentebestuur verstrekte diensten.
9. Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2020 (hierna: de Verordening) worden leges geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Artikel 5, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in de bij de verordening behorende tarieventabel.
10. Voor zover thans van belang luidt de tekst van de Tarieventabel als volgt:
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
2.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
2.3.1
Bouwactiviteiten
2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
2.3.1.1.3 wanneer de bouwkosten € 50.000,00 of meer, maar minder dan € 500.000,00 bedragen:
€ 2.180,00 vermeerderd met 4.0% van de bouwkosten, voor zover deze de € 50.000,00 te boven gaan;
Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit
2.3.3
Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
2.3.3.3 Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3e, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): € 9.088,50
2.3.3.3.2 vermeerderd met € 8.923,00 indien er sprake is van een bouwsom van € 50.000,00 en daar boven
11. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 30 juni 2021 voor het jaar 2020 een aanslag leges opgelegd ter hoogte van € 27.783. Er is een aanslag leges opgelegd op grond van artikel 2.3.1. juncto 2.3.1.1 en 2.3.1.1.3 van de Tarieventabel behorende bij de Verordening voor de bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, ter hoogte van € 10.180 (een tarief van € 2.180 vermeerderd met € 8.000 nu sprake is van bouwkosten hoger dan € 50.000). En er is een aanslag leges opgelegd op grond van artikel 2.3.3 juncto artikel 2.3.3.3. en 2.3.3.3.2. van de Tarieventabel behorende bij de Verordening voor de activiteit buitenplanse afwijking bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo ter hoogte van € 18.011 (een tarief van € 9.088,50 vermeerderd met € 8.923 nu sprake is van een bouwsom hoger dan € 50.000).
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de onder 11 genoemde legesbedragen van € 10.180 en € 18.011 terecht opgelegd. De stelling van eiseres dat niet artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo van toepassing is, maar 2.1, eerste lid, onder c, en er voor het legesbedrag van € 10.180 voor de bouwactiviteiten daarom geen grondslag is, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft de in 2020 ingediende aanvraag omgevingsvergunning aangemerkt als een aanvraag voor de activiteit “bouwen” als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en onder a van de Wabo en als een aanvraag voor de activiteit “strijdig gebruik gronden en bouwwerken” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom terecht het tarief van artikel 2.3.1. juncto artikelen 2.3.1.1 en 2.3.1.1.3 (voor bouwen) en van artikel
artikel 2.3.3 juncto artikel 2.3.3.3. en 2.3.3.3.2. van de Tarieventabel behorende bij de Verordening (voor de buitenplanse afwijking) toegepast. Deze tarieven kunnen gelijktijdig worden geheven zoals volgt uit artikel 2.3.3 van de Tarieventabel waarin staat vermeld: “Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake van in die onderdelen bedoelde activiteiten:” Omdat sprake is van verschillende activiteiten, is geen sprake van een dubbele heffing zoals eiseres stelt.
13. Verweerder heeft ter zitting een uitspraak overgelegd van het Gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2021 met kenmerk 20/00282, ter onderbouwing van zijn standpunt dat leges voor het bouwen en voor de buitenplanse afwijking naast elkaar mogen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit rechtsoverwegingen 5.3.5 en 5.3.6 van die uitspraak volgt dat voor zowel het bouwen als voor de buitenplanse afwijking een legesbedrag in rekening kan worden gebracht. Voor wat betreft de hoogte van de legesbedragen, gaat vergelijking met de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam niet op, omdat de Legesverordening uit de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam betrekking heeft op het jaar 2017 en in de zaak van eiseres op het jaar 2020. Voor wat betreft de hoogte van de opgelegde leges verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen onder punt 11 en 12.
14. Eiseres stelt dat indien eerst een bestemmingsplanwijziging wordt ingediend met later een omgevingsvergunning het totale bedrag aan leges € 8.923 lager zou zijn. Eiseres wilde dit eerst doen, maar de gemeenteraad wilde dat zij dit gelijktijdig deed. Volgens eiseres zou dit in de raadsvergadering van 16 januari 2020 zijn verzocht.
15. Verweerder stelt daar tegenover dat uit de geluidsopname van de raadsvergadering van 16 januari 2020 volgt dat [naam 2] van de [partij] aan de raadsleden vraagt om de besluitvorming van beide zaken te koppelen, dus én medewerking aan het principeplan én medewerking aan het beeldkwaliteitsplan. Er wordt eiseres namens de raad niet gevraagd haar aanvraag voor zowel het bouwen als het afwijken van het bestemmingsplan samen te doen zoals zij stelt.
De kaderstellende besluitvorming over de conceptaanvraag van eiseres heeft plaatsgevonden in de raadsvergadering van 5 maart 2020. Hiertoe is er een Raadsvoorstel gemaakt met dagtekening 30 januari 2020 waarin de raad verzocht wordt te besluiten over optie A of optie B.
Hierop heeft de raad op 5 maart 2020 besloten:
1. in principe mee te willen werken aan het voorgestelde plan voor het perceel [adres 1] ;
2. het beeldkwaliteitsplan d.d. 25 februari 2020 vast te stellen als ruimtelijk kader voor het perceel [adres 1] .
Hierop is een brief naar eiseres verzonden met dagtekening 17 maart 2020 waarin staat dat eiseres twee sporen kan volgen voor haar aanvraag:

op basis van de door eiseres ingediende gegevens hebben wij uw plan beoordeeld en concluderen dat het kansrijk is. Medewerking aan deze ontwikkeling kan alleen verleend worden met een herziening van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitgebreide afwijkingsprocedure.
16. Anders dan eiseres stelt rustte op haar niet de verplichting om gelijktijdig een aanvraag voor zowel het bouwen als het afwijken van het bestemmingsplan te doen. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd. De enkele vraag aan de raadsleden om de besluitvorming van beide zaken te koppelen, maakt niet dat aan eiseres is opgedragen om de aanvraag voor het bouwen en voor het afwijken van het bestemmingsplan gelijktijdig te doen. Voorts is niet in geschil dat eiseres op 12 februari 2020, dus al vóór de besluitvorming door de raad op 5 maart 2020, op de conceptaanvraag en ook vóór de genoemde brief van 17 maart 2020, de aanvraag heeft ingediend voor een omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan (de uitgebreide afwijkingsprocedure). Zij heeft er dus zelf voor gekozen om het besluit van de raadsvergadering niet af te wachten. Dit komt voor haar rekening en risico.
17. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).