In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Nador op 6 augustus 2022, die meer dan drie uur vertraging opliep. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de handtekening op de akte van cessie voldoende overeenkomt met die van de passagier, waardoor het verweer van de vervoerder dat de vordering niet rechtsgeldig was, werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2022 verschuldigd was, omdat de schade terstond opeisbaar was. De vervoerder betwistte dat hij rauwelijks was gedagvaard, maar de kantonrechter oordeelde dat AirHelp niet voldoende had geprobeerd om het geschil minnelijk op te lossen voordat de procedure werd gestart.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting.