6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. De verdachte heeft in een supermarkt vijf duopakken koffie uit zijn winkelmandje in een boodschappentas gedaan en is zonder deze te betalen de kassa gepasseerd. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit. Door winkeldiefstallen wordt naast de ergernis, veel schade toegebracht aan de gedupeerde winkelbedrijven.
Daarnaast heeft de verdachte twee geldbedragen gepind met gestolen pinpassen. Hierdoor is financiële schade ontstaan bij de eigenaar van deze pinpassen.
Door zijn handelen heeft de verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand, omvangrijk, Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld en dat hem in 2015 de ISD-maatregel is opgelegd. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 26 februari 2024 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam.
In dit rapport wordt geconcludeerd dat een langdurige opname gericht op diagnostiek en behandeling al jarenlang door de reclassering geïndiceerd wordt geacht om te komen tot gedragsverandering en vermindering van recidive.
De reclassering adviseert bij een veroordeling aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit advies is (zakelijk weergegeven) als volgt onderbouwd:
Er is sprake van een zeer onstabiele leefsituatie waarbij het harddrugsgebruik van betrokkene centraal staat. De heer [verdachte] woont, na jarenlang dakloos te zijn geweest, sinds december 2023 bij perMens. Betrokkene is niet afsprakentrouw en houdt zich niet aan afspraken met de verslavingsarts. Basale dingen, zoals het opstarten van een uitkering, komen door de houding van betrokkene niet van de grond. Betrokkene verdween tijdens zijn verblijf bij perMens een week uit beeld en keerde naar Haarlem terug om middelen te gebruiken. Er is sprake van psychische problematiek en schuldenproblematiek. Betrokkene toont geen probleeminzicht, toont zich manipulatief en lijkt zichzelf te overschatten. Daarbij lijkt er sprake van onrealistische ideeën en stelt hij verslaafd te zijn aan stelen.Betrokkene is zorgmijdend en houdt al jarenlang het contact met reclassering of hulpverlening af. De heer [verdachte] ging echter wel in gesprek met rapporteur voor onderhavig rapport en stelt mee te willen werken, aan zijn eigen plan van aanpak. Zo geeft hij aan mee te zullen werken met ambulante hulpverlening. Reclassering Inforsa ziet vanwege de forse problematiek en de noodzaak tot diagnostiek, hetgeen niet tot stand kan komen indien betrokkene middelen gebruikt, geen mogelijkheden om betrokkene te begeleiden binnen een ambulant kader. Daarnaast heeft Reclassering Inforsa er geen vertrouwen in dat betrokkene zijn medewerking zal verlenen aan een ambulante behandeling, indien hij in vrijheid wordt gesteld.Een langdurige opname gericht op diagnostiek en behandeling wordt al jarenlang door zowel de reclassering als hulpverlening geïndiceerd om te komen tot gedragsverandering en het hoge risico op recidive te verminderen. Een eerdere opname in 2017 in de kliniek Spetse Hoeve, in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel, brak betrokkene na enkele weken voortijdig af. De heer [verdachte] staat niet open voor het door de reclassering geïndiceerde plan van aanpak. De forse verslavingsproblematiek, zwakke sociaal maatschappelijke situatie, het gebrek aan responsiviteit en probleembesef maken dat alle interventies van de reclassering en hulpverlening tot nu toe niet hebben geleid tot het doorbreken van de vicieuze cirkel en daarmee vermindering van de hoge kans op recidive.
De getuige [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op dit rapport en het daarin gegeven advies gehandhaafd.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De door de verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de afgelopen vijf jaren minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen en de onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan. Er moet ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist.
Voorts is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie; verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van onderliggend feit.
De rechtbank stelt verder vast dat tot op heden de aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd en dat de maatschappij daartegen dient te worden beschermd.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de begeleide woonvorm bij perMens, waar de verdachte sinds december 2023 verblijft, onvoldoende waarborgen biedt voor het terugdringen van de recidive en bescherming van de maatschappij. De rechtbank ziet geen concrete aanwijzingen dat de verdachte bij perMens op de goede weg was. De reclassering heeft van een begeleider bij perMens begrepen dat het verblijf van de verdachte moeizaam verliep. De verdachte was alleen maar bezig met het gebruik van verdovende middelen. Hij is een week weggeweest bij perMens en is toen teruggegaan naar zijn oude netwerk in Haarlem om heroïne te gebruiken. De verdachte wenste ook niet mee te werken aan een lichamelijk onderzoek om hem in te stellen op methadon. Ook ziet de rechtbank niet, zoals door de raadsman gesteld, dat sprake is van een afname van recidive.
Alle omstandigheden afwegend is de rechtbank van oordeel dat de beveiliging van de maatschappij zwaarder moet wegen dan voortzetting van het verblijf van de verdachte bij perMens. Hoewel een eerder opgelegde ISD-maatregel niet heeft geleid tot resultaat en het hof in 2021 heeft geoordeeld dat het opleggen van de ISD-maatregel toen geen passende maatregel was, is de rechtbank van oordeel dat dit de oplegging van een ISD-maatregel nu niet in de weg staat. Uit het reclasseringsrapport en de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop blijkt dat men de hoop heeft, en op grond van ervaring met andere verslaafden niet uitsluit, dat de verdachte ondanks zijn weigerachtige houding op dit moment binnen de kaders van de ISD-maatregel alsnog van zijn verslaving af kan komen en tot gedragsverandering kan komen. Na opname in de ISD kliniek zal er diagnostiek plaatsvinden. Hierna zal via een trajectbepaling een plan van aanpak worden opgesteld en zal men blijven proberen om de verdachte te motiveren voor een behandeling en abstinent te blijven van verdovende middelen.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar moet worden opgelegd.
Teneinde de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.