ECLI:NL:RBNHO:2024:2732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
15.341632.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel ondanks eerdere weigering van de verdachte om mee te werken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, werd beschuldigd van het stelen van vijf (duo)pakken koffie op 25 december 2023 en van het pinnen met gestolen pinpassen op 18 oktober 2023. De officier van justitie, mr. C.J. Booij, vorderde bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. van Reydt, betoogde dat de verdachte niet zou meewerken aan de opgelegde ISD-maatregel en dat zijn huidige verblijf bij perMens een goed alternatief was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere weigering om mee te werken aan de ISD-maatregel, deze maatregel opgelegd kreeg. De rechtbank overwoog dat de verdachte een lange geschiedenis van crimineel gedrag had en dat eerdere maatregelen niet effectief waren gebleken. De rechtbank achtte de ISD-maatregel noodzakelijk voor de bescherming van de maatschappij en ter bevordering van de gedragsverandering van de verdachte. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], voor een bedrag van € 77,35, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.341632.23 (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 februari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2023 te Haarlem vijf (duo)pakken koffie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2023 te Haarlem één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat/die weg te nemen gelden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door bij het betalen in een tankstation van ESSO aan de Schipholweg 2 te Haarlem gebruik te maken van een pinpas welke hoort bij een bankrekening toebehorend aan die [benadeelde 2], zonder dat hij - verdachte - hiertoe gerechtigd was.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2023 tussen 04.25 en 04.35 uur met de gestolen pinpassen van de aangeefster heeft gepind bij het in de tenlastelegging genoemde Esso tankstation. De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat bij de beschrijving van de beelden een specifieke tijdsaanduiding ontbreekt zodat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is die pint met de gestolen pinpassen om 04.34 uur en 04.35 uur. Dat had volgens de raadsman ook iedere willekeurige andere persoon kunnen zijn. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken voor feit 2, aldus de raadsman.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen feit 2
Uit de bankafschriften van aangeefster blijkt dat er op 18 oktober 2023 om 04.34 uur en 04.35 uur met haar in diezelfde nacht gestolen twee pinpassen is gepind bij het Esso tankstation op de Schipholweg te Haarlem. In de vordering verstrekking camerabeelden worden de camerabeelden van alle camera’s gevorderd van deze Esso vestiging van 18 oktober 2023 tussen 04.25 uur en 04.35 uur. In het proces-verbaal van uitkijken van deze camerabeelden (blz.6) verwijst de verbalisant voor de details naar de vordering verstrekking camerabeelden (blz. 17). Het proces-verbaal van uitkijken en de vordering hebben hetzelfde proces-verbaal nummer. De rechtbank gaat er gelet hierop van uit dat de camerabeelden die in het proces-verbaal op blz. 6 zijn beschreven, de camerabeelden zijn van het Esso tankstation aan de Schipholweg te Haarlem van 18 oktober 2023 tussen 04:25 uur en 04:35 uur. Bij het uitkijken van de camerabeelden heeft de verbalisant gezien dat een man meerdere passen aanbiedt bij de baliemedewerker. Van de beelden zijn drie zogenaamde stills gemaakt waarop de door de verbalisant bedoelde man te zien is en hiervan is een aandachtvestiging gemaakt. Vervolgens hebben drie verbalisanten de stills bekeken en hebben zij de verdachte herkend op die stills. Ook deze processen-verbaal van herkenning hebben hetzelfde proces-verbaal nummer. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 18 oktober 2023 om 04:34 uur en om 04:35 uur met de gestolen pinpassen van aangeefster bij het Esso tankstation aan de Schipholweg te Haarlem heeft gepind. Hier komt bij dat de verdachte op de terechtzitting heeft verklaard dat hij zelf al jaren niet meer in het bezit is van een bankrekening en betaalpassen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 25 december 2023 te Haarlem vijf (duo)pakken koffie, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 18 oktober 2023 te Haarlem meerdere geldbedragen, die aan [benadeelde 2], toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen gelden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door bij het betalen in een tankstation van ESSO aan de Schipholweg 2 te Haarlem gebruik te maken van een pinpas welke hoort bij een bankrekening toebehorend aan die [benadeelde 2], zonder dat hij - verdachte - hiertoe gerechtigd was.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Diefstal.
Feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren (hierna: ISD-maatregel), zonder aftrek van voorlopige hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte weliswaar voldoet aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel, maar dat het opleggen van deze maatregel niet opportuun is. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte niet zal meewerken aan de ISD-maatregel. De raadsman heeft verwezen naar het arrest van het hof Amsterdam van 25 oktober 2021 in de zaak van de verdachte met parketnummer 23.002655.20. In die zaak heeft het Hof geoordeeld dat oplegging van de ISD-maatregel, gelet op de consequente weigering van de verdachte om mee te werken aan de maatregel, geen passende maatregel is. Het opleggen van de ISD-maatregel aan de verdachte zal neerkomen op twee jaar kale detentie, aldus de raadsman.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de situatie van de verdachte, ten opzichte van de situatie ten tijde van het arrest van het hof, op onderdelen is verbeterd. De verdachte staat sinds 12 december 2023 ingeschreven en heeft een eigen studio, onderdeel van de Stichting perMens te Amsterdam. Het betreft een 24-uurs opvang voor mensen die veel begeleiding nodig hebben en te kampen hebben met verslavingsproblematiek. Vanuit perMens is een verzoek tot bewindvoering ingediend waarop nog moet worden beslist. De raadsman heeft gesteld dat het traject bij perMens zijn vruchten lijkt af te werpen, hetgeen ook blijkt uit de afnemende recidive. Dit traject zal worden doorkruist als aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat van de oplegging van de ISD-maatregel weinig tot niets valt te verwachten en dat er een alternatief is in de vorm van begeleide woonzorg bij perMens, in ieder geval tot december 2024. De raadsman meent dan ook dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. De verdachte heeft in een supermarkt vijf duopakken koffie uit zijn winkelmandje in een boodschappentas gedaan en is zonder deze te betalen de kassa gepasseerd. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit. Door winkeldiefstallen wordt naast de ergernis, veel schade toegebracht aan de gedupeerde winkelbedrijven.
Daarnaast heeft de verdachte twee geldbedragen gepind met gestolen pinpassen. Hierdoor is financiële schade ontstaan bij de eigenaar van deze pinpassen.
Door zijn handelen heeft de verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand, omvangrijk, Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld en dat hem in 2015 de ISD-maatregel is opgelegd. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 26 februari 2024 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam.
In dit rapport wordt geconcludeerd dat een langdurige opname gericht op diagnostiek en behandeling al jarenlang door de reclassering geïndiceerd wordt geacht om te komen tot gedragsverandering en vermindering van recidive.
De reclassering adviseert bij een veroordeling aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit advies is (zakelijk weergegeven) als volgt onderbouwd:
Er is sprake van een zeer onstabiele leefsituatie waarbij het harddrugsgebruik van betrokkene centraal staat. De heer [verdachte] woont, na jarenlang dakloos te zijn geweest, sinds december 2023 bij perMens. Betrokkene is niet afsprakentrouw en houdt zich niet aan afspraken met de verslavingsarts. Basale dingen, zoals het opstarten van een uitkering, komen door de houding van betrokkene niet van de grond. Betrokkene verdween tijdens zijn verblijf bij perMens een week uit beeld en keerde naar Haarlem terug om middelen te gebruiken. Er is sprake van psychische problematiek en schuldenproblematiek. Betrokkene toont geen probleeminzicht, toont zich manipulatief en lijkt zichzelf te overschatten. Daarbij lijkt er sprake van onrealistische ideeën en stelt hij verslaafd te zijn aan stelen.Betrokkene is zorgmijdend en houdt al jarenlang het contact met reclassering of hulpverlening af. De heer [verdachte] ging echter wel in gesprek met rapporteur voor onderhavig rapport en stelt mee te willen werken, aan zijn eigen plan van aanpak. Zo geeft hij aan mee te zullen werken met ambulante hulpverlening. Reclassering Inforsa ziet vanwege de forse problematiek en de noodzaak tot diagnostiek, hetgeen niet tot stand kan komen indien betrokkene middelen gebruikt, geen mogelijkheden om betrokkene te begeleiden binnen een ambulant kader. Daarnaast heeft Reclassering Inforsa er geen vertrouwen in dat betrokkene zijn medewerking zal verlenen aan een ambulante behandeling, indien hij in vrijheid wordt gesteld.Een langdurige opname gericht op diagnostiek en behandeling wordt al jarenlang door zowel de reclassering als hulpverlening geïndiceerd om te komen tot gedragsverandering en het hoge risico op recidive te verminderen. Een eerdere opname in 2017 in de kliniek Spetse Hoeve, in het kader van de extramurale fase van de ISD-maatregel, brak betrokkene na enkele weken voortijdig af. De heer [verdachte] staat niet open voor het door de reclassering geïndiceerde plan van aanpak. De forse verslavingsproblematiek, zwakke sociaal maatschappelijke situatie, het gebrek aan responsiviteit en probleembesef maken dat alle interventies van de reclassering en hulpverlening tot nu toe niet hebben geleid tot het doorbreken van de vicieuze cirkel en daarmee vermindering van de hoge kans op recidive.
De getuige [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op dit rapport en het daarin gegeven advies gehandhaafd.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De door de verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de afgelopen vijf jaren minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen en de onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan. Er moet ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist.
Voorts is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie; verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van onderliggend feit.
De rechtbank stelt verder vast dat tot op heden de aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd en dat de maatschappij daartegen dient te worden beschermd.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de begeleide woonvorm bij perMens, waar de verdachte sinds december 2023 verblijft, onvoldoende waarborgen biedt voor het terugdringen van de recidive en bescherming van de maatschappij. De rechtbank ziet geen concrete aanwijzingen dat de verdachte bij perMens op de goede weg was. De reclassering heeft van een begeleider bij perMens begrepen dat het verblijf van de verdachte moeizaam verliep. De verdachte was alleen maar bezig met het gebruik van verdovende middelen. Hij is een week weggeweest bij perMens en is toen teruggegaan naar zijn oude netwerk in Haarlem om heroïne te gebruiken. De verdachte wenste ook niet mee te werken aan een lichamelijk onderzoek om hem in te stellen op methadon. Ook ziet de rechtbank niet, zoals door de raadsman gesteld, dat sprake is van een afname van recidive.
Alle omstandigheden afwegend is de rechtbank van oordeel dat de beveiliging van de maatschappij zwaarder moet wegen dan voortzetting van het verblijf van de verdachte bij perMens. Hoewel een eerder opgelegde ISD-maatregel niet heeft geleid tot resultaat en het hof in 2021 heeft geoordeeld dat het opleggen van de ISD-maatregel toen geen passende maatregel was, is de rechtbank van oordeel dat dit de oplegging van een ISD-maatregel nu niet in de weg staat. Uit het reclasseringsrapport en de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop blijkt dat men de hoop heeft, en op grond van ervaring met andere verslaafden niet uitsluit, dat de verdachte ondanks zijn weigerachtige houding op dit moment binnen de kaders van de ISD-maatregel alsnog van zijn verslaving af kan komen en tot gedragsverandering kan komen. Na opname in de ISD kliniek zal er diagnostiek plaatsvinden. Hierna zal via een trajectbepaling een plan van aanpak worden opgesteld en zal men blijven proberen om de verdachte te motiveren voor een behandeling en abstinent te blijven van verdovende middelen.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar moet worden opgelegd.
Teneinde de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.392,98 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
Bril
Rugtas
Telefoon, merk Motorola
Draadloze muis
Coverup bookcase
2 pinbedragen
Elitebook
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bewezenverklaring, alleen de schade onder post 6 (de gepinde bedragen) kan worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de door hem bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 77,35 (post 6) voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadeposten het rechtstreeks gevolg zijn van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: diefstal met behulp van een valse sleutel, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38m, 38n, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 77,35 (zevenenzeventig euro en vijfendertig cent), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 77,35 (zevenenzeventig euro en vijfendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2024.