ECLI:NL:RBNHO:2024:2663

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10601307 / CV EXPL 21/4300
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over betaling van meerwerk en aanneemsom in aannemingsovereenkomst met deskundigenonderzoek

In deze zaak vordert een aannemer betaling van meerwerk en het restant van de aanneemsom van de opdrachtgevers. De opdrachtgevers hebben een gedeeltelijk verweer gevoerd, waardoor de vordering van de aannemer niet volledig is toegewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling door de opdrachtgevers, waardoor hun tegenvordering is afgewezen. De kantonrechter heeft behoefte aan deskundigenvoorlichting met betrekking tot de door de opdrachtgevers gestelde gebreken. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk die op 22 augustus 2021 mondeling is gesloten en op 5 oktober 2021 schriftelijk is bevestigd. De aannemer heeft de werkzaamheden op 6 december 2022 opgeleverd, waarna er geschillen zijn ontstaan over openstaande facturen en de kwaliteit van het geleverde werk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de aannemer onder de competentiegrens van de kantonrechter valt, waardoor deze bevoegd is om de zaak te behandelen. De kantonrechter heeft de vordering van de aannemer gedeeltelijk toegewezen en de tegenvordering van de opdrachtgevers afgewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating over de benoeming van deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10601307 / CV EXPL 21/4300 (SJ)
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [bedrijf]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde 1]
[gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats 1]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigden: mr. M.A.H. Enthoven en Q.C.B. Jansen
De zaak in het kort
Een aannemer vordert betaling van het meerwerk en het restant van de aanneemsom. Het verweer van de opdrachtgevers slaagt ten dele, zodat de vordering van de aannemer niet voor het volledige gevorderde bedrag is toegewezen. Verder is geoordeeld dat er geen sprake is van onverschuldigde betaling door de opdrachtgevers, zodat hun tegenvordering is afgewezen. Met betrekking tot de door de opdrachtgevers gestelde gebreken heeft de kantonrechter behoefte aan voorlichting door een of meerdere deskundigen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 4 juli 2023 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
[gedaagden] hebben in de akte van 11 december 2023 hun eis deels vermeerderd en deels verminderd en nadere stukken overgelegd.
1.3.
[eiser] heeft in de akte van 11 december 2023 zijn eis vermeerderd en nadere stukken overgelegd.
1.4.
In een e-mail van 13 december 2023 hebben [gedaagden] nadere stukken overgelegd.
1.5.
In een e-mail van 19 december 2023 hebben [gedaagden] nogmaals hun eis vermeerderd en nadere stukken overgelegd.
1.6.
Op 21 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagden] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.7.
Ter zitting heeft [eiser] zijn eis verminderd.

2.Feiten

2.1.
Op 22 augustus 2021 hebben partijen mondeling een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met [gedaagden] als opdrachtgever en [eiser] als aannemer voor het verrichten van verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [gedaagden]
2.2.
Op 5 oktober 2021 is dit vastgelegd in een schriftelijke opdrachtbevestiging.
2.3.
Op 6 december 2022 heeft [eiser] de werkzaamheden opgeleverd. Bij de oplevering is in opdracht van [gedaagden] via Vereniging Eigen Huis door een bouwkundige een opleveringskeuring uitgevoerd.
2.4.
In de brieven van 21 en 22 maart 2023 heeft [eiser] de werkzaamheden toegelicht.
2.5.
Op 29 maart 2023 heeft [eiser] aan [gedaagden] een overzicht gestuurd van de op dat moment openstaande facturen en de nog te factureren werkzaamheden/materialen.
2.6.
In een brief van 10 april 2023 hebben [gedaagden] aan [eiser] hun bezwaren ten aanzien van de openstaande facturen kenbaar gemaakt.
2.7.
In een e-mail van 12 mei 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagden] aan de incassogemachtigde van [eiser] verzocht om hen de tijd te geven om inhoudelijk te reageren.
2.8.
In een brief van 17 mei 2023 heeft de incassogemachtigde van [eiser] [gedaagden] gesommeerd om de openstaande facturen te betalen.
2.9.
In een brief van 2 juni 2023 heeft de incassogemachtigde van [eiser] [gedaagden] nogmaals gesommeerd om de openstaande facturen te betalen.
2.10.
In een brief van 27 juni 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagden] aan [eiser] een ingebrekestelling gestuurd en hem verzocht om binnen twee weken na dagtekening de in de brief genoemde gebreken te herstellen.
2.11.
Vervolgens heeft [eiser] een aantal gebreken hersteld.
2.12.
Op 13 september 2023 heeft Bureau voor Bouwpathologie een expertise-onderzoek uitgevoerd naar onder meer de lichtstraat in de aanbouw en de verlichting in de achter slaapkamer op de eerste verdieping. Bij dit onderzoek was [eiser] aanwezig.
2.13.
In een e-mail van 9 november 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagden] nogmaals aan [eiser] verzocht om de gebreken uiterlijk vóór 1 december 2023 te herstellen.
2.14.
In een e-mail van 13 november 2023 heeft [eiser] betwist dat de lichtstraat en de bedrading van verlichting in de slaapkamer moeten worden vervangen.
2.15.
In een brief van 5 december 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagden] aan [eiser] geschreven dat [gedaagden] hun nakomingsvordering ten aanzien van de lichtstraat in de aanbouw omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
2.16.
In een e-mail van 7 december 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] nogmaals betwist de lichtstraat moet worden vervangen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert in de dagvaarding dat de kantonrechter [gedaagden] hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot betaling van € 15.487,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij betaling vordert van het restant van het uitgevoerde meerwerk en het restant van de aanneemsom. Het is [eiser] niet duidelijk tegen welke facturen [gedaagden] verweer voeren. [eiser] betwist dat er sprake is van een ingebrekestelling en betwist dat de gestelde gebreken hem kunnen worden aangerekend. Naast betaling van de hoofdsom van € 14.400,51 maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke rente die tot de dag van dagvaarding € 168,05 bedraagt en de buitengerechtelijke kosten van € 919,01.
3.3.
In de akte van 11 december 2023 heeft [eiser] zijn eis vermeerderd met € 439,06 ten aanzien van factuur (L) met kenmerk F-22346 omdat het schilderwerk (€ 1.560,93) dat door [gedaagden] is uitgevoerd ten onrechte is gefactureerd en het verplaatsen van de watermeter (€ 2.000,00) ten onrechte is gecrediteerd. Verder heeft [eiser] zijn eis vermeerderd met vier (nieuwe) facturen van in totaal € 13.674,44 voor bouwoverleg (de factuur met kenmerk F-23356), vervanging 3-weg klepmotor CV ketel (de factuur met kenmerk F-23362), het plaatsen van scheidingsmuren en andreaskruizen (de factuur met kenmerk F-23357) en het plaatsen van glas (de factuur met kenmerk F-23359).

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagden] betwisten de verschuldigdheid van de gevorderde facturen en voeren aan – samengevat – dat [eiser] de richtprijs voor het schilderwerk met bijna 15% heeft overschreden, terwijl die overschrijding op grond van artikel 7:752 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet meer dan 10% mag zijn. Ook heeft [eiser] bij de prijs voor het schilderwerk niet volledig rekening gehouden met het door [gedaagden] zelf uitgevoerde schilderwerk op de eerste en tweede verdieping. Verder zijn [gedaagden] voor bepaalde posten een vaste aanneemsom met [eiser] overeengekomen en mag [eiser] daarvan in beginsel niet afwijken. Er is door [eiser] geen onvoorziene omstandigheid genoemd die een beroep op artikel 7:753 BW en 6:258 BW rechtvaardigt. [gedaagden] menen dat zij daarom niet zijn gehouden deze kostenverhogingen te voldoen, waarvoor [eiser] hen ook niet heeft gewaarschuwd. Daarnaast voeren [gedaagden] aan dat er meerdere posten als meerwerk zijn opgenomen, terwijl die vielen onder de reikwijdte van de aanneemovereenkomst en daarmee onder de vaste aanneemsom. Ook is er meerwerk verricht zonder dat [gedaagden] hiervoor opdracht hebben gegeven en heeft [eiser] toevoegingen of veranderingen doorgevoerd zonder hen te waarschuwen voor een prijsverhoging. Dit alles hebben zij ook al in de brief van 27 juni 2023 aangegeven. [eiser] is hierop niet ingegaan in de dagvaarding. Volgens [gedaagden] heeft [eiser] daarmee niet voldaan aan de stelplicht van artikel 149 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en in strijd met artikel 21 Rv gehandeld.
4.2.
[gedaagden] vorderen bij wijze van tegenvordering, na wijziging van eis, dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 6.085,00 aan onverschuldigde betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2023 en van € 462,50, aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de conclusie van antwoord. Verder vorderen zij dat de kantonrechter voor recht verklaard dat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk is jegens [gedaagden] voor de schade die daardoor is ontstaan of nog zal ontstaan. Ook vorderen zij dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot nakoming van de aanneemovereenkomst, bestaande uit het herstellen van een drietal gebreken binnen 30 dagen na de datum van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom en tot betaling van € 7.312,38 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 december 2023 en tot betaling van de proceskosten.
4.3.
[gedaagden] legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij na correctie van de facturen € 6.085,00 te veel hebben betaald aan [eiser] en dat [eiser] dit bedrag moet terugbetalen. Daarnaast is [eiser] tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst door gebrekkig en ondeugdelijk werk te leveren ten aanzien van de deuren van de badkamer en het washok, de verlichting in de slaapkamer achter en de leidingen van de ketel. Deze gebreken moet [eiser] herstellen. Ten aanzien van de lichtstraat in de aanbouw willen [gedaagden] vervangende schadevergoeding omdat [eiser] er ondanks drie geboden herstelpogingen niet in is geslaagd het gebrek te verhelpen.
4.4.
Vervolgens hebben [gedaagden] hun eis nogmaals vermeerderd en gevorderd [eiser] te veroordelen tot het overhandigen van de facturen met de meldcode binnen 30 dagen na de datum van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom en voor zover [eiser] hierover niet meer beschikt voor recht te verklaren dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade die [gedaagden] zullen lijden als gevolg van het feit dat zij geen subsidie kunnen aanvragen met veroordeling van [eiser] tot vergoeding van deze schade aan [gedaagden] nader op te maken bij staat.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiser] betwist de tegenvordering en voert aan dat in de overeenkomst is opgenomen dat meerwerk mondeling kan worden overeengekomen. Volgens [eiser] is het meerwerk mondeling of via whatsapp afgesproken. Er is ook meerwerk uitgevoerd dat geen onderdeel was van de vaste prijsafspraak. Door [gedaagden] wordt niet betwist dat alle gefactureerde werkzaamheden zijn uitgevoerd. Het overleggen van de meldcodes is niet overeengekomen, aldus [eiser] .

6.De beoordeling

de kantonrechter is bevoegd
6.1.
Met de eisvermeerdering van [eiser] van 11 december 2023 komt het door [eiser] gevorderde bedrag uit boven € 25.000,00. Daarmee valt de vordering buiten de competentiegrens van de kantonrechter. Ter zitting heeft [eiser] zijn eis echter gewijzigd door de vordering in de dagvaarding alleen te vermeerderen met de factuur (U) met kenmerk F-23357 van € 8.966,73 zonder rentevordering. De vordering ten aanzien van de facturen met kenmerk F-23356, F-23362 en F-23359 en de vermeerdering van de factuur (L) met kenmerk F-22346 met een bedrag van € 439,60 heeft [eiser] ingetrokken. Daarmee blijft de totale vordering van [eiser] onder € 25.000,00. De kantonrechter is dus bevoegd om de zaak te behandelen.
de vordering en de tegenvordering
6.2.
De vordering en de tegenvordering lenen zich (deels) voor gezamenlijke behandeling.
de vordering
de substantiëringsplicht
6.3.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet alle bekende verweren van [gedaagden] in het lichaam van de dagvaarding heeft benoemd. [eiser] heeft alleen verwezen naar de e-mail van 10 april 2023 van [gedaagden] , overigens zonder dit stuk als productie bij te voegen, en gesteld dat het hem niet duidelijk is of en zo ja tegen welke facturen verweer wordt gevoerd. Echter, [gedaagden] hebben in de brief van 27 juni 2023 aan [eiser] uitgebreid gemotiveerd welke posten van welke facturen zij betwisten. De dagvaarding dateert van
4 juli 2023 terwijl gesteld noch gebleken is van een reden om er niet vanuit te gaan dat de brief van 27 juni 2023 tijdig bekend was bij [eiser] . Door deze brief en de daarin genoemde verweren desondanks niet te benoemen, heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter zodanig niet voldaan aan de substantiëringsplicht dat hieraan in dit geval gevolgen dienen te worden verbonden. De gevolgen van de schending van de substantiëringsplicht komen hierna onder rechtsoverweging 6.27. aan de orde.
een opmerking vooraf
6.4.
Verder stelt de kantonrechter vast dat [gedaagden] in hun conclusie van antwoord in rand 44 en 45 slechts kort ingaan op de posten die zij in de facturen betwisten met verwijzing naar het paginanummer van de brief van 27 juni 2023 en voor een verdere uitgebreidere toelichting verwijzen naar deze brief. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] ook een dergelijke handelwijze hanteert in zijn eiswijziging van 11 december 2023. In dat stuk gaat [eiser] voor het merendeel van de punten slechts kort in op de verweren van [gedaagden] en wijst hij voor een uitgebreide motivering naar zijn productie 11. De kantonrechter overweegt dat het op de weg van partijen ligt feitelijke stellingen te betrekken en niet te volstaan met verwijzingen naar producties. Hoewel het niet zozeer de taak is van de rechter om in het dossier te grasduinen en de passages uit de overgelegde stukken waarnaar wordt verwezen naast elkaar te leggen, heeft de kantonrechter dat in dit geval wel gedaan ter voorkoming van onduidelijkheden over de (omvang van de) geschilpunten. Ter zitting heeft de kantonrechter met partijen alle betwiste posten besproken. De kantonrechter komt op basis daarvan tot het volgende oordeel.
ten aanzien van alle facturen
6.5.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] niet betwisten dat [eiser] de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht en gaat er dan ook vanuit dat deze werkzaamheden zijn verricht.
factuur (F) met kenmerk F-22340 en factuur (R) met kenmerk F-23352
6.6.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] geen verweer hebben gevoerd tegen het gevorderde restantbedrag van de factuur (F) met kenmerk F-22340 ten bedrage van € 1.282,14 inclusief btw en de gevorderde factuur (R) met kenmerk F-23352 ten bedrage van € 2.200,00 inclusief btw en deze worden daarom als onweersproken toegewezen.
factuur (H) met kenmerk F-22341
6.7.
[gedaagden] zijn het er niet mee eens dat [eiser] € 475,00 exclusief btw in rekening heeft gebracht voor ‘meerprijs ivm geen standaard tegels + vloertegels’. Volgens [gedaagden] was deze post al gedekt door de aanneemsom aangezien voor de badkamervloer een vaste prijs was opgenomen in de opdrachtbevestiging. Hiertegen heeft [eiser] aangevoerd dat de badkamervloer op de derde verdieping buiten de opdrachtovereenkomst valt, dat er in eerste instantie geen vloertegels op deze badkamervloer zouden komen, dat dit werk mondeling is overeengekomen en dat in het whatsapp-bericht van te voren is meegedeeld dat grote tegels meer snijwerk geven. Verder voert [eiser] aan dat de bestaande vierkante douchebak is vervangen door een kwart ronde douchebak en dat dit ook meer snijwerk oplevert. Ter zitting hebben [gedaagden] niet (meer) betwist dat dit meerwerk is afgesproken. Zij menen echter dat zij niet gehouden zijn om voor het extra snijwerk te betalen omdat zij er niet over zijn geïnformeerd dat het gebruik van niet-standaardtegels meer snijwerk oplevert.
De kantonrechter volgt [gedaagden] niet. De omstandigheid dat er meer gesneden moet worden om de tegels op juiste wijze om de nieuwe kwart ronde douchebak te plaatsen, vloeit voort uit de aard van deze werkzaamheden. Hiervoor had [eiser] [gedaagden] dan ook niet hoeven te waarschuwen. Deze post van de vordering zal worden toegewezen.
6.8.
Verder zijn [gedaagden] het er niet mee eens dat [eiser] € 2.295,40 exclusief btw in rekening heeft gebracht voor schilderwerk op de derde verdieping omdat zij nooit met deze werkzaamheden hebben ingestemd en [eiser] hiervoor ook geen prijsopgave heeft gegeven. [gedaagden] betwisten echter niet dat zij aan [eiser] opdracht hebben gegeven om de muur, die zij zelf hebben verwijderd, netjes aan te helen.
[eiser] stelt hier tegenover dat hij daarvoor diverse herstelwerkzaamheden, stukadoorswerk en schilderwerk heeft moeten verrichten en dat hem diverse keren is verzocht om zeer nauwkeurig af te werken. Verder heeft [eiser] gesteld dat [gedaagden] gedurende de werkzaamheden en na werktijd de zolder hebben bezocht en diverse vragen hebben gesteld. De vraag waarom [eiser] op de zolder deze werkzaamheden verrichtte, is volgens hem niet werd gesteld. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] dit alles niet hebben weersproken. De omstandigheid dat zij het door hen gewenste werk met betrekking tot het aanhelen van de muur niet (nader) hebben gespecificeerd, waardoor [eiser] deze opdracht ruimer heeft opgevat dan wellicht de bedoeling van [gedaagden] was, komt daarom voor rekening en risico voor [gedaagden] . Bovendien is niet gesteld of gebleken dat [gedaagden] op enig moment aan [eiser] hebben laten weten dat zij, anders dan voor de rest van de woning, voor de derde verdieping een lager afwerkniveau wensten. Er is dan ook geen reden om te oordelen dat [gedaagden] deze post niet hoeven te betalen. Dat [eiser] vooraf geen prijsopgave heeft gegeven, doet hieraan niet af. Door [gedaagden] is niet betwist dat de werkzaamheden op zichzelf juist zijn gefactureerd.
6.9.
Ook betwisten [gedaagden] dat zij de post ‘diverse electra werkzaamheden’ van € 784,83 exclusief btw moeten betalen. Zij vinden dit bedrag niet gespecifieerd en buitensporig hoog. De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat deze post gegeven de omstandigheden wel voldoende is gespecificeerd. Uit de factuur blijkt immers dat deze post betrekking heeft op het aanleggen van een datakabel, wandcontactdozen, lichtschakelaars en het plaatsen van een ventilatie-unit en lampen. Door [gedaagden] is niet weersproken dat al deze werkzaamheden zijn verricht. Verder is de kantonrechter van oordeel dat deze werkzaamheden voortvloeien uit de werkzaamheden in het kader van de opdracht om de derde verdieping netjes af te werken en een badkamer op de derde verdieping te maken.
Dat de kosten voor deze werkzaamheden buitensporig hoog zijn, hebben [gedaagden] niet nader onderbouwd. Hierbij weegt mee dat [gedaagden] hebben niet betwist dat [eiser] de materialen voor deze werkzaamheden heeft geleverd. Deze post moeten [gedaagden] dan ook betalen.
6.10.
Wat betreft de post ‘diverse afwerkingen badkamer/hal/zolder’ van € 1.052,68 exclusief btw overweegt de kantonrechter als volgt. In de stukken heeft [eiser] voldoende toegelicht wat deze werkzaamheden inhielden, te weten: grote stroken/sleuven van de plafonds uitvullen en voorzien van gipsplaten, afwerking van het rookgaskanaal, kozijnen voorzien van nieuw architraven en diverse gaten en kieren in de muren dichten en sausklaar afwerken. De kantonrechter is van oordeel dat deze werkzaamheden voortvloeien uit de opdracht om de muur netjes aan te helen. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 6.8 is de kantonrechter van oordeel dat deze werkzaamheden eveneens voor rekening en risico van [gedaagden] komen. Zij moeten deze post dan ook betalen.
6.11.
[gedaagden] hebben de overige in rekening gebrachte posten van deze factuur niet betwist. Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [gedaagden] deze factuur in zijn geheel aan [eiser] moeten betalen. In deze factuur is in totaal een bedrag van € 12.575,61 inclusief btw in rekening gebracht. Daarvan hebben [gedaagden] al € 8.799,89 betaald, zodat een bedrag van € 3.775,72 inclusief btw ter betaling door [gedaagden] overblijft.
factuur (L) met kenmerk F-22346
6.12.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] aan [gedaagden] in deze factuur een bedrag van € 18.038,92 + € 1.293,95 = € 19.332,87 exclusief btw in rekening heeft gebracht voor de post ‘schilderwerk’. Ter zitting is door [eiser] , onder verwijzing naar de tabel op pagina 6 van de akte van 11 december 2023, toegelicht dat het bedrag van € 1.293,95 in mindering had moeten worden gebracht vanwege het door [gedaagden] zelf uitgevoerde schilderwerk. Verder is volgens [eiser] gebleken dat ten onrechte is verzuimd om een bedrag van € 1.358,50 en € 350,63 exclusief btw in verband met door [gedaagden] verrichte schilder- en sauswerk in mindering te brengen. Dat betekent dat [eiser] een bedrag van € 3.003,08 exclusief btw (€ 1.293,95 + € 1.358,50 + € 350,63) teveel in rekening is gebracht. [gedaagden] menen echter dat de door hun verrichte werkzaamheden moeten worden gewaardeerd op een bedrag van € 4.041,00. Volgens [gedaagden] hebben zij veel zelf geschilderd en arbeidsintensief werk verricht, zoals het schuren en schilderen van de trappen en de kozijnen. [eiser] heeft hier niets tegenover gesteld. Hij heeft de gestelde hoeveelheid werk en de zwaarte daarvan ook niet weersproken. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het standpunt van [gedaagden] Dit betekent dat op deze factuur een bedrag van € 4.041,00 exclusief btw in mindering moet worden gebracht.
6.13.
Wat betreft de post ‘Stukadoorswerkzaamheden – meerwerk’ menen [gedaagden] dat een aantal van de in rekening gebrachte werkzaamheden die onder deze post vallen nooit met hen is afgestemd en/of al waren gedekt door de aanneemovereenkomst. Zij betwisten een bedrag van € 3.513,00. Volgens [eiser] is er sprake van meerwerk, dat in opdracht van [gedaagden] is verricht. De kantonrechter overweegt dat dit niet uit de door [eiser] overgelegde whatsapp-berichten kan worden afgeleid. Uit deze whatsapp-berichten blijkt op zich wel dat een en ander is besproken, maar dit was pas nadat het werk was verricht.
Verder vindt de kantonrechter van belang dat [eiser] heeft aangegeven dat zijn stukadoor bij een opname nooit een waterpas meeneemt om te zien of de muren recht zijn en dat hij – [eiser] – nog nooit zulke scheve muren heeft gezien. Gelet hierop en het type woning uit de jaren ’20-’30 van de vorige eeuw, ligt het op de weg van [eiser] als professionele aannemer om hiermee rekening te houden bij het begroten van het stukwerk in de aanneemovereenkomst. Dat er uiteindelijk meer moest worden gestukt dan [eiser] van te voren heeft begroot, komt daarom voor rekening en risico van [eiser] . Op deze factuur zal de kantonrechter dan ook het door [gedaagden] betwiste bedrag van € 3.513,00 exclusief btw in mindering brengen.
6.14.
Verder voeren [gedaagden] aan dat [eiser] de prijs voor het Takamatsu hout ten onrechte heeft verhoogd met € 748,00 omdat er een vaste prijs was afgesproken. [eiser] stelt daar tegenover dat er sprake is van een uitzonderlijke prijsstijging die hij niet hoefde te voorzien en die mag worden doorberekend. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. [eiser] geeft aan dat hij – de kantonrechter begrijpt: in de overeenkomst – uit coulance de prijsstijgingen gedurende de corona-jaren niet heeft doorgerekend aan [gedaagden] en dat hij achteraf is geconfronteerd met een aanzienlijke prijsstijging. Dit betekent dat [eiser] in zijn prijsopgave al is uitgegaan van een lagere prijs dan de op dat moment geldende marktprijs. Zijn standpunt dat hij een prijsstijging niet hoefde te voorzien, is in dat licht bezien niet te volgen. Bovendien heeft [eiser] deze gestelde aanzienlijke prijsstijging niet met stukken onderbouwd. De kantonrechter volgt ook niet het standpunt van [gedaagden] dat er een vaste prijs is afgesproken. In de overeenkomst staat immers dat de prijs ongeveer € 100,00 per m² is. [gedaagden] hadden er dus rekening mee moeten houden dat de definitieve prijs hoger kon uitvallen. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het redelijk dat de helft van de meerprijs van € 748,00 voor rekening van [eiser] blijft. Dit betekent dat op deze factuur een bedrag van € 374,00 exclusief btw in mindering wordt gebracht.
6.15.
Samenvattend stelt de kantonrechter vast dat op deze factuur van in totaal € 28.652,66 exclusief btw een bedrag van € 7.928,00 exclusief btw (€ 4.041,00 + € 3.513,00 + € 374,00) in mindering moet worden gebracht. Dit betekent dat [gedaagden] in totaal € 20.724,66 exclusief btw, zijnde € 25.076,84 inclusief btw, waren verschuldigd. Vast staat dat [gedaagden] al een bedrag van € 29.500,00 hebben betaald, zodat [eiser] ten aanzien van deze factuur geen recht meer heeft op een nabetaling. De vordering van [eiser] , voor zover die ziet op deze factuur, wijst de kantonrechter dus af.
6.16.
Bovenstaande heeft wel tot gevolg dat [gedaagden] ten aanzien van deze factuur een bedrag van € 4.423,16 inclusief btw (€ 29.500,00 - € 25.076,84) teveel hebben betaald.
Dit zal de kantonrechter in de berekening van het totaal door [gedaagden] te betalen bedrag betrekken.
factuur (Q) met kenmerk F-23353
6.17.
Volgens [eiser] is met [gedaagden] afgesproken dat de werkzaamheden, die in deze factuur zijn genoemd, ter grootte van € 13.000,00 zouden worden uitgevoerd tegen een contante betaling van € 10.000,00, zonder btw. [gedaagden] hebben € 10.000,00 contant betaald, maar wilden vervolgens ook dat de werkzaamheden op papier werden gespecificeerd. [eiser] heeft daarop aangegeven dat de specificatie in een factuur komt maar dat dan de korting komt te vervallen en de btw alsnog moet worden betaald, aldus [eiser] .
Dit alles hebben [gedaagden] niet voldoende gemotiveerd weersproken.
6.18.
Onder deze omstandigheden en gelet op de gekunstelde wijze van factureren, is de kantonrechter van oordeel dat de gevolgen van het maken van een afspraak om werkzaamheden contant en zonder btw – dus zwart – te betalen in gelijke mate voor rekening en risico van partijen komt. De kantonrechter zal daarom van het openstaande bedrag van € 3.000,- de helft toedelen aan [gedaagden] Dit maakt ook dat niet zal worden ingegaan op de afzonderlijke door [gedaagden] betwiste posten.
6.19.
De kantonrechter concludeert dat [gedaagden] van deze factuur € 1.500,00 moeten betalen.
factuur (U) met kenmerk F-23357
6.20.
[eiser] heeft ter onderbouwing van dit deel van de vordering ter zitting gesteld dat het aanbrengen van zogenoemde andreas-kruizen in opdracht van [gedaagden] als meerwerk is verricht en dat deze zijn aangebracht omdat de vloer inzakte. Verder heeft [eiser] gesteld dat [gedaagden] de muren hebben weggehaald en dat hij – [eiser] – van [gedaagden] de opdracht kreeg om de gefactureerde werkzaamheden te verrichten. Dit is allemaal ter plaatse besproken en hij heeft twee getuigen, aldus [eiser] . [gedaagden] hebben gemotiveerd betwist dat dit meerwerk is afgesproken en voeren aan dat delen van de gefactureerde werkzaamheden ook in de opdrachtbevestiging staan.
6.21.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] dit deel van zijn vordering verder niet heeft onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] had dat wel op de weg van [eiser] gelegen. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom af. Dit betekent ook dat niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
conclusie
6.22.
Samenvattend moeten [gedaagden] de volgende bedragen betalen:
- factuur (F) met kenmerk F-22340 => € 1.282,14 inclusief btw;
- factuur (R) met kenmerk F-23352 => € 2.200,00 inclusief btw;
- factuur (H) met kenmerk F-22341 => € 3.775,72 inclusief btw;
- factuur (Q) met kenmerk F-23353 => € 1.500,00 inclusief btw
========
subtotaal € 8.757,86 inclusief btw
- factuur (L) met kenmerk F-22346 => - € 4.423,16 inclusief btw
========
totaal € 4.334,70 inclusief btw
6.23.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] in zoverre zal toewijzen.
de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten
6.24.
Vast staat dat [gedaagden] dit bedrag niet hebben betaald, zodat de gevorderde wettelijke rente eveneens zal worden toegewezen, zoals hierna onder “7. de beslissing” is vermeld.
6.25.
[eiser] maakt aanspraak op de buitengerechtelijke kosten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende aangetoond dat hij buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken, zodat hij recht heeft op een vergoeding hiervan. De buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot een bedrag van € 558,47. Dit is het in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten maximaal toe te wijzen tarief.
6.26.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar.
6.27.
In de schending van de substantiëringsplicht door [eiser] en in het feit dat [eiser] slechts voor een beperkt deel van de door hem ingestelde vordering in het gelijk zal worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
de tegenvordering
geen onverschuldigde betaling
6.28.
Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de vordering is overwogen volgt dat het standpunt van [gedaagden] dat zij € 6.085,00 teveel aan [eiser] hebben betaald, niet opgaat. Dit deel van de tegenvordering wijst de kantonrechter daarom af.
6.29.
Hetzelfde overweegt de kantonrechter ten aanzien van de door [gedaagden] in dit verband gevorderde wettelijke rente over dit bedrag en de buitengerechtelijke kosten.
de schaafkant van de deuren
6.30.
De vordering van [gedaagden] dat [eiser] de schaafkanten van de deuren van de badkamer en het washok schildert, wordt afgewezen. Niet in geschil is dat dit inmiddels is gebeurd, zodat [gedaagden] geen belang meer hebben bij de verzochte veroordeling.
de verlichting
6.31.
Verder vorderen [gedaagden] dat [eiser] de verlichting in de achterslaapkamer op de eerste verdieping herstelt in overeenstemming met het rapport van Bureau voor Bouwpathologie. Volgens dit rapport dient de bedrading te worden vervangen. Ter zitting stellen [gedaagden] dat het gebrek alleen nog de door [eiser] geleverde plafondlampen betreft. [eiser] heeft daar tegenover onweersproken gesteld dat de door [gedaagden] ingeschakelde deskundige geen elektricien is. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat de lampen niet aangaan als de bedrading verkeerd is aangelegd en dat in dit geval de lampen op zich wel aangaan. Volgens [eiser] heeft Visser Elektrotechniek B.V. de bedrading doorgemeten en geconstateerd dat de bedrading correct is en het schakelmateriaal op de juiste wijze is geïnstalleerd. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] hiermee voldoende gemotiveerd heeft weersproken dat er sprake is van een gebrek in de bedrading. Gelet op de standpunten van partijen heeft de kantonrechter behoefte aan voorlichting door een deskundige.
6.32.
De kantonrechter wenst de volgende vragen aan een deskundige voor te leggen:
- is er sprake van een gebrek in de verlichting in de achterslaapkamer op de eerste verdieping?
- zo ja, wat is daarvan de oorzaak, en hoe moet het gebrek worden verholpen?
- heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
de cv-ketel
6.33.
[gedaagden] stellen dat de cv-ketel last heeft van drukverlies, dat dit mogelijk duidt op een lekkage in de leidingen en dat [eiser] de leidingen tijdens de verbouwing heeft vervangen. [eiser] heeft echter aangegeven dat de door hem ingeschakelde cv-monteur geen lekkage heeft kunnen ontdekken. Volgens [eiser] gaat de ketel snel in storing omdat deze op de derde verdieping is geplaatst. Om een en ander uit te sluiten moet er per etage worden ontkoppeld en worden getest, aldus [eiser] . [gedaagden] wensen dat dit door een onafhankelijke deskundige wordt gedaan.
6.34.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet heeft weersproken dat de cv-ketel last heeft van drukverlies. Verder begrijpt de kantonrechter dat [gedaagden] een deugdelijk werkend cv-systeem wensen. Aangezien niet duidelijk is of de oorzaak is van het drukverlies in de cv-ketel in de risicosfeer van [eiser] ligt, heeft de kantonrechter behoefte aan voorlichting door een deskundige.
6.35.
De kantonrechter wenst de volgende vragen aan een deskundige voor te leggen:
- is er sprake van drukverlies in de cv-ketel door een lekkage in de leidingen?
- zo ja, zit deze lekkage in de leidingen, die [eiser] op de eerste en/of tweede verdieping heeft aangelegd, en hoe moet dit gebrek worden verholpen?
- heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
de glazen lichtstraat
6.36.
Niet in geschil is dat er sprake is van een lekkage bij de glazen lichtstraat, die [eiser] in de aanbouw van de woning heeft geplaatst. [eiser] heeft meerdere pogingen ondernomen om de lekkage te verhelpen, tot nu toe zonder blijvend gewenst resultaat. Volgens [gedaagden] wordt de lekkage veroorzaakt door de flauwe hellingshoek waaronder de lichtstraat is gemonteerd. Zij wijzen in dit verband op het rapport van Bureau voor Bouwpathologie, waarin staat dat een lichtstraat onder een hellingshoek van ten minste 30° moet worden geplaatst. [eiser] betwist dat de hellingshoek als een gebrek is aan te merken. Volgens hem worden door veel bedrijven vlakke daklichten aangeboden en naar tevredenheid geplaatst. Ter illustratie heeft [eiser] foto’s en beschrijvingen van lichtstraten met een vergelijkbare hellingshoek als de bij [gedaagden] geplaatste lichtstraat overgelegd. Gelet hierop en de bewoordingen in het rapport van Bureau voor Bouwpathologie, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] het standpunt van [gedaagden] dat de lekkage wordt veroorzaakt door de hellingshoek van de lichtstraat voldoende gemotiveerd heeft weersproken. Onder die omstandigheden heeft de kantonrechter behoefte aan voorlichting door een deskundige.
6.37.
De kantonrechter wenst de volgende vragen aan een deskundige voor te leggen:
- wat is de oorzaak van de lekkage bij de lichtstraat?
- hoe kan deze lekkage worden verholpen en wat zijn de kosten daarvan?
- heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
alvorens een of meerdere deskundigen te benoemen
6.38.
Voordat de kantonrechter bij opvolgend tussenvonnis tot de benoeming van een of meerdere deskundigen zal overgaan, zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over dit voornemen en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Als partijen zich daarbij uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij aan te geven over de benoeming van welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen welke deskundige(n) zij gemotiveerd bezwaar hebben. Daarbij geeft de kantonrechter partijen in overweging om in gezamenlijk overleg tot een eensluidend voorstel te komen.
6.39.
Ten aanzien van de kosten geldt dat in beginsel [gedaagden] met betaling van het door de deskundige te begroten voorschot moet worden belast, aangezien zij ingevolge het bepaalde in artikel 150 Rv de bewijslast hebben.
6.40.
Ten slotte geeft de kantonrechter partijen nog mee dat het hen uiteraard vrij staat om, mede in aanmerking genomen de nodige kosten, tijd en energie die gemoeid zijn met het inschakelen van een of meer deskundigen, in onderling overleg tot beëindiging van de nog resterende geschilpunten te komen, anders dan door middel van een deskundigenbericht.
de meldcodes
6.41.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] ter zitting heeft toegezegd dat hij de factuur van het isolatieglas met de meldcode voor [gedaagden] zal uitdraaien. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiser] zich aan deze toezegging houdt, zodat dit geschilpunt is opgelost en dit deel van de vordering bij gebrek aan belang zal worden afgewezen.
6.42.
[gedaagden] stellen dat zij zonder een factuur met daarop de meldcodes van het isolatiemateriaal geen subsidie kunnen aanvragen en dat [eiser] op grond van de aanneemovereenkomst is gehouden om de facturen met daarop de meldcodes af te geven.
De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat deze verplichting niet blijkt uit de aanneemovereenkomst. Hierin is dan ook geen grondslag te vinden voor toewijzing van dit deel van de vordering.
6.43.
Verder kan de kantonrechter het standpunt van [gedaagden] dat [eiser] onrechtmatig handelt door de facturen met de meldcodes achter te houden niet volgen. Uit de door [gedaagden] overgelegde informatie over het aanvragen van een subsidie noch anderszins blijkt namelijk dat de meldcode op de factuur moet zijn vermeld. Verder weegt mee dat [eiser] onweersproken ter zitting heeft gesteld dat het een behoorlijk uitzoekwerk is om de meldcodes te achterhalen omdat er sprake is van een samengesteld pakket van verschillende isolatiematerialen. Onder die omstandigheden is onrechtmatig handelen niet aan de orde.
tussenconclusie
6.44.
De zaak zal worden verwezen naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voornemen om deskundige(n) te benoemen en de aan deze te stellen vragen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 4.334,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 558,47 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot de dag van betaling;
7.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
7.6.
verwijst de zaak naar de openbare civiele terechtzitting (rolzitting) van 13 maart 2024 om 09.30 uur voor akte uitlating partijen zoals bedoeld in overwegingen 6.38;
7.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter