ECLI:NL:RBNHO:2024:2629

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
344309
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op financieringsvoorbehoud bij koop woning en ontbinding koopovereenkomst

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over de ontbinding van een koopovereenkomst voor een woning. De eisers, [eisers], hebben de gedaagden, [gedaagden], aangesproken op de contractuele boete van € 60.500,- omdat zij volgens hen niet tijdig en deugdelijk een beroep hebben gedaan op het financieringsvoorbehoud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden tijdig een geldig beroep hebben gedaan op het financieringsvoorbehoud, waardoor de koopovereenkomst is ontbonden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden voldaan hebben aan de vereisten van goed documenteren en inspanningsverplichting, zoals vastgelegd in de koopovereenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 3.907,-. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste documentatie en inspanning bij het inroepen van een financieringsvoorbehoud in een koopovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/344309 / HA ZA 23-527
Vonnis van 28 februari 2024 bij vervroeging
in de zaak van

1.[eiser 1],2. [eiser 2],

beiden wonende te [plaats 1],
eisers,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. B.P.C. de Jong te ’s-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2],
gedaagden,
hierna ieder afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. H.C. Koetzier te Heemskerk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 19 februari 2024, waarbij aan de zijde van [eisers] spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij overeenkomst van 19 mei 2022 hebben [gedaagden] de woning van [eisers] aan de [adres] ([postcode]) te [plaats 1] gekocht voor een koopsom van € 605.000,-, onder voorbehoud van financiering.
2.2.
[eisers] zijn bij de verkoop van de woning bijgestaan door Kroon Makelaars (hierna: de makelaar).
2.3.
De overeenkomst is vastgelegd in een model koopovereenkomst voor een bestaande eengezinswoning van NVM (model 2021) (hierna: de koopovereenkomst). In de koopovereenkomst zijn, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
artikel 15 Ontbindende voorwaarden
15.1.
Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
a. op27-06-2022koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van€ 185.000,- + € 420.000,- overbrugginggeen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen, zulks tegen geen hogere bruto jaarlast danX, of een rentepercentage niet hoger danX, bij de volgende hypotheekvorm:door koper nader te bepalen.(…)
15.3.
Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde financiering en/of Nationale Hypotheek Garantie en/of toezegging(en) en/of andere zaken te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept, dient er zorg voor te dragen dat de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen, uiterlijk op de eerste werkdag na de datum waarvan in de betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen.
Deze mededeling dient schriftelijk en goed gedocumenteerd via gangbare communicatiemiddelen te geschieden. Indien koper de ontbinding wenst in te roepen als gevolg van het (tijdig) ontbreken van een financiering als bedoeld in artikel 15.1 onder sub a. wordt, tenzij partijen anders overeenkomen, onder ‘goed gedocumenteerd’ verstaan dat één afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan verkoper of diens makelaar dient te worden overgelegd.In aanvulling hierop/In afwijking hiervan komen partijen overeen dat koper de/het volgende stuk(ken) dient over te leggen om te voldoen aan het vereiste van ‘goed gedocumenteerd’:de mededeling vergezeld met bewijsstukken dat koper bij minstens een geldverstrekkende instelling een offerte heeft aangevraagd of heeft laten aanvragen en dat geen van die aanvraag tot het gewenste resultaat heeft geleid. Indien de mededeling niet “goed gedocumenteerd” is, behoeft verkoper geen genoegen te nemen met ontbinding. (…)”
2.4.
Op verzoek van [gedaagden] is de termijn voor het financieringsvoorbehoud verlengd tot en met 12 juli 2022.
2.5.
Op 8 juli 2022 hebben [gedaagden] per e-mail aan de makelaar geschreven dat zij de financiering niet rond krijgen, met bijgevoegd een brief van de Rabobank, gericht aan [gedaagde 1]. Deze brief dateert van 7 juli 2022, heeft als onderwerp ‘Afwijzing financiering’ en bevat de alinea:
“Zoals telefonisch toegelicht moet ik u hierbij mededelen dat wij u helaas geen financiering kunnen verstrekken ter hoogte van € 185.000,- op basis van uw inkomsten”.
2.6.
In een e-mail van 11 juli 2022 heeft de makelaar aan [gedaagden] een nadere onderbouwing gevraagd van de afwijzing, met verwijzing naar artikel 15.3 van de koopovereenkomst.
2.7.
Op 12 juli 2022 om 09.26 uur heeft de financieel adviseur van de Rabobank in een e-mail aan [gedaagde 1], met kopie aan de makelaar, de volgende toelichting gegeven:
“De documenten die ik van jou heb ontvangen zijn compleet.
De afwijzing heeft niets te maken van met onwil vanuit jullie kant, ook niet met de waarde
van de woning(en) maar op basis van de inkomsten heb ik jullie aanvraag moeten afwijzen.
Ik heb jullie aanvraag voorgelegd bij collega’s welke ook helaas geen manier zagen dit wel te financieren. Zoals ik eerder aangaf had ik, voor jullie, graag anders gezien maar kan ik geen financiering verstrekken.”
2.8.
Op 12 juli 2022 om 13.05 uur heeft de makelaar aan [gedaagden] per e-mail geantwoord:
“Wij hebben onderstaande e-mail in goede orde ontvangen. Echter kan verkopende partij geen beeld vormen of koper heeft voldaan aan zijn verplichtingen zoals omschreven in artikel 15.3 van de koopakte en kan de koop dus niet worden ontbonden en zij partijen dus gebonden aan de gesloten overeenkomst. Voor ontbinding is het onderstaande onderbouwend materiaal nodig waaruit blijkt dat er is voldaan aan de verplichtingen van koper.
- kopie offerte aanvraag hypotheek
- de aangeleverde gegevens (inkomensgegevens, taxatierapport e.d.) voor de aanvraag.
Wij willen u erop wijzen dat de ontbindende voorwaarden vandaag verlopen en dat wij het hierboven genoemde z.s.m. ontvangen.”
2.9.
Op 12 juli 2022 om 16.16 uur hebben [gedaagden] per e-mail aan de makelaar een nadere toelichting doorgestuurd, opgesteld door de Rabobank. De toelichting luidt:
“Allereerst de kopie offerte aanvraag hypotheek; wij zijn niet tot een hypotheekofferte gekomen omdat dit een bindend aanbod zou zijn. Wij brengen pas een offerte uit wanneer alle onderliggende documenten juist zijn en de financiering haalbaar is.
In jullie geval is de financiering niet haalbaar.
In één van de eerdere gesprekken hebben wij gerekend met jullie inkomen en lasten welke
gecorrigeerd moeten worden. Op basis van deze gegevens zouden wij uitkomen op een maximale hypotheek van €185.000,--. Dit zou ook passend zijn bij de woning omdat er ook een overbrugging verstrekt kan worden. De onderliggende documenten hiervoor wijken hiervoor niet of nauwelijks af van de gegevens waarbij wij mee hebben gerekend tijdens ons eerste gesprek.
Waar we echter in ons eerste gesprek niet van uit zijn gegaan is dat de hypotheek van €89.000,-- niet in box 1 maar box 3 valt. Hierdoor is het maximaal te lenen bedrag aanzienlijk lager en kan ik geen financiering verstrekken voor de aankoop van de woning in [plaats 1].”
2.10.
Op 15 juli 2022 hebben [gedaagden] een e-mail naar de makelaar gestuurd met als bijlagen de stukken die zijn beoordeeld door de Rabobank, waaronder een salarisstrook, een leningovereenkomst en een bewijs dat de hypothecaire geldlening van €89.000 in box 3 valt.
2.11.
Op 20 juli 2022 heeft de makelaar hierop bedankt voor de inzage in de stukken en geantwoord dat [eisers] nog één aanvullend verzoek hebben, inhoudende dat [gedaagden] een hypotheekgesprek hebben met De Hypotheker om de haalbaarheid van de financiering te beoordelen, omdat “
elke bank net even anders naar bijvoorbeeld het inkomen of de verstrekking van een overbruggingshypotheek[kijkt]”. [gedaagden] waren daartoe bereid en er heeft een adviesgesprek met De Hypotheker plaatsgevonden. Dit heeft niet geleid tot een financiering.
2.12.
Per e-mail van 4 augustus 2022 heeft de makelaar vervolgens aan [gedaagden] onder verwijzing naar de inspanningsverplichting uit de koopovereenkomst de aangiftes inkomensbelasting van de afgelopen drie jaar van [gedaagden] opgevraagd. Laatstgenoemden hebben die niet verstrekt.
2.13.
Bij brief van 19 augustus 2022 heeft Anker Rechtshulp, namens [eisers], aan [gedaagden] geschreven dat het financieringsvoorbehoud niet tijdig en deugdelijk is ingeroepen en [gedaagden] in gebreke gesteld voor het niet nakomen van de koopovereenkomst.
2.14.
In daaropvolgende correspondentie heeft de advocaat van [gedaagden] zich op het standpunt gesteld dat het beroep op het financieringsvoorbehoud terecht is gedaan. Bij brief van 23 september 2022 is vervolgens namens [eisers] aan [gedaagden] bericht dat de koopovereenkomst door verkopers is ontbonden en verzocht om betaling van de contractuele boete van € 60.500,-.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 60.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2022 en de proceskosten. Zij leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagden] de contractuele boete van 10% van de koopsom zijn verschuldigd, omdat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagden] [eisers] stellen dat het beroep van [gedaagden] op het financieringsvoorbehoud niet is geslaagd en de koopovereenkomst daarom niet is ontbonden en evenmin is nagekomen.
3.2.
[gedaagden] betwisten de vordering van [eisers] en concluderen tot afwijzing hiervan. [gedaagden] vorderen [eisers] te veroordelen in de proceskosten, die volgens hen dienen te worden vastgesteld op viermaal het forfaitaire tarief. Zij stellen dat [eisers] niet hebben voldaan aan hun substantiëringsplicht, waardoor [gedaagden] extra kosten en tijd aan deze procedure hebben moeten besteden.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat in de dagvaarding niet aan de substantiëringsplicht is voldaan en dat [eisers] daarom op voorhand niet ontvankelijk moeten worden verklaard dan wel dat hun vorderingen moeten worden afgewezen.
[eisers] hebben in de dagvaarding nagelaten inhoudelijk te reageren op de bekende verweren van [gedaagden] Op grond van artikel 111 lid 3 Wetboek van Rechtsvordering is dit echter ook niet verplicht. Alhoewel het voor de hand ligt dit wel te doen omdat het ten goede komt aan een goede procesgang, is onvoldoende gebleken dat [gedaagden] door de afwezigheid ervan in de dagvaarding in hun verdediging zijn benadeeld. De rechtbank zal hier dan ook geen gevolgen aan verbinden.
4.2.
De kern van het geschil ziet op de vraag of [gedaagden] tijdig en op de juiste wijze – goed gedocumenteerd – een beroep hebben gedaan op het financieringsvoorbehoud, zoals overeengekomen in artikel 15 van de koopovereenkomst.
4.3.
[eisers] stellen dat [gedaagden] het financieringsvoorbehoud niet tijdig en niet goed gedocumenteerd hebben ingeroepen, zodat zij gehouden waren de koopovereenkomst na te komen. Volgens [eisers] zijn de op 15 juli 2022 ontvangen stukken zowel te laat als incompleet. Ook konden [eisers] zich op basis van die stukken geen beeld vormen of terecht een beroep is gedaan op het financieringsvoorbehoud en of [gedaagden] zich voldoende hebben ingespannen teneinde de benodigde financiering te verkrijgen.
4.4.
[gedaagden] voeren aan dat hun beroep op het financieringsvoorbehoud is geslaagd, met als gevolg dat de koopovereenkomst is ontbonden. [gedaagden] menen dat met de e-mail van 8 juli 2022 en de bijgevoegde brief van de Rabobank is voldaan aan de voorwaarden van artikel 15 van de koopovereenkomst. Vervolgens hebben [gedaagden] op 12 juli 2022 twee emails gestuurd naar de makelaar met een nadere toelichting van de Rabobank. Dit was door de verlenging van het financieringsvoorbehoud tijdig en, gelet op de tekst van artikel 15, voldoende voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud, aldus [gedaagden] betwisten dat zij niet hebben voldaan aan hun inspanningsplicht.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] tijdig een geldig beroep hebben gedaan op het financieringsvoorbehoud. De koopovereenkomst is daarmee ontbonden en [gedaagden] zijn geen contractuele boete verschuldigd. De vorderingen van [eisers] zullen daarom worden afgewezen. De rechtbank licht haar beslissing als volgt toe.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat met de e-mail van 8 juli 2022 [gedaagden] een beroep hebben gedaan op het financieringsvoorbehoud teneinde de koopovereenkomst te ontbinden. Vast staat ook dat de Rabobank, een erkende geldverstrekkende instantie als bedoeld in de koopovereenkomst, de aanvraag voor een hypothecaire lening van € 185.000,- heeft afgewezen, omdat de gevraagde financiering niet haalbaar was op het inkomen van [gedaagde 1].
4.7.
Het gaat in dit geschil om de vraag of het beroep op het financieringsvoorbehoud voldoet aan de eis dat het inroepen ervan goed gedocumenteerd moet gebeuren en of [gedaagden] zich voldoende hebben ingespannen de benodigde financiering te verkrijgen.
[gedaagden] hebben voldaan aan het vereiste ‘goed gedocumenteerd’
4.8.
Partijen zijn overeengekomen dat onder ‘goed gedocumenteerd’ wordt verstaan – in aanvulling op de bepaling dat één afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan verkoper of diens makelaar dient te worden overgelegd – ‘
de mededeling vergezeld met bewijsstukken dat koper bij minstens een geldverstrekkende instelling een offerte heeft aangevraagd of heeft laten aanvragen en dat geen van die aanvraag tot het gewenste resultaat heeft geleid’(zie 2.3).
4.9.
De ratio van de documentatieplicht is, zoals [eisers] zelf ook stellen, dat de verkoper moet kunnen beoordelen of de koper terecht en niet te lichtvaardig een beroep op het financieringsvoorbehoud doet. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de e-mails van 8 en 12 juli 2022 [eisers] dit voldoende konden nagaan. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn voor het financieringsvoorbehoud is verlengd tot en met 12 juli 2022. Dat volgt ook uit de stukken: in de e-mail van die datum van 13.05 uur heeft de makelaar dat bevestigd:
Wij willen u erop wijzen dat de ontbindende voorwaarden vandaag verlopen(zie 2.8)
.Het feit dat, onverplicht, aanvullende stukken zijn verstrekt drie dagen na 12 juli 2022 doet niet af aan de tijdigheid. De stukken die op 12 juli 2022 zijn verstrekt volstonden namelijk naar de letter van het overgekomen voorbehoud: de mededeling was vergezeld van bewijsstukken dat kopers bij minstens één geldverstrekkende instelling een offerte hebben aangevraagd en dat die aanvraag niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Als verkopers ook die onderliggende stukken al uiterlijk 12 juli 2022 hadden willen hebben, dan hadden zij dat met zoveel woorden in de koopovereenkomst kunnen opnemen, hetgeen zij hebben nagelaten. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de stukken van 15 juli 2022 een nadere validatie opleveren van de eerdere bewijsstukken; de aangeleverde documenten waren compleet om een kredietbeoordeling te maken en die is negatief uitgevallen.
4.10.
Op 12 juli 2022 beschikten [eisers] over de verklaring van de Rabobank dat de ontvangen documenten compleet waren, de afwijzing niets te maken heeft met onwil van [gedaagden], maar dat de leencapaciteit lager is vanwege een lening die fiscaal in box 3 valt in plaats van in box 1. Ten aanzien van het ontbreken van de hypotheekofferte is door de Rabobank toegelicht dat zij een andere werkwijze hanteert. Anders dan [eisers] stellen, staat het ontbreken van deze offerte, gelet op de tekst van de koopovereenkomst en mede gelet op die toelichting, niet in de weg aan een geldig beroep op het financieringsvoorbehoud.
4.11.
Ten overvloede hebben [eisers] op 15 juli 2022 de stukken ontvangen die de Rabobank heeft betrokken bij de beoordeling van de financieringsaanvraag. Op 20 juli 2022 heeft de makelaar hierop gereageerd met ‘
één aanvullend verzoek’, namelijk om met een hypotheekadviseur van De Hypotheker in gesprek te gaan. In deze e-mail heeft de makelaar zich niet op het standpunt gesteld dat de meegestuurde stukken nog altijd onvoldoende onderbouwing zouden opleveren. Dat de makelaar op 4 augustus 2022 [gedaagden] heeft verzocht ook nog hun aangiftes inkomstenbelasting te delen en dat [gedaagden] aan dat verzoek niet hebben voldaan, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af, omdat [gedaagden] daartoe, wederom gelet op de zelfgekozen bewoordingen in artikel 15 lid 3 van de koopovereenkomst, niet waren gehouden.
[gedaagden] hebben voldaan aan hun inspanningsverplichting
4.12.
Het betoog van [eisers] dat [gedaagden] niet hebben voldaan aan de inspanningsverplichting, zoals opgenomen in artikel 15.3 van de koopovereenkomst, slaagt evenmin.
4.13.
Dat [gedaagden] al dan niet bewust een incomplete aanvraag hebben gedaan, zoals [eisers] hiertoe stellen, is geenszins komen vast te staan; integendeel: de Rabobank heeft bericht dat de ontvangen documenten compleet waren. Pas ter zitting hebben [eisers] – zonder onderbouwing van die stelling – naar voren gebracht dat het inkomen van [gedaagde 2] ten onrechte niet is betrokken bij de aanvraag. De rechtbank passeert die stelling. [gedaagde 2] heeft in reactie daarop ter zitting namelijk onweersproken gesteld dat zij ten tijde van de hypotheekaanvraag geen inkomen genoot. Haar kookstudio leverde haar niets op, omdat zij deze werkzaamheden heeft gestaakt in verband met de gevolgen van de Covid-19 pandemie en de economische gevolgen van de oorlog in Oekraïne; de vraag naar haar activiteiten was weggevallen. Vanaf de zomer van 2022, pas na het beroep op het financieringsvoorbehoud, is zij ingevallen als apothekersassistente, bij de apotheek waar zij nu weliswaar in loondienst is, maar nog altijd geen vast contract heeft.
4.14.
Ook voor het eerst ter zitting is het standpunt ingenomen dat de aanvraag incompleet was, omdat deze alleen ziet op een financiering van € 185.000,-, en niet ook op een overbrugging van € 420.000,-. De rechtbank volgt ook deze redenering niet. Uit de stukken blijkt dat de aanvraag al strandt op de extra benodigde financiering van € 185.000,-. Zoals [gedaagden] terecht hebben aangevoerd heeft een verdere beoordeling bij die stand van zaken geen toegevoegde waarde, omdat één van de twee vereiste componenten voor de financiering van de woning niet haalbaar was gebleken.
4.15.
Ten aanzien van het hypotheekgesprek dat heeft plaatsgevonden met De Hypotheker hebben beide partijen een verschillende lezing. [gedaagden] hebben in de conclusie van antwoord gesteld dat De Hypotheker naar aanleiding van de lening die fiscaal in box 3 viel zijn twijfels heeft geuit over de haalbaarheid van de financiering en dat zij daarna niets meer van De Hypotheker hebben gehoord. Ter zitting hebben [eisers] verklaard dat De Hypotheker geen zaken wilde doen met [gedaagden], omdat [gedaagde 1] zich in dat gesprek zeer raar heeft opgesteld. [gedaagde 1] heeft dat op zitting weersproken. Deze stelling over de houding van [gedaagde 1] bij De Hypotheker hebben [eisers] niet onderbouwd met bijvoorbeeld een verklaring van een medewerker van De Hypotheker en ook in de dagvaarding ontbreekt stellingname over het gesprek dat heeft plaatsgevonden bij De Hypotheker. Wat daar verder ook van zij, [gedaagden] waren op grond van de koopovereenkomst niet verplicht tot het aangaan van dit gesprek met de Hypotheker. Zoals hierboven is geoordeeld was op 12 juli 2022 reeds een geslaagd beroep op het financieringsvoorbehoud gedaan, met de afwijzing van de Rabobank.
4.16.
Tot slot overweegt de rechtbank dat ook het eerst ter zitting geuite argument dat [gedaagden] nu, ruim anderhalf jaar later, wel geslaagd zijn in de aankoop van een – zelfs nog duurder – huis geen hout snijdt. [gedaagden] hebben onweersproken aangevoerd dat zij inmiddels hun eigen woning hadden verkocht voor aankoop van de nieuwe woning, dat [gedaagde 1] van zijn werkgever Tata Steel bonussen had gekregen, waarmee hij de lening die fiscaal in box 3 valt aanzienlijk heeft kunnen terugbrengen, en dat [gedaagde 2] inmiddels inkomen heeft dat mee kon tellen voor de benodigde financiering. Al die omstandigheden deden zich niet voor op 12 juli 2022.
proceskosten
4.17.
[eisers] worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de evt. verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.907,00
4.18.
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen overwogen onder 4.1, geen aanleiding de proceskosten vast te stellen op viermaal het forfaitaire tarief.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagden], begroot op € 3.907,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.