ECLI:NL:RBNHO:2024:2712

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/15/348335 / JU RK 24-122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in verband met opvoedproblemen en huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 februari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderen zijn onder toezicht gesteld vanwege ernstige zorgen over hun ontwikkeling, die voortkomen uit een thuissituatie gekenmerkt door huiselijk geweld en de problematiek van de ouders. De moeder heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar heeft deze niet kunnen vasthouden, wat heeft geleid tot een vermindering van de omgang met de kinderen. De GI heeft een opvoedbesluit genomen, maar de rechtbank oordeelt dat dit besluit te voortvarend is genomen. De moeder heeft aangegeven open te staan voor een gezinsopname, wat de rechtbank als een kans ziet om de situatie te verbeteren. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd met een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing met een half jaar, met de mogelijkheid tot evaluatie van de situatie in augustus 2024. De rechtbank benadrukt het belang van een voorspelbare opvoedomgeving voor de kinderen en de noodzaak van ondersteuning voor de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/348335 / JU RK 24-122
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J. Jorna, kantoorhoudende te Den Helder,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] .
[de pleegouders] ,
hierna te noemen de pleegouders,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen bij de rechtbank op 22 januari 2024;
  • de brief van de pleegouders, ingekomen bij de rechtbank op 19 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door mr. Jorna voornoemd;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
De vader is, hoewel hij daartoe correct is opgeroepen, niet verschenen. De pleegouders hebben de rechtbank een brief gezonden.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] . De moeder heeft het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] .
2.2.
Bij beschikking van 17 maart 2022 zijn [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] (hierna: de kinderen) onder toezicht gesteld tot 17 maart 2023. Deze ondertoezichtstelling is daarna bij beschikking van 15 maart 2023 verlengd tot 17 maart 2024. Bij beschikking van 14 april 2022 is voor de kinderen een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een (crisis) pleeggezin verleend. Bij beschikking van 21 april 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die daarna steeds is verlengd, voor het laatst bij beschikking van 15 maart 2023, tot 17 maart 2024.
2.3.
De kinderen wonen in een pleeggezin, waarvan het adres voor de ouders geheim is.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft – samengevat – het volgende gesteld. De kinderen zijn in eerste instantie bij de vader geplaatst, omdat de moeder had aangegeven fysiek en emotioneel niet beschikbaar te zijn voor de kinderen. De moeder had harddrugs gebruikt, was oververmoeid en had suïcidale gedachten. De kinderen zijn twee dagen later in een pleeggezin geplaatst, omdat de vader ambulante spoedhulp heeft geweigerd en de kinderen met de jeugdzorgwerkers onder bedreiging de deur uit heeft gezet.
3.3.
De kinderen hebben in hun jonge leven al veel meegemaakt. In de relatie tussen hun ouders was sprake van huiselijk geweld. [de minderjarige 2] is een lieve jongen die graag knuffelt, maar hij is ook voorzichtig en kan angstig gedrag vertonen. [de minderjarige 2] zoekt graag grenzen op en kan dit lachend doen. De taal- en spraakontwikkeling van [de minderjarige 2] loopt achter in vergelijking met die van zijn leeftijdsgenoten (diagnostisch onderzoek NSDSK). Hij is door het NSDSK doorverwezen naar de dagbehandelgroep voor peuters met taal- spraakachterstand en hij is in oktober 2023 gestart bij dagbehandelgroep [dagbehandelgroep] . Er kan nog niet worden vastgesteld of [de minderjarige 2] een achterstand heeft vanwege TOS of een trauma op jonge leeftijd. [de minderjarige 2] heeft veel herhaling nodig om iets te begrijpen en puzzelen vindt hij moeilijk, in vergelijking met leeftijdsgenoten.
3.4.
[de minderjarige 1] is erg onderzoekend, vrolijk en enthousiast. Zij ontwikkelt zich goed. [de minderjarige 1] is grotendeels zindelijk. [de minderjarige 1] lijkt geen gevaar te zien. Zij klimt op dingen en kan zo wegglopen zonder haar verzorger in de gaten te houden.
3.5.
In de periode van december 2022 tot en met februari 2023 hadden de kinderen iedere twee weken twee uur begeleid bezoek met hun vader. De vader wilde de omgang uitbreiden en bij hem thuis laten plaatsvinden. De jeugdzorgwerker mocht van hem echter niet bij hem thuis komen. Vanaf maart 2023 gaf de vader aan niet meer naar de bezoekmomenten te kunnen komen vanwege zijn werk. Er was daarna nog enig contact tussen de jeugdzorgwerker en de toenmalige partner van de vader. Het is echter niet gelukt om tot een nieuwe afspraak met de vader te komen. De kinderen hebben sindsdien geen contact gehad met de vader. Op 12 januari 2024 heeft de GI uit een Veilig Thuis melding vernomen dat er in het nieuwe gezin van de vader sprake was van huiselijk geweld en middelengebruik door de vader. Hierin staat ook dat vader geen contact wil met de GI.
3.6.
De moeder heeft met hulp van Esdégé-Reigersdaal en een systeemtherapeut hard gewerkt aan de door de GI gestelde bodemeisen voor terugkeer van de kinderen naar huis. De omgang tussen de moeder en de kinderen werd opgebouwd volgens een faseplan. Dit verliep tot mei 2023 goed. De moeder was in die periode goed in contact, zij had een helpend netwerk om zich heen en zij nam de tips en adviezen van de betrokken hulpverlening aan. Vanaf mei 2023 zag de GI zorgelijke signalen. Deze zijn op 14 juli 2023 met de moeder besproken. Ook is de mogelijkheid tot een gezinsopname benoemd. De moeder zei dat zij hiervoor open stond, maar zij heeft het aanmeldformulier uiteindelijk niet ondertekend en in september 2023 meegedeeld aan de GI dit toch te ingrijpend te vinden. Het terug-naar-huis-onderzoek is daardoor stil komen te liggen. De moeder gaf aan dat niet duidelijk was wat er van haar werd verwacht en zij hield afspraken af. Het is de moeder niet gelukt om de positieve ontwikkeling die zij in het eerste jaar van de ondertoezichtstelling liet zien, vast te houden. De GI ziet dat de moeder liefdevol is en dat zij haar best heeft gedaan om een goede thuissituatie te creëren voor de kinderen. Situaties worden de moeder soms echter te veel, waardoor zij onvoldoende beschikbaar en betrouwbaar is voor de kinderen.
3.7.
De GI maakt zich zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder heeft geen steunend netwerk meer. Ook zijn er zorgen over haar persoonlijke problematiek, draagkracht en het feit dat zij zich niet aan de afspraken met de GI houdt. Vanwege deze zorgen en omdat de moeder weer een bezoekmoment heeft afgezegd is de omgang tussen haar en de kinderen teruggebracht tot een dagdeel per week onder begeleiding.
3.8.
De GI heeft besloten dat er niet meer wordt toegewerkt naar thuisplaatsing van de kinderen bij één van de ouders. Met de ouders zal worden gewerkt aan het vormgeven van hun rol in het leven van de kinderen. Het is van belang dat de moeder aan haar persoonlijke problematiek werkt, zodat zij voor de kinderen betrouwbaar is en de bezoeken kunnen worden uitgebreid. De vader moet in gesprek gaan met de GI en hulpverlening accepteren voor zijn persoonlijke problematiek.
3.9.
De GI heeft ter zitting – samengevat – het volgende aangevuld. Volgens de GI is de moeder geneigd anderen de schuld te geven en heeft zij moeite om naar haar eigen aandeel te kijken. De GI wil op zoek naar een perspectief biedend pleeggezin voor de kinderen. De kinderen kunnen voorlopig in het huidige pleeggezin blijven, totdat een ander gezin is gevonden of therapie is afgerond. Ook als dit nog twee jaar duurt. De pleegouders kunnen, nu ze al op leeftijd zijn, echter niet voor de kinderen zorgen tot hun volwassenheid.
Er zijn op dit moment met name zorgen over [de minderjarige 2] . Hij is angstig en heeft moeite met het nemen van afscheid. [de minderjarige 2] is daarom ingeschreven voor Infant Mental Health (IMH), om voor hem de juiste hulpverlening te vinden De GI betreurt het dat de moeder de positieve ontwikkeling die zij heeft laten zien niet heeft kunnen vasthouden. De moeder hield contact met de systeemtherapeut af en stond niet meer open voor tips en aanwijzingen van de GI. De moeder heeft gezegd dat zij een traject bij GGZ is gestart, maar zij heeft de contactgegevens van haar behandelaar niet aan de GI verstrekt. Volgens de moeder is het traject bij de GGZ niet goed van de grond gekomen, omdat de moeder zich zoveel zorgen maakte over de situatie van haar kinderen dat zij niet kon werken aan haar eigen problematiek. De GI heeft dit niet kunnen verifiëren. De moeder heeft echter wel grote stappen gezet en er is door de GI echt groei gezien. Het is nu zaak om de positieve ontwikkeling vast te houden. Als de moeder toch nog bereid is om mee te werken aan een gezinsopname dan moedigt de GI dit aan. Dit is volgens de GI het enige wat nog kan worden geprobeerd, omdat er hele duidelijke kaders worden geboden en het een intensief traject betreft. Het hervatten van het eerder gestarte faseplan voor moeder is volgens de GI niet zinvol, omdat de kans te groot is dat de moeder terugvalt in oude patronen. De GI gunt het de moeder en de kinderen dat een gezinsopname wordt geprobeerd.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting – samengevat – het volgende aangevoerd. De moeder heeft de periode sinds mei 2023 anders beleefd dan door de GI is gesteld. De moeder heeft ongeveer zes of zeven gesprekken met een GGZ-psycholoog gehad. Zij heeft symptomen van PTSS, maar de psycholoog kon niet vaststellen of zij echt PTSS heeft. Zij heeft met de psycholoog afgesproken dat zij over een jaar weer contact opneemt. De moeder is van mening dat het goed met haar gaat. Haar MS is stabiel en zij heeft geen terugval gehad in middelengebruik. De moeder heeft geen relatie meer. Volgens de moeder is de jeugdbeschermer niet bereikbaar als zij haar nodig heeft. De moeder begrijpt niet dat de kinderen nog tot december 2023 bij haar mochten slapen als het volgens de GI al in mei 2023 niet meer goed ging met haar. De moeder begrijpt ook niet waarom de omgang in januari 2024 ineens drastisch is verminderd van fase 7 in het faseplan naar fase 3. De moeder heeft toegelicht dat zij de omgang in december 2023 heeft afgezegd, omdat zij zich niet goed voelde en zij niet meer terug kon vallen op haar netwerk. De moeder wil graag dat het faseplan weer wordt hervat en dat als het niet goed gaat, zij één fase terug wordt gezet zoals is afgesproken en niet meerdere zoals in januari 2024 is gebeurd. Het bezwaar van de moeder tegen een gezinsopname was dat zij het lastig vond om haar eigen woning te verlaten terwijl zij die net geschikt had gemaakt om de kinderen te ontvangen. Daarnaast vond zij het moeilijk voor de kinderen om veel samen te zijn maar daarna in de weekeinden weer terug moeten naar het pleeggezin. Nu de moeder ter zitting heeft gehoord dat een gezinsopname de enige mogelijkheid is om nog te werken aan thuisplaatsing van de kinderen wil zij deze kans met beide handen aanpakken en daaraan meewerken.
4.2.
Uit de brief die de pleegouders hebben gestuurd blijkt – samengevat – dat aan de kinderen te merken is dat zij veel hebben meegemaakt. Het zijn kwetsbare en lieve kinderen. Het is duidelijk dat de kinderen dol zijn op hun moeder en graag naar haar toe gaan. De kinderen zijn gebaat zijn bij rust, structuur, regelmaat en voorspelbaarheid. De pleegouders hopen dat de moeder alsnog bereid zal zijn tot een gezinsopname. De pleegouders denken dat de moeder tijdens een gezinsopname de juiste hulp zal krijgen en dat zij daarna in staat zal zijn de juiste keuzes voor de kinderen te maken,

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 in verbinding met artikel 1:260, eerste lid, van het BW. Gebleken is dat de kinderen nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ook is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, in combinatie met artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De kinderen hebben veel meegemaakt. In de thuissituatie bij hun ouders was sprake van huiselijk geweld. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 2] . [de minderjarige 2] heeft een achterstand in taal- en spraakontwikkeling en gaat sinds oktober 2023 naar dagbehandelgroep [dagbehandelgroep] . [de minderjarige 2] heeft veel herhaling nodig om iets te begrijpen. [de minderjarige 2] kan angstig zijn en vindt het nemen van afscheid moeilijk. Ook hier zal [de minderjarige 2] therapie voor krijgen. [de minderjarige 1] herkent geen gevaar. Beide kinderen zijn gebaat bij een voorspelbare opvoedomgeving, waar rust en regelmaat is. Dit wordt hun geboden in het pleeggezin. Het is duidelijk dat de ouders op dit moment niet voor de kinderen kunnen zorgen. De vader is sinds maart 2023 helemaal uit beeld en heeft ook geen omgang meer met de kinderen. De moeder heeft hard aan zichzelf gewerkt en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Helaas zijn er sinds mei 2023 weer zorgen ontstaan over de moeder. Het lukte de moeder minder goed om de kinderen te begrenzen, zij had geen steunend netwerk meer, er waren zorgen over de toenmalige relatie van de moeder, er waren zorgen over de draagkracht van de moeder en de moeder kwam afspraken minder goed na en heeft bezoekmomenten afgezegd met de kinderen vanwege persoonlijke problematiek.
5.3.
De rechtbank betreurt het dat de positieve ontwikkeling die de moeder doormaakte niet is doorgezet. In de optiek van de rechtbank is het opvoedbesluit ten aanzien van de moeder echter te voortvarend genomen. Het faseplan dat door de GI is opgesteld, is door de moeder tot aan de één na laatste fase succesvol doorlopen. In deze fase bleven de kinderen twee dagen en twee nachten per week bij de moeder thuis. Door de GI is gezien dat de moeder in staat was om goed in contact te zijn met de GI en om tips en adviezen van betrokken hulpverleners aan te nemen. Ook is gezien dat de moeder een liefdevolle moeder is die veel van haar kinderen houdt. Zij speelt met de kinderen en zij is in staat om goed bij hen aan te sluiten. De basale verzorging bij de moeder is in orde. Vastgesteld kan worden dat het gedurende een aanzienlijke periode heel goed is gegaan tussen de moeder en de kinderen. Nadat de moeder de omgang in december 2023 heeft afgezegd omdat het minder goed met haar ging is de omgang drastisch teruggebracht naar één keer per week twee uur onder begeleiding en is het opvoedbesluit genomen. Gelet op de positieve ontwikkeling die de moeder voorafgaand aan haar terugval heeft doorgemaakt is de rechtbank van oordeel dat zorgvuldig moet worden onderzocht of de moeder met de juiste hulp in staat is om de positieve ontwikkeling die zij heeft doorgemaakt te bestendigen. Daarvoor is nu het moment omdat de kinderen ook niet kunnen opgroeien in het huidig pleeggezin, maar ook omdat de moeder ter zitting heeft aangegeven alsnog bereid te zijn tot een gezinsopname met de kinderen en de GI bereid is om een gezinsopname in Beilen te organiseren.
5.4.
De rechtbank zal de ondertoezichtstelling verlengen met een jaar. De machtiging tot uithuisplaatsing zal de rechtbank verlengen voor de duur van een half jaar, waarbij zij het meer verzochte zal aanhouden. Op die manier kan een tussentijdse evaluatie van de uithuisplaatsing van de kinderen en de hulpverlening aan de moeder plaatsvinden, waarbij de actuele informatie over de gezinsopname kan worden meegenomen. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat de kinderen voorlopig in het huidige pleeggezin kunnen blijven en dat de pleegouders een gezinsopname van de moeder en de kinderen ondersteunen.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een pleeggezin verlenen voor zes maanden, te weten tot 17 september 2024, en zal zij de beslissing op het overig verzochte aanhouden tot de pro forma datum van
6 augustus 2024. De rechtbank verzoekt de GI om uiterlijk één week voor de pro forma datum van 6 augustus 2024 de rechtbank te informeren over het verloop van de uithuisplaatsing en de ingezette hulpverlening, de stand van zaken over de gezinsopname en te laten weten of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
tot 17 maart 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een pleeggezin tot 17 september 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de beslissing ten aanzien van het meer verzochte aan tot de pro forma datum van 6 augustus 2024;
6.5.
draagt de GI op om uiterlijk één week voor de pro forma datum van 6 augustus 2024 de rechtbank te informeren over de stand van zaken zoals onder 5.5. beschreven en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024 door mr. F.A. Egter van Wissekerke, mr. G.A.M. van Dijk, mr. E.G. van Roest, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. D.A. Lengyel als griffier, en op schrift gesteld op 13 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.