3.3.3Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Rechtmatigheid van het bewijs
Volgens de verdediging is de hele zaak tegen de verdachte gebaseerd op een onderzoek, waaraan een onherstelbaar vormverzuim kleeft dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. De op 17 december 2020 onder de verdachte in beslag genomen telefoons zijn namelijk zonder toestemming van de officier van justitie en dus onrechtmatig onderzocht.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een vormverzuim en faalt het artikel 359a-verweer reeds hierom. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Op 17 december 2020 wilde de verdachte met een contant bedrag van € 36.045 van Schiphol naar de Dominicaanse Republiek vliegen. De verdachte had geen concrete en verifieerbare verklaring voor dit geldbedrag en werd aangehouden op verdenking van witwassen. Onder hem werden onder meer twee telefoons in beslag genomen, die later zijn onderzocht. Het dossier bevat een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 april 2023 (AMB-037) dat inhoudt dat de officier van justitie in een telefonisch overleg met de FIOD op 17 december 2020 mondeling toestemming heeft gegeven om de onder de verdachte in beslag genomen digitale voorwerpen uit te lezen en te onderzoeken. De toestemming is niet op schrift gesteld maar wel vastgelegd in een digitaal systeem van de FIOD. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit proces-verbaal.
3.3.3.2 Medeplegen van het uitvoeren van MDMA/XTC-pillen (feit 2 primair) en medeplegen van het vervalsen van facturen (feit 3)
Drugslijn Nederland – Dominicaanse Republiek
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte betrokken is geweest bij het verzenden van XTC en/of MDMA naar de Dominicaanse Republiek. Dit blijkt onder meer uit chatgesprekken die op de onder hem in beslaggenomen telefoons zijn aangetroffen, met contacten ‘[contactpersoon A]’, ‘[contactpersoon B]’, ‘[contactpersoon C]’ en ‘[contactpersoon D]’ over bestellingen, het inpakken van geschenkpakketten met daarin rugzakken of luchtbedden, het openmaken daarvan, het verzenden van pakketten en douanecontroles. Dat het in de gesprekken over het verzenden van verdovende middelen gaat leidt de rechtbank af uit dat daarin ook gaat over pakketten die bij DHL zijn aangeboden om naar de Dominicaanse Republiek te versturen, en die zijn onderschept. Uit het dossier volgt immers dat de politie daadwerkelijk op 16 december 2019 (zaak medeverdachte [medeverdachte 2], onderzoek Tille) bij DHL in Den Haag in rugzakken verpakte pakketten met een aanzienlijke hoeveelheid MDMA heeft aangetroffen en ook de Duitse douane op 31 december 2019 een DHL pakket met luchtbedden heeft onderschept met 4 kilo XTC-pillen.
De verdachte heeft daarnaast ter zitting verklaard dat hij – door een niet nader genoemde persoon – is benaderd om pakketjes te maken, waarvan hij wist dat er MDMA en XTC-pillen in zaten.
Volgens de verdachte was hij echter slechts een tussenpersoon. Hij heeft een ruimte beschikbaar gesteld, waar de pakketten gemaakt werden, en hij was enkele keren betrokken bij het verzenden van pakketten naar de Dominicaanse Republiek. Hij bekent pakketten met luchtbedden te hebben ingepakt, maar ontkent betrokkenheid bij het inpakken van rugzakken met verdovende middelen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat zijn rol bij de uitvoer zich beperkte tot het enkele keren maken van pakketten met luchtbedden ongeloofwaardig.
In de telefoons van de verdachte staat immers een groot aantal (chat)gesprekken over drugs en het verzenden daarvan. Deze gesprekken bestrijken een periode van jaren. Alleen al gelet op de frequentie en de duur van deze communicatie is niet aannemelijk dat steeds een ander gebruik maakte van de telefoon. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich met een of meer anderen gedurende langere tijd heeft beziggehouden met de uitvoer van hoeveelheden MDMA en/of XTC, zoals ten laste gelegd onder feit 2 primair.
In reactie op het standpunt van de officier van justitie merkt de rechtbank nog het volgende op.
Het onder 2 primair ten laste gelegde ziet op het medeplegen van het uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van XTC-pillen en/of MDMA. Uit het dossier blijkt van een tweede ‘drugslijn’ van Nederland naar IJsland, maar de rechtbank ziet onvoldoende bewijs op basis waarvan zij kan vaststellen dat op deze lijn specifiek XTC en/of MDMA werd uitgevoerd. Aangezien de rechtbank feit 2 primair bewezen zal verklaren, komt zij niet toe aan de beoordeling of de verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de lijn naar IJsland zoals dat onder 2 subsidiair ten laste is gelegd.
Medeplegen van valsheid in geschrift
Uit het dossier volgt dat ten behoeve van drugssmokkel van Nederland naar IJsland, waarbij de medeverdachte was betrokken, drugs werden verstopt in koppelomvormers (taartvormige auto-onderdelen. De auto-onderdelen werden verzonden in pakketten via het bedrijf [bedrijfsnaam E] en werden aangeleverd met een factuur. Uit onderzoek naar deze facturen bij de bedrijven die op de facturen stonden vermeld, is bevestigd dat deze niet door hen zijn opgemaakt.
Uit de chat berichten volgt dat de medeverdachte de facturen opmaakte en die via een door hem aangemaakt e-mailadres ([emailadres]) naar de verdachte stuurde ter controle en eventuele aanpassing dan wel aanvulling. De vervalste facturen werden bij de fysieke zending gevoegd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte de gebruiker is geweest van dit e-mail adres. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich samen met anderen door het verrichten van de hiervoor beschreven handelingen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift.
3.3.3.3 Witwassen (feit 1)
Ten aanzien de verdenking van het (gewoonte)witwassen van de geldbedragen van € 36.045, € 66.415,55 en € 31.000, en een BMW is geen direct gronddelict bekend. De rechtbank zal daarom het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld toepassen. Daarbij staat ter beoordeling of het in de tenlastegelegde bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Vermoeden van witwassen
In de eerste plaats zal moeten worden vastgesteld of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Hoewel een direct verband tussen de bewezenverklaarde uitvoer van harddrugs en de genoemde geldbedragen en BMW niet kan worden vastgesteld, draagt het bewezenverklaarde Opiumwetfeit wel bij aan het vermoeden dat sprake is van witwassen. Het gaat daarnaast om aanzienlijke contante geldbedragen, te weten € 36.045 dat contant bij de verdachte bij zijn vertrek naar de Dominicaanse Republiek is aangetroffen, een bedrag van in totaal € 66.415,55 dat in de periode 2017 tot en met oktober 2022 contant gestort is op de rekening van de verdachte en voorts een contant geldbedrag van € 31.000 dat de verdachte in Duitsland heeft opgehaald voor de medeverdachte. De rechtbank acht gelet op het voorgaande het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd, zodat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat deze bedragen een legale herkomst hebben.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij geld verdiende met uitzendwerk en via zijn eigen bedrijf. Hij heeft veel geld kunnen sparen omdat hij lage vaste lasten had. Daarnaast kreeg hij geld van familieleden en leende hij geld uit aan anderen, waarmee rente-inkomsten genereerde. Op zitting heeft de verdachte hieraan toegevoegd dat hij ook inkomen had uit werk als kapper. De verdachte heeft geen stukken overgelegd over leningen, inkomsten uit rente of kapperswerk. Over het geldbedrag van 31.000 heeft de verdachte, na eerder zwijgen, ter zitting verklaard dat dit geen euro’s waren maar Deense kronen. Zijn broer had die met een vastgoedproject verdiend en hij heeft die voor zijn broer in Duitsland opgehaald. De BMW met kenteken [kenteken 1] zou hij hebben gekocht met het geld van de verkoop van een Volkwagen Golf Diesel. Ook hiervan heeft de verdachte heeft geen stukken overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
De verklaring van de verdachte over de herkomst van de € 36.045 die hij op Schiphol bij zich had en de € 66.415,55 aan contante stortingen is onvoldoende concreet en verifieerbaar om een legale herkomst van die bedragen mee aan te tonen. Uit het dossier blijkt dat het (legale) bruto jaarinkomen van de verdachte in de periode 2010 tot en met 2020 nooit boven € 13.500 lag. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte met dit legale inkomen in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien, laat staan heeft kunnen sparen.
De verklaring van de verdachte dat hij voor zijn broer in Duitsland 31.000 Deense kronen heeft opgehaald en dat dit geld was dat zijn broer met vastgoedprojecten had verdiend is zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, onverifieerbaar en op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Ook wat betreft de BMW, waarvoor de verdachte in oktober 2021 contant heeft betaald, heeft hij het vermoeden van witwassen niet weerlegd. De enkele stelling dat hij die auto heeft gekocht met (legaal) geld uit de verkoop van een andere auto is immers niet verifieerbaar.
De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende tegenwicht geboden aan de verdenking van witwassen. Er is op grond van het voorgaande geen andere conclusie mogelijk dan dat de geldbedragen van € 36.045, € 66.512 en € 31.000 en de aanschafkosten van de BMW onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van witwassen, waarvan de verdachte een gewoonte heeft gemaakt.