In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 februari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige was uit huis geplaatst nadat hij met ernstig letsel door zijn ouders naar het ziekenhuis was gebracht. In het ziekenhuis werd vastgesteld dat het letsel zeer waarschijnlijk toegebracht was en niet accidenteel. De rechtbank uitte grote zorgen over de thuissituatie van de minderjarige, vooral gezien de matige verstandelijke beperking van de moeder, wat haar opvoedvaardigheden in twijfel trok. De ouders hebben deelgenomen aan een intensief traject van ouderschapsbeoordeling en gezinsdiagnostiek, maar de eerste fase werd als onvoldoende beoordeeld. De gecertificeerde instelling (GI) heeft geconcludeerd dat het perspectief van de minderjarige niet meer bij de ouders ligt en heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van een jaar, tot 23 januari 2025. De rechtbank oordeelde dat de ouders niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn een veilige opvoedomgeving te bieden, gezien de ernst van de situatie en de ontwikkeling van de minderjarige in het pleeggezin.