Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Ymere
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen Stichting Ymere, de eisende partij, en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van een huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter had eerder, in een tussenvonnis van 6 december 2023, de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft zich bij akte van 3 januari 2024 geconformeerd aan de ambtshalve toetsing van deze voorwaarden.
De kantonrechter heeft in het vonnis geoordeeld dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, die per 1 mei 2019 was beëindigd. De kantonrechter heeft de artikelen 11.1 en 11.3 van de algemene voorwaarden vernietigd voor zover deze betrekking hebben op buitengerechtelijke incassokosten, waardoor deze kosten zijn afgewezen. De kantonrechter heeft de eisende partij grotendeels in het gelijk gesteld en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 998,13 aan achterstallige huurpenningen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 129,85 voor dagvaardingskosten, € 322,00 voor griffierecht en € 132,00 voor het salaris van de gemachtigde.
Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn. De vordering is voor het overige afgewezen.