ECLI:NL:RBNHO:2024:2661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10562193 \ CV EXPL 23-3749
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een opzeggingsbeding in algemene voorwaarden van Basic-Fit en sanctie voor schending van de informatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Basic-Fit Nederland B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het opzeggingsbeding in artikel 5 sub g van de algemene voorwaarden van Basic-Fit oneerlijk is en heeft dit beding vernietigd. Dit beding stelde Basic-Fit in staat om de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen bij enige tekortkoming van de consument, wat de rechtbank als onredelijk bezwarend heeft aangemerkt. Hierdoor kon Basic-Fit de betaling van resterende termijnen over een bepaalde periode niet vorderen, omdat het beding niet rechtsgeldig was.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat Basic-Fit de contractuele informatieplicht heeft geschonden, wat leidt tot een sanctie. De kantonrechter heeft besloten om 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom te vernietigen, wat resulteert in een toewijsbare hoofdsom van € 119,94. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat het beding hierover ook als onredelijk bezwarend werd beschouwd. De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 75,69, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van Basic-Fit toegewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om hun algemene voorwaarden in overeenstemming te brengen met de wettelijke vereisten en de bescherming van consumentenrechten. De rechtbank heeft ook de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en Europese regelgeving in overweging genomen bij het nemen van haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10562193 \ CV EXPL 23-3749
Uitspraakdatum: 13 maart 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Basic-Fit Nederland B.V., handelend onder de naam
Basic-Fit Hoofddorp Toolenburg
gevestigd te Hoofddorp
de eisende partij
verder te noemen: Basic-Fit
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 20 december 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter Basic-Fit in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten, hetgeen zij bij akte van 17 januari 2024 heeft gedaan.

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
Opzeggingsbeding: artikel 5 sub g algemene voorwaarden
2.1.
Op grond van artikel 5 sub g van de algemene voorwaarden kan Basic-Fit de overeenkomst met directe ingang beëindigen, indien de gedaagde partij niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, terwijl deze wel alle lidmaatschapsgelden voor de resterende looptijd van de overeenkomst verschuldigd is. De kantonrechter blijft bij het oordeel in het tussenvonnis dat dit beding oneerlijk is (r.o. 2.15 van het tussenvonnis) en gaat voorbij aan het betoog van Basic-Fit in de akte dat dat niet zo is. Basic-Fit heeft gesteld dat zij in dit geval de overeenkomst niet direct heeft beëindigd maar pas tegen het einde van de contractsdatum (22 november 2022) en dat het lid tot dat moment gebruik mocht maken van de faciliteiten van Basic-Fit, op de voorwaarde dat de betalingsachterstand was voldaan. Dit doet echter niet af aan de oneerlijkheid, omdat Basic-Fit op grond van het beding wel mag overgaan tot onmiddellijke beëindiging bij enige tekortkoming van de consument. De kantonrechter vernietigt daarom dit beding voor zover dat ziet op de beëindiging van de overeenkomst.
2.2.
Als gevolg van de vernietiging van artikel 5 sub g van de algemene voorwaarden kan Basic-Fit niet op die grond de betaling van de resterende termijnen over de periode 28 juni 2022 tot 22 november 2022 vorderen. Dit leidt ertoe dat Basic-Fit de betaling van die termijnen ook niet op een andere rechtsgrond kan vorderen. Daarbij weegt ook mee dat Basic-Fit gedurende die periode haar eigen verplichtingen heeft opgeschort. Dat deel van de vordering zal dus worden afgewezen. De gevorderde achterstallige maandtermijnen tot 28 juni 2022 zijn in beginsel wel toewijsbaar.
Wat is toewijsbaar?
2.3.
De kosten van het abonnement bedragen € 19,99 per maand. De overeenkomst is ingegaan op 22 november 2021, vier weken na de inschrijving vanwege een bonus over die periode. De gedaagde partij is de kosten voor het lidmaatschap verschuldigd tot en met 28 juni 2022. Dit betekent dat de gedaagde partij acht maanden gebruik heeft kunnen maken van de faciliteiten van Basic-Fit. De toewijsbare hoofdsom bedraagt dan 8 x € 19,99 = € 159,92. Vanwege de schending van artikel 6:230v lid 7 BW zoals die is vastgesteld in het tussenvonnis zal de kantonrechter daarop echter een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.4.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.5.
In deze zaak heeft Basic-Fit de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Gelet hierop wordt 25% op de hoofdsom in mindering gebracht en is een bedrag van € 119,94 (€ 159,92 x 0,75) toewijsbaar.
Incassokosten: artikel 5 sub g algemene voorwaarden
2.6.
Basic-Fit stelt dat artikel 5 sub g van de algemene voorwaarden geen oneerlijk beding is, omdat in het beding duidelijk naar voren komt welke kosten de gedaagde partij verschuldigd is bij niet nakoming van de overeenkomst. Daarnaast zijn de incassokosten pas verschuldigd na een kosteloze ingebrekestelling, waardoor duidelijk naar voren komt dat de gedaagde partij eerst kosteloos wordt aangemaand. Voor de hoogte van de incassokosten wordt aansluiting gezocht bij de wet, aldus Basic-Fit.
2.7.
De kantonrechter blijft van oordeel dat artikel 5 sub g van de algemene voorwaarden een oneerlijk beding is, omdat dit niet voldoet aan de wettelijke regeling van artikel 6:96 lid 6 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW is een consument pas incassokosten verschuldigd als hij na het intreden van verzuim vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen. Op grond van het beding kunnen echter direct na het intreden van verzuim incassokosten in rekening worden gebracht zonder dat eerst nog een veertiendagenbrief wordt verstuurd. Dat is in strijd met de wet. Dat er vóór het intreden van verzuim een kosteloze ingebrekestelling wordt gestuurd, zoals Basic-Fit stelt, maakt dat niet anders. Voor wat betreft de hoogte van de incassokosten stelt Basic-Fit dat aansluiting wordt gezocht bij de wet. Dat staat echter niet in het beding en volgt daar ook niet uit. Op grond van het beding kunnen onbeperkt incassokosten voor rekening van de gedaagde partij worden gebracht. Dat is in strijd met het Besluit waarin die kosten beperkt zijn tot de daarin opgenomen tarieven. Al met al is het beding onredelijk bezwarend ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten. Daarom vernietigt de kantonrechter artikel 5 sub g van de algemene voorwaarden, voor zover dat ziet op buitengerechtelijke incassokosten. Dit heeft tot gevolg dat de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen.
Rente
2.8.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat Basic-Fit die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Subsidiaire vordering
2.9.
Subsidiair vordert Basic-Fit en bedrag aan schadevergoeding en doet zij een beroep op ontbinding. Nu de overeenkomst al door Basic-Fit zelf is opgezegd kan deze echter niet meer worden ontbonden. De kantonrechter zal de subsidiaire vordering daarom afwijzen.
Conclusie
2.10.
De gedaagde partij heeft een bedrag van € 44,25 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van
€ 75,69(€ 119,94 - € 44,25) zal worden toegewezen.
2.11.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de te nemen akte blijven echter voor rekening van Basic-Fit, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan Basic-Fit van € 75,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Basic-Fit tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 40,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter