In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, hierna te noemen Woonwaard. De huurder heeft een vordering ingesteld tegen Woonwaard, waarin hij betwist dat de huurprijs per 1 juli 2023 verhoogd mocht worden naar € 334,52 per maand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder niet ter zitting is verschenen, wat leidt tot de conclusie dat hij het standpunt van Woonwaard niet meer betwist. Hierdoor heeft de kantonrechter de huurprijsverhoging als redelijk beoordeeld en de vordering van de huurder afgewezen wegens het ontbreken van belang.
De kantonrechter heeft ook de huurachterstand van de huurder vanaf 1 juli 2019 tot en met 31 december 2023 toegewezen, omdat Woonwaard voldoende bewijs heeft geleverd van de achterstallige betalingen. De huurder heeft niet betwist dat hij niet het volledige bedrag aan huur heeft betaald. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten, die voor Woonwaard zijn vastgesteld op € 405,00. De tegenvordering van Woonwaard voor de huurachterstand na februari 2024 is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de huurder de huur na deze datum niet volledig heeft betaald.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige bezwaren tegen huurverhogingen en de gevolgen van het niet verschijnen op zittingen. De kantonrechter heeft de huurprijs per 1 juli 2023 vastgesteld op € 334,52 per maand, inclusief servicekosten, en de huurder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de achterstallige huur.