3.3.2Nadere bewijsoverweging feit 1
Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder a of b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Bewijs voor een specifiek gronddelict is dan ook niet vereist. Wel is voor een bewezenverklaring vereist dat vaststaat dat het gaat om een voorwerp of voorwerpen die afkomstig zijn uit enig misdrijf. Daarvan is sprake als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat die een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Slechts indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Vaststellingen
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 juli 2023 werd de verdachte op Schiphol aangehouden omdat in zijn hand- en ruimbagage een groot contant geldbedrag en een grote hoeveelheid telefoons en computers was aangetroffen. De verdachte reisde van Berlijn via Schiphol en had een ticket om via Marokko door te reizen naar Banjul in Gambia. In de ruimbagage van de verdachte trof de douane verdeeld over meerdere koffers een geldbedrag aan van in totaal € 127.970,00. In de handbagage van de verdachte werden geldbedragen van € 31.995,00 en $ 202,00 gevonden en de verdachte droeg in zijn jas en portemonnee nog geldbedragen van € 11.110,00, $ 20,00 en £ 180,00 bij zich. Daarnaast bevond zich in een doosje van een Samsung telefoon nog een geldbedrag van € 13.890,00. Na een hertelling van de bij de verdachte aangetroffen eurobiljetten is vastgesteld dat het gaat om een totaalbedrag van € 185.140,00. Naast deze geldbedragen vervoerde de verdachte in zijn bagage 226 mobiele telefoons, acht tablets en twee laptops.
Onderzoek naar de aangetroffen telefoons heeft uitgewezen dat ten minste 22 van deze telefoons van diefstal afkomstig waren en allemaal in de omgeving van Berlijn waren gestolen, in een periode kort voorafgaand aan het moment waarop de verdachte aan zijn reis begon. Onderzoek naar eerdere reisbewegingen van de verdachte heeft uitgewezen dat hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 juli 2023 36 keer van de luchthaven Schiphol naar Banjul te Gambia is gevlogen.
Witwasvermoeden
Het contante geld en de goederen werden bij de verdachte verspreid over de bagage aangetroffen. De biljetten waren soms gebundeld, in enveloppen gestopt of in doosjes verpakt. De verdachte kon niet vertellen hoeveel geld en goederen hij bij zich droeg.
Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk geldbedrag dan wel waardevolle goederen fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s waarmee dit gepaard gaat. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat via Schiphol regelmatig grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in-, uit-, of doorgevoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van het voorgaande sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ten aanzien van het hiervoor genoemde geldbedrag en de goederen. Dit betekent dat van de verdachte mocht worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gaf dat het bij hem aangetroffen geld en de elektrische apparaten niet van misdrijf afkomstig waren.
Verklaringen over de herkomst
De verdachte heeft over de herkomst van het geldbedrag het volgende verklaard. Een bedrag ter hoogte van ongeveer € 9.000,00 betrof zijn eigen geld dat hij zou hebben gespaard. De verdachte kan echter niet met nauwkeurigheid over de hoogte van dit bedrag verklaren. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij ook nog een bedrag van circa € 3.500,00 aan eigen geld had wegens de verkoop van een auto, maar hij is er onduidelijk over gebleven of hij dat bedrag feitelijk al ontvangen had en of dat bedrag onderdeel uitmaakte van die € 9.000,00.
Ten aanzien van het resterende gedeelte van het bij hem aangetroffen geldbedrag heeft de verdachte verklaard dat hij dit bij zich droeg in het kader van een liefdadigheidsproject omdat in Gambia een overstroming had plaatsgevonden. De verdachte heeft verklaard dat verschillende personen die woonachtig zijn in Duitsland en deel uitmaken van de Gambiaanse gemeenschap hem contante geldbedragen hebben gegeven toen hij liet weten dat hij naar Gambia zou reizen. Het was de bedoeling dat de verdachte deze geldbedragen zou vervoeren naar Gambia en aldaar zou overhandigen aan de personen voor wie het bestemd was. Hetzelfde geldt voor de aangetroffen telefoons en overige elektronica. De verdachte heeft verklaard dat hij deze van verschillende personen heeft ontvangen om deze vervolgens naar Gambia te vervoeren. De verdachte heeft hier desgevraagd op de zitting aan toegevoegd dat het bijhouden van een goede registratie van de herkomst en bestemming van het geld en van de goederen in zijn gemeenschap ongebruikelijk is, wegens het grote onderlinge vertrouwen. Volgens de verdachte zou, eenmaal in Gambia, via telefonische contacten vanzelf duidelijk worden wat voor welke familie bestemd zou zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring valt aan te merken waaruit volgt dat het geldbedrag en de goederen niet van misdrijf afkomstig zijn. Daartoe is het volgende van belang.
De verdachte heeft aanvankelijk geen namen kunnen geven van personen die hem geld zouden hebben overhandigd. Ook heeft hij niet kunnen verklaren over de hoogte van de geldbedragen die deze personen hem zouden hebben gegeven. Tot slot wist de verdachte niet aan wie hij in Gambia de geldbedragen zou moeten overhandigen. Tegen dit licht vindt de rechtbank verdachtes verklaring dat hem dit telefonisch zou worden gemeld wanneer hij in Gambia zou zijn aangekomen, ongeloofwaardig. Van enige vorm van administratie over dit alles is niet gebleken. Ook heeft de verdachte niet kunnen aantonen dat hij op enigerlei wijze contact heeft gehad met de personen van wie hij de geldbedragen zou hebben ontvangen.
De documenten die de verdachte ter onderbouwing van zijn verklaring op de pro forma zitting van 30 oktober 2023 documenten heeft overgelegd, overtuigen de rechtbank niet. Het gaat hier om e-mails van veertien personen waarin zij allen verklaren een geldbedrag te hebben gegeven aan de verdachte, en dit geld nu terug te willen hebben. Bij deze e-mails zijn weliswaar (kopieën van) identiteitsgegeven bijgevoegd, maar de raadsman heeft op de zitting van 30 oktober 2023 reeds aangegeven dat geen van deze personen beschikbaar is om een nadere verklaring af te leggen in deze strafzaak. Alleen al om die reden kan de rechtbank aan deze verklaringen niet het belang hechten dat de verdachte daaraan toegekend wil zien.
Over de precieze hoogte van het geldbedrag dat de verdachte zelf zou hebben gespaard, is hij onduidelijk gebleven. Hij heeft daarnaast niet kunnen verduidelijken hoe het mogelijk was een dergelijk bedrag te sparen met zijn baan in de horeca terwijl hij veel geld kwijt moet zijn geweest aan de vele buitenlandse reizen die hij maakte en waarbij hij vaak langdurig niet in Duitsland verbleef en dus niet in staat kan zijn geweest zijn baan uit te oefenen . Ook ten aanzien van de telefoons, tablets en laptops merkt de rechtbank op dat de verdachte geen nadere informatie kunnen geven over de gang van zaken rondom het verkrijgen daarvan, terwijl van in ieder geval een aantal van de telefoons is vast komen te staan dat die van diefstal afkomstig zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen onvoldoende aanleiding geeft tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen en goederen – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Dit betekent dat is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk witwassen van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en goederen.