ECLI:NL:RBNHO:2024:2770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
15.321079.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen en plegen van gewoontewitwassen, vervoer van en uitvoer van verdovende middelen, en valsheid in geschrift

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen, het plegen van drugshandel en valsheid in geschrift. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden MDMA en XTC-pillen naar de Dominicaanse Republiek en IJsland, waarbij hij samen met anderen handelde. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van facturen om de illegale zendingen te verhullen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gehonoreerd, ondanks verweren van de verdediging over de onduidelijkheid van de tenlastelegging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel en het witwassen van geld. De rechtbank heeft ook de herkomst van de in beslag genomen geldbedragen en de BMW als verdachte geclassificeerd, en deze verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na openbare terechtzittingen en op basis van de bewijsvoering die in het dossier is opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.321079.20 (P)
Uitspraakdatum: 12 maart 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 juni 2023, 11 september 2023, 4 december en 27 februari 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 14 maart 2023, te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Ratingen, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, (een) voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van € 36.045,00 (op 17 december 2020) en/of
- meerdere geldbedragen (contant gestort) van in het totaal € 66.512,55 (in de periode 1 januari 2017 tot en met 26 oktober 2022) en/of
- een geldbedrag van € 31.000 (omstreeks 30 april 2022) en/of
- een BMW met kenteken [kenteken 1] (in de periode 30 september 2021 tot en met 14 maart 2023),
althans een of meer voorwerpen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt
en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - ( mede) afkomstig was uit enig ( eigen) misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2
primairhij op een of meer tijdstippen in de periode van 16 april 2019 tot en met 30 maart 2022 te Almere en/of Amsterdam en/of Zuidhorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, ( telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (zulks) al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens (grotere) hoeveelheden XTC-pillen en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) (waaronder een hoeveelheid van 7 kilogram MDMA en/of XTC-pillen omstreeks 16 december 2019 en/of 4,5 kilogram MDMA en/of XTC-pillen omstreeks 31 december 2019), in elk geval telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 16 april 2019 tot en met 30 maart 2022 te Almere en/of te Amsterdam en/of te Zuidhorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van hoeveelheden XTC-pillen en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine), in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ( daartoe)
- meermalen gecommuniceerd via (versleutelde) berichtendienst(en) over de zendingen en/of valse facturen en/of
- koppelomvormers, althans auto-onderdelen, en/of luchtbedden en/of rugzakken en/of XTC-pillen en/of MDMA voorhanden gehad en/of
- valse facturen opgemaakt en/of (digitaal) voorhanden gehad en/of verzonden teneinde de illegale inhoud van de verzonden pakketten te kunnen verhullen;
Feit 3hij op een of meer tijdstippen in de periode van 16 april 2019 tot en met 30 maart 2022 te Amsterdam en/of Almere en/of te Zuidhorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, te weten door (bestaande en oude) facturen horend bij auto-onderdelen van onder andere '[bedrijfsnaam A]' en/of '[bedrijfsnaam B]' en/of '[bedrijfsnaam C]' en/of '[bedrijfsnaam D]' aan te passen en/of aan te vullen met het
oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten facturen van voornoemde bedrijven, als ware deze echt en onvervalst, door deze facturen bij pakketten met auto onderdelen waar drugs in verborgen zat te voegen om deze als reguliere zendingen te doen laten overkomen voor de transportbedrijven.

2.Voorvragen

De raadsman van de verdachte heeft bij pleidooi een beroep gedaan op de partiële nietigheid van de dagvaarding. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de tenlastelegging van feit 2 onvoldoende concreet is, omdat daaruit niet duidelijk wordt om welke drugs, welke hoeveelheden en welke data het gaat, wat het voor de verdediging onmogelijk maakt om hiertegen verweer te voeren.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de tenlastelegging in combinatie met de inhoud van het dossier blijkt namelijk voldoende waartegen de verdachte zich moet verdedigen. Dit wordt bevestigd door de verdediging die de verdachte en zijn raadsman ten aanzien van feit 2 hebben gevoerd.
De dagvaarding is geldig ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, deze rechtbank is bevoegd kennis te nemen van die feiten, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten.
Over feit 2 primair heeft de officier van justitie het volgende betoogd. Uit het dossier blijkt van twee drugslijnen. Ten eerste zijn er MDMA/XTC-pillen, verstopt in geschenkpakketten, rugzakken en luchtbedden, van Nederland naar de Dominicaanse Republiek verzonden. De verdachte was hierbij betrokken. Daarnaast was er een lijn van Nederland naar IJsland, waarbij de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte], een halfbroer van de verdachte (hierna: de medeverdachte), betrokken was. Naar IJsland werden drugs verstopt in koppelomvormers (taartvormige auto-onderdelen) verzonden. Uit de modus operandi met de koppelomvormers, de gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte over het opvullen van de taarten, de valse facturen, de fake ontvanger, de berichten over andere verdovende middelen als cocaïne en crystal meth, gesprekken over geuren en door het laswerk beschadigde zendingen, in onderling verband met de XTC-lijn naar de Dominicaanse Republiek bezien, kan worden bewezen dat ook bij de zendingen naar IJsland sprake was van XTC en/of MDMA. Dat bij de lijn naar IJsland sprake was van geldtransporten, zoals verklaard door de medeverdachte, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op de verweren van de verdediging wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Rechtmatigheid van het bewijs
Volgens de verdediging is de hele zaak tegen de verdachte gebaseerd op een onderzoek, waaraan een onherstelbaar vormverzuim kleeft dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. De op 17 december 2020 onder de verdachte in beslag genomen telefoons zijn namelijk zonder toestemming van de officier van justitie en dus onrechtmatig onderzocht.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een vormverzuim en faalt het artikel 359a-verweer reeds hierom. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Op 17 december 2020 wilde de verdachte met een contant bedrag van € 36.045 van Schiphol naar de Dominicaanse Republiek vliegen. De verdachte had geen concrete en verifieerbare verklaring voor dit geldbedrag en werd aangehouden op verdenking van witwassen. Onder hem werden onder meer twee telefoons in beslag genomen, die later zijn onderzocht. Het dossier bevat een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2023 (AMB-037) dat inhoudt dat de officier van justitie in een telefonisch overleg met de FIOD op 17 december 2020 mondeling toestemming heeft gegeven om de onder de verdachte in beslag genomen digitale voorwerpen uit te lezen en te onderzoeken. De toestemming is niet op schrift gesteld maar wel vastgelegd in een digitaal systeem van de FIOD. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit proces-verbaal.
3.3.3.2 Medeplegen van het uitvoeren van MDMA/XTC-pillen (feit 2 primair) en medeplegen van het vervalsen van facturen (feit 3)
Drugslijn Nederland – Dominicaanse Republiek
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte betrokken is geweest bij het verzenden van XTC en/of MDMA naar de Dominicaanse Republiek. Dit blijkt onder meer uit chatgesprekken die op de onder hem in beslaggenomen telefoons zijn aangetroffen, met contacten ‘[contactpersoon A]’, ‘[contactpersoon B]’, ‘[contactpersoon C]’ en ‘[contactpersoon D]’ over bestellingen, het inpakken van geschenkpakketten met daarin rugzakken of luchtbedden, het openmaken daarvan, het verzenden van pakketten en douanecontroles. Dat het in de gesprekken over het verzenden van verdovende middelen gaat leidt de rechtbank af uit dat daarin ook gaat over pakketten die bij DHL zijn aangeboden om naar de Dominicaanse Republiek te versturen, en die zijn onderschept. Uit het dossier volgt immers dat de politie daadwerkelijk op 16 december 2019 (zaak medeverdachte [medeverdachte 2], onderzoek Tille) bij DHL in Den Haag in rugzakken verpakte pakketten met een aanzienlijke hoeveelheid MDMA heeft aangetroffen en ook de Duitse douane op 31 december 2019 een DHL pakket met luchtbedden heeft onderschept met 4 kilo XTC-pillen.
De verdachte heeft daarnaast ter zitting verklaard dat hij – door een niet nader genoemde persoon – is benaderd om pakketjes te maken, waarvan hij wist dat er MDMA en XTC-pillen in zaten.
Volgens de verdachte was hij echter slechts een tussenpersoon. Hij heeft een ruimte beschikbaar gesteld, waar de pakketten gemaakt werden, en hij was enkele keren betrokken bij het verzenden van pakketten naar de Dominicaanse Republiek. Hij bekent pakketten met luchtbedden te hebben ingepakt, maar ontkent betrokkenheid bij het inpakken van rugzakken met verdovende middelen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat zijn rol bij de uitvoer zich beperkte tot het enkele keren maken van pakketten met luchtbedden ongeloofwaardig.
In de telefoons van de verdachte staat immers een groot aantal (chat)gesprekken over drugs en het verzenden daarvan. Deze gesprekken bestrijken een periode van jaren. Alleen al gelet op de frequentie en de duur van deze communicatie is niet aannemelijk dat steeds een ander gebruik maakte van de telefoon. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich met een of meer anderen gedurende langere tijd heeft beziggehouden met de uitvoer van hoeveelheden MDMA en/of XTC, zoals ten laste gelegd onder feit 2 primair.
In reactie op het standpunt van de officier van justitie merkt de rechtbank nog het volgende op.
Het onder 2 primair ten laste gelegde ziet op het medeplegen van het uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van XTC-pillen en/of MDMA. Uit het dossier blijkt van een tweede ‘drugslijn’ van Nederland naar IJsland, maar de rechtbank ziet onvoldoende bewijs op basis waarvan zij kan vaststellen dat op deze lijn specifiek XTC en/of MDMA werd uitgevoerd. Aangezien de rechtbank feit 2 primair bewezen zal verklaren, komt zij niet toe aan de beoordeling of de verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de lijn naar IJsland zoals dat onder 2 subsidiair ten laste is gelegd.
Medeplegen van valsheid in geschrift
Uit het dossier volgt dat ten behoeve van drugssmokkel van Nederland naar IJsland, waarbij de medeverdachte was betrokken, drugs werden verstopt in koppelomvormers (taartvormige auto-onderdelen. De auto-onderdelen werden verzonden in pakketten via het bedrijf [bedrijfsnaam E] en werden aangeleverd met een factuur. Uit onderzoek naar deze facturen bij de bedrijven die op de facturen stonden vermeld, is bevestigd dat deze niet door hen zijn opgemaakt.
Uit de chat berichten volgt dat de medeverdachte de facturen opmaakte en die via een door hem aangemaakt e-mailadres ([emailadres]) naar de verdachte stuurde ter controle en eventuele aanpassing dan wel aanvulling. De vervalste facturen werden bij de fysieke zending gevoegd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte de gebruiker is geweest van dit e-mail adres. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich samen met anderen door het verrichten van de hiervoor beschreven handelingen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift.
3.3.3.3 Witwassen (feit 1)
Ten aanzien de verdenking van het (gewoonte)witwassen van de geldbedragen van € 36.045, € 66.415,55 en € 31.000, en een BMW is geen direct gronddelict bekend. De rechtbank zal daarom het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld toepassen. Daarbij staat ter beoordeling of het in de tenlastegelegde bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Vermoeden van witwassen
In de eerste plaats zal moeten worden vastgesteld of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Hoewel een direct verband tussen de bewezenverklaarde uitvoer van harddrugs en de genoemde geldbedragen en BMW niet kan worden vastgesteld, draagt het bewezenverklaarde Opiumwetfeit wel bij aan het vermoeden dat sprake is van witwassen. Het gaat daarnaast om aanzienlijke contante geldbedragen, te weten € 36.045 dat contant bij de verdachte bij zijn vertrek naar de Dominicaanse Republiek is aangetroffen, een bedrag van in totaal € 66.415,55 dat in de periode 2017 tot en met oktober 2022 contant gestort is op de rekening van de verdachte en voorts een contant geldbedrag van € 31.000 dat de verdachte in Duitsland heeft opgehaald voor de medeverdachte. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd, zodat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat deze bedragen een legale herkomst hebben.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij geld verdiende met uitzendwerk en via zijn eigen bedrijf. Hij heeft veel geld kunnen sparen omdat hij lage vaste lasten had. Daarnaast kreeg hij geld van familieleden en leende hij geld uit aan anderen, waarmee rente-inkomsten genereerde. Op zitting heeft de verdachte hieraan toegevoegd dat hij ook inkomen had uit werk als kapper. De verdachte heeft geen stukken overgelegd over leningen, inkomsten uit rente of kapperswerk. Over het geldbedrag van 31.000 heeft de verdachte, na eerder zwijgen, ter zitting verklaard dat dit geen euro’s waren maar Deense kronen. Zijn broer had die met een vastgoedproject verdiend en hij heeft die voor zijn broer in Duitsland opgehaald. De BMW met kenteken [kenteken 1] zou hij hebben gekocht met het geld van de verkoop van een Volkwagen Golf Diesel. Ook hiervan heeft de verdachte heeft geen stukken overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van de verdachte over de herkomst van de € 36.045 die hij op Schiphol bij zich had en de € 66.415,55 aan contante stortingen is onvoldoende concreet en verifieerbaar om een legale herkomst van die bedragen mee aan te tonen. Uit het dossier blijkt dat het (legale) bruto jaarinkomen van de verdachte in de periode 2010 tot en met 2020 nooit boven € 13.500 lag. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte met dit legale inkomen in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien, laat staan heeft kunnen sparen.
De verklaring van de verdachte dat hij voor zijn broer in Duitsland 31.000 Deense kronen heeft opgehaald en dat dit geld was dat zijn broer met vastgoedprojecten had verdiend is zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, onverifieerbaar en op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Ook wat betreft de BMW, waarvoor de verdachte in oktober 2021 contant heeft betaald, heeft hij het vermoeden van witwassen niet weerlegd. De enkele stelling dat hij die auto heeft gekocht met (legaal) geld uit de verkoop van een andere auto is immers niet verifieerbaar.
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende tegenwicht geboden aan de verdenking van witwassen. Er is op grond van het voorgaande geen andere conclusie mogelijk dan dat de geldbedragen van € 36.045, € 66.512 en € 31.000 en de aanschafkosten van de BMW onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van witwassen, waarvan de verdachte een gewoonte heeft gemaakt.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 14 maart 2023 in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van € 36.045,00 (op 17 december 2020) en
- meerdere geldbedragen (contant gestort) van in totaal € 66.512,55 (in de periode 1 januari 2017 tot en met 26 oktober 2022) en
- een geldbedrag van € 31.000 (omstreeks 30 april 2022) en
- een BMW met kenteken [kenteken 1] (in de periode 30 september 2021 tot en met 14 maart 2023),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet terwijl hij, verdachte, wist dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2 primairhij op tijdstippen in de periode van 16 april 2019 tot en met 31 december 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk heeft vervoerd, (zulks) al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, telkens hoeveelheden XTC-pillen en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine), waaronder een hoeveelheid van ongeveer 6,6 kilogram MDMA omstreeks 16 december 2019 en ongeveer 4 kilogram MDMA en/of XTC-pillen omstreeks 31 december 2019;
Feit 3hij op tijdstippen in de periode van 16 april 2019 tot en met 30 maart 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
- geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft vervalst, te weten door facturen horend bij auto-onderdelen van onder andere '[bedrijfsnaam A]' en '[bedrijfsnaam B]' en '[bedrijfsnaam C]' en '[bedrijfsnaam D]' aan te passen en/of aan te vullen met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten facturen van voornoemde bedrijven, als ware deze echt en onvervalst, door deze facturen bij pakketten met auto onderdelen waar drugs in verborgen zat te voegen om deze als reguliere zendingen te doen laten overkomen voor de transportbedrijven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:van het plegen en medeplegen van witwassen een gewoonte maken
Feit 2 primair:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A en B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3:medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak dient te worden verdisconteerd nu het Openbaar Ministerie dit onderzoek jarenlang heeft stil laten liggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drugsmokkel samen met anderen vanuit Nederland. Het ging daarbij om grote hoeveelheden MDMA en XTC-pillen, en het (daartoe) klaarmaken van pakketten met drugs kennelijk bestemd voor verdere verspreiding en handel naar in elk geval de Dominicaanse Republiek. De verdachte verrichtte organisatorische taken, zoals maken van afspraken over prijzen en hoeveelheden te vervoeren drugs en had daarnaast een uitvoerende rol, door het regelen van materialen om de drugs in te verstoppen en het inpakken van de drugs. Ook heeft de verdachte in overleg met de medeverdachte facturen vervalst en vervalste facturen gebruikt voor zendingen van auto-onderdelen naar IJsland,. De verdachte heeft zich hiermee begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen. Die handel gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldsmisdrijven en misdrijven die een bedreiging zijn voor de integriteit van het financiële en economische verkeer. Daarnaast kunnen verdovende middelen zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Dit is een ondermijnende vorm van criminaliteit die het financiële en economische stelsel aantast. Witwassen draagt ook bij aan de instandhouding van ernstige vormen van criminaliteit als de handel in drugs; het dekt immers de onderliggende strafbare feiten af.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf als passend en geboden. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten, voor de uitvoer van harddrugs van rond de 10.000 gram, en bij die voor fraude ter grootte van bedrag tussen € 125.000 en € 250.000, waar uitsluitend langere gevangenisstraffen als strafmodaliteit worden genoemd.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor druggerelateerde feiten. Nu deze veroordelingen meer dan vijf jaar geleden plaats hebben gevonden, zal dit niet ten nadele van de verdachte worden meegenomen in de hoogte van de op te leggen straf.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op over de verdachte uitgebrachte rapport van Reclassering Nederland d.d. 29 november 2023. De reclassering schat het risico op recidive gemiddeld in en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Aangezien de rechtbank – anders dan de officier van justitie – niet tot een bewezenverklaring komt van de uitvoer van verdovende middelen naar IJsland, zal zij een kortere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een vrijheidsbenemende straf van 54 maanden moet worden opgelegd.

7.In beslag genomen goederen

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 36.045 en een personenauto (merk BMW) verbeurd verklaard moeten worden.
De raadsman heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 36.045 en een personenauto van het merk BMW, verbeurd verklaard moeten worden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1. bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn:
artikel 33, 33a, 47, 57, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, en
artikel 2, 10 van de Opiumwet.

10. Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENVIJFTIG (54) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- een geldbedrag van € 36.045;
- een personenauto van het merk BMW (kenteken [kenteken 1]).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mrs. M. Visser en E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024.
Mr. C.H. de Jonge van Ellemeet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.