6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 2,7 kg cocaïnebase, een materiaal bevattende cocaïne. De rechtbank gaat uit van de berekening van deze hoeveelheid door het NFI. De 22 kledingstukken die door het NFI zijn onderzocht, komen uit een partij van 67 kledingstukken, afkomstig uit de twee koffers van de verdachte. Deze 67 kledingstukken zijn geselecteerd omdat deze allemaal positief zijn getest op cocaïne. Omdat alle kledingstukken afkomstig zijn uit de koffers van de verdachte, gaat de rechtbank er vanuit dat de 67 positief geteste kledingstukken op dezelfde manier zijn ingewassen met cocaïne. Dat betekent dat de 22 door het NFI onderzochte kledingstukken naar het oordeel van de rechtbank representatief zijn voor alle 67 positief geteste kledingstukken. Bovendien heeft het NFI de 22 kledingstukken om praktische redenen in 3 deelpartijen onderzocht, en blijken de concentraties cocaïnebase die in de 3 deelpartijen zijn aangetroffen dicht bij elkaar te liggen, namelijk ongeveer 20%, ongeveer 19% en ongeveer 18%; gemiddeld derhalve 19%. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat nu er 0,99 kg cocaïnebase in 22 kledingstukken zat, de 67 kledingstukken ongeveer 2,7 kg cocaïnebase bevatte.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit de oplegging van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Cocaïne is een voor de gezondheid van mensen zeer schadelijke stof en daarom moet het gebruik daarvan worden ontmoedigd en verboden. Tegen de invoer ervan wordt dan ook streng opgetreden. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het gebruik van en de handel in cocaïne gaan gepaard met veel andere vormen van ook zeer zware criminaliteit. Ook om die reden worden forse straffen opgelegd voor de invoer van harddrugs.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor het invoeren van harddrugs. De oriëntatiepunten van het LOVS vermelden voor het invoeren van een hoeveelheid van 2000 tot 3000 gram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 tot 30 maanden.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 oktober 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor drugsdelicten is veroordeeld, onder meer onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf. Die veroordeling stamt echter uit 2004, zodat deze veroordeling niet in strafverzwarende zin wordt meegewogen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport gedateerd 8 februari 2024, waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank ziet echter geen reden om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft verklaard dat hij na zijn detentie bij zijn broer in Den Haag gaat wonen en dan met zijn broer als stratenmaker gaat werken. De rechtbank gaat er vanuit dat het gevaar voor recidive daardoor voldoende wordt ingeperkt.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte wel aanleiding om bij de ondergrens van de LOVS bandbreedte van 24 tot 30 maanden gevangenisstraf te blijven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Telefoontoestel (zwart, merk: Apple)
2 1 STK Telefoontoestel (wit, merk: Apple)
3 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Digicel)
4 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Digicel)
5 1 STK Koffer (zwart, merk: Voyage)
6 1 STK Koffer (zwart)
dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.