ECLI:NL:RBNHO:2024:2787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
15.271923.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor overtreding van artikel 6 WvW en bewezenverklaring van artikel 5 WvW na verkeersongeval met zwaar letsel

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 15 juli 2022 op de A4 bij Badhoevedorp. De verdachte werd primair vervolgd voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), omdat hij zich als bestuurder van een motorrijtuig zo had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten zou zijn. Subsidiair werd hem ten laste gelegd het veroorzaken van gevaar op de weg, in strijd met artikel 5 WVW. Tijdens de zitting op 27 februari 2024 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde overtreding, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had een kort moment van mentale afwezigheid ervaren, waardoor hij het slachtoffer, dat naast haar stilstaande auto op de vluchtstrook stond, niet had waargenomen. De rechtbank oordeelde dat dit moment van onoplettendheid niet voldoende was om aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW vast te stellen. Wel werd het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen verklaard, omdat de verdachte door zijn handelen gevaar op de weg had veroorzaakt.

De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer, dat zwaar letsel had opgelopen, waaronder twee gebroken bovenbenen, en dat bovendien 32 weken zwanger was op het moment van het ongeval. De rechtbank overwoog dat de verdachte een blanco strafblad had en dat hij verantwoordelijkheid nam voor zijn gedrag, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.271923.22 (P)
Uitspraakdatum: 12 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Palanciyan, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt vervolgd voor zijn betrokkenheid bij een verkeersongeval op 15 juli 2022 op de A4 bij Badhoevedorp. Daarbij is mevrouw [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zwaar gewond geraakt terwijl zij naast haar auto op de vluchtstrook stond. Primair is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij zich als bestuurder van een motorrijtuig zo heeft gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, hierna: WVW). Subsidiair is hem ten laste gelegd het veroorzaken van gevaar op de weg (overtreding van artikel 5 WVW).
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW. De officier van justitie is van mening dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Het ongeval is veroorzaakt doordat de verdachte om onduidelijke reden(en), van baan is veranderd en het slachtoffer op de vluchtstrook heeft aangereden. De enkele omstandigheid dat hij haar niet heeft gezien en zij wel voor hem waarneembaar moest zijn, levert geen schuld op in de zin van artikel 6 WVW. Volgens de raadsman is er ook geen sprake van gevaarzettend handelen door de verdachte, omdat de omstandigheden waaronder het ongeluk heeft plaatsgevonden niet zijn vastgesteld.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Zij komt wel tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte reed op 15 juli 2022 in zijn bedrijfsauto (merk Fiat Scudo) op de A4 bij Badhoevedorp richting de Schipholtunnel in de richting |Rotterdam/Den Haag. De weg maakt daar een flauwe bocht naar links. Voor het verkeer op rijstrook 4 gold een snelheidsbeperking van 70 km/uur. Op de vluchtstrook stonden drie voertuigen: een vrachtwagen met trailer met daarop tractoren, verderop een personenauto (merk BMW 3 serie) en weer verderop nog een personenauto (merk BMW i3). De bestuurders van deze drie voertuigen waren op de vluchtstrook uitgestapt in verband met het afhandelen van schade aan de personenauto’s door vallend glas van een tractor op de trailer. Toen de bestuurder van de voorste personenauto, het latere slachtoffer, naast haar auto stond om weer in te stappen, reed de verdachte met onverminderde vaart en in een rechte lijn vlak langs de tweede personenauto de vluchtstrook op. De bestuurder van de vrachtwagen die op dat moment tussen de BMW 3 en de BMW i3 liep, zwaaide nog naar de verdachte, maar daar reageerde de verdachte niet op. De verdachte is zonder te remmen of van richting te veranderen doorgereden en op het slachtoffer en haar auto gebotst. Het slachtoffer liep daardoor zwaar lichamelijk letsel op, waaronder twee gebroken bovenbenen.
Niet is komen vast te staan dat de verdachte harder reed dan de aangegeven maximumsnelheid van 70 km/uur. De verdachte kan zich nog herinneren dat hij langs het Corendon hotel reed op de middelste rijbaan. Het volgende wat hij zich kan herinneren is de klap. De verdachte heeft verklaard dat hij de nacht voor het ongeval goed had geslapen, dat hij die dag 7,5 uur had gewerkt en dat hij zich fit genoeg voelde om te rijden. Niet is gebleken dat hij voorafgaand aan deze autorit meer dan gebruikelijk vermoeid was, of dat er andere redenen waren waarom hij voorzichtiger had moeten zijn dan normaal. De verdachte heeft negatief getest op het gebruik van alcohol of drugs. Onderzoek heeft daarnaast uitgewezen dat hij zijn mobiele telefoon kort voor het ongeval niet heeft gebruikt. Verder is hij na het ongeval onderzocht in het ziekenhuis en is niet gebleken dat hij tijdens het rijden onwel is geworden of door een (andere) lichamelijke oorzaak is weggevallen.
Uit de verklaring van de verdachte en de vrachtwagenchauffeur leidt de rechtbank af dat de verdachte de auto’s en de personen op de vluchtstrook niet, althans niet bewust, heeft waargenomen.
Juridisch kader
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer zo heeft gedragen, dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het valt niet in het algemeen aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in het geval van een (op zijn minst) aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Een tijdelijk, kort moment van onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld op te leveren. Daar komt bij dat niet al uit de ernst van de gevolgen van gedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke verkeersregels kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor genoemd.
Conclusie
Bovengenoemde feiten en omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank op een kortstondig moment van mentale afwezigheid bij de verdachte, waarin hij geen personen of voertuigen op de vluchtstrook heeft opgemerkt, zonder dat daar een aanwijsbare verklaring voor is gevonden. In dat moment is de verdachte zonder remmen en in een rechte lijn, de vluchtstrook opgereden, waarbij hij vlak langs de BMW 3 met onverminderde snelheid tegen het voertuig en het slachtoffer is aangereden.
De rechtbank is, anders dan gerekwireerd, van oordeel dat uit de op de zitting getoonde beelden van de dashcam van de BMW 3 niet volgt dat sprake was van een langere periode van onoplettendheid. De rechtbank is voorts van oordeel dat dit enkele moment van afwezigheid onvoldoende is voor de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend in de zin van artikel 6 WVW heeft gehandeld. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het hem primair ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het handelen van de verdachte wel als (concreet) gevaarzettend gedrag worden gekwalificeerd. Immers, door het moment van afwezigheid heeft de verdachte onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse waardoor hij op de vluchtstrook terecht is gekomen en het slachtoffer heeft aangereden. Hierdoor heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 juli 2022 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto, merk Fiat Scudo, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de A4,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het besturen van zijn motorrijtuig en
- niet op de rechter rijstrook is blijven rijden en
- de doorgetrokken streep tussen zijn rijstrook en de rechts gelegen vluchtstrook heeft overschreden en
- met onverminderde snelheid met zijn motorrijtuig op de vluchtstrook terecht is gekomen en vervolgens
- tegen een op die vluchtstrook stilstaand motorrijtuig (een personenauto, merk BMW i3, kenteken [kenteken 2]) is aangebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen zal worden ontzegd voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen, vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. Subsidiair verzoekt de verdediging te volstaan met een voorwaardelijke geldboete.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto gevaar op de weg veroorzaakt, dat heeft geresulteerd in een botsing met het voertuig en met het slachtoffer, dat naast haar auto op de vluchtstrook stond. Het slachtoffer heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen waaronder twee gebroken bovenbenen. Zij was bovendien 32 weken zwanger en heeft als gevolg van het ongeval een spoedkeizersnede moeten ondergaan. De officier van justitie heeft ter terechtzitting verteld dat het goed gaat met haar inmiddels 1,5 jaar oude zoontje, maar dat het slachtoffer zelf nog steeds dagelijks de gevolgen van het ongeval ondervindt. Zij heeft meerdere operaties moeten ondergaan, heeft opnieuw moeten leren lopen en moet binnenkort weer geopereerd worden. Zij zal waarschijnlijk nooit meer kunnen rennen. Zij is werkt nog steeds niet volledig en heeft zelf niet voor haar baby kunnen zorgen zoals zij dat gewild had.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft. Ook houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 29 juni 2023 waaruit blijkt dat verdachte op geen enkel leefgebied problemen ondervindt. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van de verdachte mee dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. De verdachte heeft meermaals geprobeerd contact te krijgen met het slachtoffer om zijn excuses aan te bieden, Hij hoopt dat hij hier nog de gelegenheid voor krijgt, maar respecteert haar wens om niet met de verdachte geconfronteerd te worden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De straffen die worden opgelegd voor een overtreding van artikel 5 WVW worden ingegeven door de relatief beperkte ernst van de gemaakte verkeersfout en staan in beginsel los van de grote gevolgen die dergelijke overtredingen kunnen veroorzaken.
Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht zij ook een andere strafmodaliteit passend dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke straf.
De rechtbank acht het ten slotte niet opportuun de verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat hij de overtreding ruim anderhalf jaar geleden heeft begaan en hij daarna blijkens zijn documentatie geen andere verkeersfeiten heeft begaan. .

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het betalen van
een geldboete van € 750,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Hoogstraate, voorzitter,
mr. M. Visser en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2024.
Mr. C.H. de Jonge van Ellemeet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 juli 2022 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto, merk Fiat Scudo, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de A4, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen, namelijk dat hij
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het besturen van zijn motorrijtuig en/of
- niet op de rechter rijstrook is blijven rijden en/of (vervolgens)
- de doorgetrokken streep tussen zijn rijstrook en de rechts gelegen vluchtstrook heeft overschreden en/of
- (met onverminderde snelheid) met zijn motorrijtuig op de vluchtstrook terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- tegen een op die vluchtstrook stilstaand motorrijtuig (een personenauto, merk BMW 13, kenteken [kenteken 2]) is aangereden en/of aangebotst, waardoor aan een ander, te weten [naam slachtoffer] (de bestuurster van dit voertuig die zich op dat moment naast het voertuig bevond), zwaar lichamelijk letsel (te weten bovenbeenfracturen links en rechts), in elk geval zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2022 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto, merk Fiat Scudo, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de A4,
- onvoldoende aandacht heeft gehad voor het besturen van zijn motorrijtuig en/of
- niet op de rechter rijstrook is blijven rijden en/of (vervolgens)
- de doorgetrokken streep tussen zijn rijstrook en de rechts gelegen vluchtstrook heeft overschreden en/of
- (met onverminderde snelheid) met zijn motorrijtuig op de vluchtstrook terecht is gekomen en/of (vervolgens)
- tegen een op die vluchtstrook stilstaand motorrijtuig (een personenauto, merk BMW 13, kenteken [kenteken 2]) is aangereden en/of aangebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
Bijlage II
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
[bewijsmiddelen]
2.2.
[bewijsmiddelen]
5.3.
[bewijsmiddelen]
.