Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.De standpunten
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
poging tot doodslag.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
6.Strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de sanctie
8.Beslag
9.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Het verzoek om vergoeding van de reiskosten naar de advocaat valt feitelijk onder proceskosten. Daarvoor geldt dat zoveel mogelijk aangesloten moet worden bij de civiele proceskostenregeling. Die regeling, onder verwijzing naar de artikelen 238 en 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kent geen vergoeding voor de door [slachtoffer 1] gevorderde reiskosten in verband met een bezoek aan een advocaat. Daarom wordt deze post eveneens afgewezen. Dit geldt eveneens voor de reiskosten die zijn gemaakt voor het bijwonen van de zitting. Nu [slachtoffer 1] is bijgestaan door een advocaat komen ook deze kosten niet voor vergoeding in aanmerken en worden daarom eveneens afgewezen.
10.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Het verzoek om vergoeding van de reiskosten naar de advocaat valt feitelijk onder proceskosten. Daarvoor geldt dat zoveel mogelijk aangesloten moet worden bij de civiele proceskostenregeling. Die regeling, onder verwijzing naar de artikelen 238 en 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kent geen vergoeding voor de door [slachtoffer 2] gevorderde reiskosten in verband met een bezoek aan een advocaat. Daarom wordt deze post eveneens afgewezen.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
12 (twaalf) maanden.
2 (twee) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
- Meldplicht bij reclassering
- Ambulante behandeling
- Contactverbod
- Meewerken aan middelencontrole
- Overige voorwaarde
verbeurd:
teruggaveaan de verdachte van:
€ 5.676,00, bestaande uit € 676,00 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 1.129,00, bestaande uit € 379,00 als vergoeding voor de materiële en € 750,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.