ECLI:NL:RBNHO:2024:2852

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
10757718 \ CV EXPL 23-6809
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen Stichting Ymere, de eisende partij, en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van een huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter had eerder, in een tussenvonnis van 6 december 2023, de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft zich bij akte van 3 januari 2024 geconformeerd aan de ambtshalve toetsing van deze voorwaarden.

De kantonrechter heeft in het vonnis geoordeeld dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, die per 1 mei 2019 was beëindigd. De kantonrechter heeft de artikelen 11.1 en 11.3 van de algemene voorwaarden vernietigd voor zover deze betrekking hebben op buitengerechtelijke incassokosten, waardoor deze kosten zijn afgewezen. De kantonrechter heeft de eisende partij grotendeels in het gelijk gesteld en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 998,13 aan achterstallige huurpenningen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 129,85 voor dagvaardingskosten, € 322,00 voor griffierecht en € 132,00 voor het salaris van de gemachtigde.

Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn. De vordering is voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10757718 CV EXPL 23-6809
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Geerlings & Hofstede
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 6 december 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de
kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden.
1.2.
Bij akte van 3 januari 2024 heeft de eisende partij zich geconformeerd aan de ambtshalve toetsing door de kantonrechter van de algemene voorwaarden en de eventuele gevolgen daarvan.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de (per 1 mei 2019 beëindigde) huurovereenkomst.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
3.2.
Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter de artikelen 11.1 en 11.3 van de algemene voorwaarden voor zover deze betrekking hebben op buitengerechtelijke incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
3.3.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.255,52
aan achterstallige huurpenningen (€ 1.418,13 huurachterstand + € 257,39 incassokosten - € 420,00 deelbetaling). Deze deelbetaling strekt echter, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 998,13 aan achterstallige huurpenningen zal worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen zoals gevorderd.
Conclusie
3.4.
De vordering van de eisende partij wordt grotendeels toegewezen.
3.5.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 998,13 aan achterstallige huurpenningen (tot en met april 2019), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 129,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 132,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
bepaalt dat wat de gedaagde partij na het uitbrengen van de dagvaarding aan de eisende partij heeft voldaan op de hiervoor genoemde bedragen in mindering strekt;
4.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter