ECLI:NL:RBNHO:2024:2771

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10403745 \ CV EXPL 23-1638
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht en de rechtsgeldigheid van een cessie

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Nador op 6 augustus 2022, die meer dan drie uur vertraging opliep. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de handtekening op de akte van cessie voldoende overeenkomt met die van de passagier, waardoor het verweer van de vervoerder dat de vordering niet rechtsgeldig was, werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2022 verschuldigd was, omdat de schade terstond opeisbaar was. De vervoerder betwistte dat hij rauwelijks was gedagvaard, maar de kantonrechter oordeelde dat AirHelp niet voldoende had geprobeerd om het geschil minnelijk op te lossen voordat de procedure werd gestart.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10403745 \ CV EXPL 23-1638
Uitspraakdatum: 28 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca, Marokko
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 24 februari 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador Airport, Nador (Marokko) op 6 augustus 2022 met vlucht AT1681, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
AirHelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen van artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat AirHelp niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat de handtekening op de akte van cessie te veel afwijkt van de handtekening op het bijgevoegde paspoort van de passagier. De vermeende vordering is derhalve niet rechtsgeldig aan AirHelp gecedeerd, aldus de vervoerder.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de handtekening op de akte van cessie in voldoende mate overeenkomt met de handtekening van de passagier op zijn paspoort, zodat aan dit verweer van de vervoerder voorbij wordt gegaan. Aangezien de vervoerder de vordering tot betaling van de hoofdsom voor het overige bij conclusie van dupliek heeft erkend, zal deze worden toegewezen.
4.4.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. AirHelp heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van AirHelp doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 10 oktober 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.5.
Ten slotte heeft de vervoerder aangevoerd dat hij rauwelijks is gedagvaard. Hij heeft aangevoerd dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat AirHelp een procedure had kunnen voorkomen door op de juiste wijze de claim in te dienen (via zijn website). AirHelp stelt hier tegenover dat de vervoerder het, in strijd met de Verordening, onnodig lastig maakt voor passagiers om compensatie te verkrijgen. De website van de vervoerder is niet overzichtelijk en het uploaden van documenten gaat vaak fout. AirHelp heeft de vervoerder daarom op 10 oktober 2022 via e-mail aangemaand om tot betaling over te gaan. Ten slotte maakt het niet uit of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard, nu hij inhoudelijk gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de vordering tot de hoofdsom. Daarom is het niet aannemelijk dat, indien AirHelp de vordering ook via de website van de vervoerder had ingediend, de vervoerder dit verzoek had gehonoreerd, aldus AirHelp.
4.6.
De vervoerder betwist dat de aanmaning hem heeft bereikt en heeft aangevoerd dat hij slechts in zijn administratie kan zien dat er op 10 oktober 2022 een automatisch antwoord aan AirHelp is gestuurd. Daarop heeft AirHelp bij conclusie van repliek een aanmaning (‘
Final Demand’) van 10 oktober 2022 overgelegd, die is opgesteld in briefvorm. Zij stelt dat zij deze naar een werkend en toepasselijk e-mailadres van de vervoerder heeft gestuurd.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Weliswaar heeft AirHelp de aanmaning in briefvorm overgelegd en verwezen naar het automatische antwoord van de vervoerder, maar hieruit blijkt niet dat AirHelp een juiste aanmaning via e-mail heeft gestuurd voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Hiertoe had zij in ieder geval de e-mail waarvan de aanmaning schijnbaar een bijlage is, moeten overleggen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat AirHelp door haar werkwijze en proceshouding, waarbij zij op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid heeft gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. De kantonrechter kan de vraag of het aannemelijk is dat, indien AirHelp een juiste aanmaning aan de vervoerder zou hebben gestuurd – hetgeen overigens op verschillende wijzen kan geschieden – de vervoerder het verzoek tot betaling van de hoofdsom al dan niet zou hebben gehonoreerd, niet beoordelen. Het gaat hierbij immers om een puur hypothetisch scenario, waar nog bij komt dat de vervoerder bij conclusie van dupliek de vordering tot betaling van de hoofdsom heeft erkend. Van AirHelp mocht daarom in ieder geval worden verwacht dat zij de vervoerder in de gelegenheid zou hebben gesteld om de zaak (eventueel) minnelijk en buiten rechte af te doen. Dit betoog kan haar dus niet baten. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente dit bedrag vanaf 10 oktober 2022, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter