ECLI:NL:RBNHO:2024:2624

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
C/15/348694 / JU RK 24-194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 29 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, wat aanleiding geeft tot ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregel, evenals om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. De ouders van de minderjarige hebben ter zitting afstand gedaan van hun recht op kosteloze rechtsbijstand en hebben ingestemd met de verzochte maatregelen. De minderjarige heeft in het verleden veel nare ervaringen meegemaakt, waaronder mishandelingen van zijn moeder en problemen met drugsgebruik. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen verbetering zichtbaar in zijn situatie, wat de zorgen van de Raad en de kinderrechter vergroot. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, en dat de huidige vrijwillige plaatsing in een jeugdhulpinstelling niet voldoende is om de risico's te mitigeren. De kinderrechter heeft daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, met als doel de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/348694 / JU RK 24-194 (ondertoezichtstelling) en C/15/349692 / JU RK 24-341 (uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] te Spanje,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad, betrekking hebbende op de ondertoezichtstelling, binnengekomen bij de rechtbank op 1 februari 2024;
  • het e-mailbericht, met bijlage, van De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI), binnengekomen bij de rechtbank op 28 februari 2024;
  • het verzoekschrift, met bijlagen, eveneens van de Raad, betrekking hebbende op de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, binnengekomen bij de griffie op 1 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- de Raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
1.3.
Tevens was als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening over de gedane verzoeken gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover twee gesprekken met de kinderrechter gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren
.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd. Het huwelijk van de ouders is op [datum] door echtscheiding ontbonden.
2.2.
[de minderjarige] en de vader zijn niet biologisch verwant. [de minderjarige] is door de vader erkend.
2.3.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
[de minderjarige] verblijft sinds 8 februari 2024 in het vrijwillige kader in [verblijfplaats] (hierna te noemen: [verblijfplaats] ).

3.De verzoeken

3.1.
De Raad heeft verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter zitting heeft de Raad mondeling eveneens verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van zes maanden, eveneens met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De rechtbank heeft aangegeven het mondelinge verzoek als een verzoek om een spoedmachtiging uithuisplaatsing te zien voor verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welk verzoek een maximale duur kent van drie maanden. De Raad heeft daarmee ingestemd. Conform afspraak heeft de Raad het verzoek spoedmachtiging uithuisplaatsing op 1 maart 2024 op schrift gesteld en ingediend.
Ondertoezichtstelling
3.2.
Als onderbouwing van de verzoeken is namens de Raad het volgende gesteld. In het verleden heeft [de minderjarige] veel nare gebeurtenissen en wisselingen in zijn leven meegemaakt. Zo heeft [de minderjarige] op verschillende scholen gezeten en heeft hij op veel adressen gewoond. Ook is [de minderjarige] getuige geweest van de mishandelingen van zijn moeder door haar ex-partner. Verder werd al op jonge leeftijd op school gezien dat [de minderjarige] snel afgeleid was en overal aanzat. Als gevolg van zijn gedrag heeft hij op school afwijzingen meegemaakt. De ouders hebben hiervoor vrij snel hulp gezocht. Sindsdien is veel verschillende hulpverlening ingezet. [de minderjarige] en zijn ouders kennen dan ook een leven vol met begeleiding en hulpverlening. Helaas heeft dit er niet voor gezorgd dat het zelfvertrouwen van [de minderjarige] is gegroeid en zijn onzekerheid is afgenomen. Ondanks de goede wil van [de minderjarige] en zijn ouders lijken zij nog geen manier te hebben gevonden om elkaar goed te lezen, te begrijpen en aan te voelen wat nodig is. Gezien wordt dat [de minderjarige] erg met zichzelf in de knoop zit en niet te bereiken is door zijn ouders en zijn omgeving. [de minderjarige] heeft geen goed beeld van zichzelf en heeft weinig vertrouwen in anderen. [de minderjarige] wordt gezien als een onzekere jongen. Vanuit zijn onzekerheid neemt hij een houding aan. Het lijkt dan alsof niets hem kan schelen.
3.3.
De Raad maakt zich voornamelijk zorgen over de mentale gezondheid van [de minderjarige] . Hij heeft een periode veel van school verzuimd, als gevolg waarvan er een proces-verbaal van leerplicht tegen hem is opgemaakt. Daarnaast zijn er al langer zorgen over zijn drugsgebruik. Ondanks dat [de minderjarige] een traject bij Yes We Can Clinics (hierna te noemen: YWCC) heeft afgerond, is hij snel teruggevallen in zijn drugsgebruik. Hij lijkt drugs nodig te hebben om zijn depressieve en stressgedachten de kop in te drukken. [de minderjarige] gebruikt softdrugs en het is de Raad onbekend of [de minderjarige] ook (opnieuw) harddrugs gebruikt. Als dit het geval is, dan zijn de zorgen nog groter. Drugsgebruik kan zijn hersenen een daarmee zijn verdere ontwikkeling permanent beschadigen. [de minderjarige] lijkt zijn drugsgebruik te bagatelliseren en te normaliseren door aan te geven dat iedereen van zijn leeftijd blowt.
3.4.
De Raad geeft aan dat de zorgen over [de minderjarige] toenemen. Hij houdt zich niet aan de afspraken door ’s nachts dronken thuis te komen en door niet naar Turn-Over te gaan. Hij is ontslagen bij zijn bijbaantje en er verdwijnen spullen uit huis, waarbij het vermoeden is dat hij deze spullen verkoopt om aan geld te komen voor drugs. De ouders geven aan dat hun veiligheid en die van de andere kinderen in het gezin in het geding komt. Tot slot maakt de Raad zich zorgen over [de minderjarige] veiligheid op straat. Ondanks de vrijwillige plaatsing in het [verblijfplaats] wordt er (nog) geen verandering in zijn risicogedrag waargenomen. Zo heeft [de minderjarige] onlangs aan een trein gehangen, waarna hij ten val is gekomen. Ook is [de minderjarige] onder invloed van alcohol bij het [verblijfplaats] verschenen.
Uithuisplaatsing
3.5.
De Raad heeft verzocht voor [de minderjarige] , in het belang van zijn verzorging en opvoeding, een spoedmachtiging af te geven voor een uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. Daarvoor is naar het oordeel van de Raad redengevend dat [de minderjarige] sinds 8 februari 2024 middels een vrijwillige plaatsing in het [verblijfplaats] verblijft. De huidige plaatsing is bedoeld als een time-out, nu [de minderjarige] momenteel niet bij de ouders kan wonen en een machtiging is vereist, indien het verzoek tot een ondertoezichtstelling wordt toegewezen en [de minderjarige] nog niet terug naar huis kan. Het is thans nog onbekend wat in de komende periode moet gebeuren en of [de minderjarige] (nog langer) bij het [verblijfplaats] kan verblijven. In ieder geval zal vanuit de huidige plek moeten worden bekeken wat [de minderjarige] en de ouders aan hulpverlening nodig hebben, zodat [de minderjarige] (uiteindelijk) weer veilig thuis kan wonen.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting hebben de ouders kenbaar gemaakt met de handen in het haar te zitten en zich akkoord verklaard met de verzochte ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De ouders zijn in het kader van de pilot rechtsbescherming in de jeugdbescherming gewezen op het recht kosteloos te worden bijgestaan door een advocaat. Ter zitting hebben zij hier vrijwillig en ondubbelzinnig afstand van gedaan.
4.2.
De ouders zijn jarenlang van het kastje naar de muur gestuurd en zijn angstig dat zij met lege handen staan op het moment dat [de minderjarige] het [verblijfplaats] verlaat en er onverhoopt hulp nodig is. Door de ondertoezichtstelling hopen de ouders ontlast te worden in het nemen van beslissingen, zodat dit de ouder-kindrelatie ten goede komt. De ouders hebben verder vertrouwen dat [de minderjarige] op den duur weer thuis kan wonen. Echter hebben zij voor nu de wens dat zijn verblijf bij het [verblijfplaats] of een andere locatie kan worden gecontinueerd. Op dit moment is er nog onvoldoende ten positieve veranderd om [de minderjarige] weer thuis te kunnen laten wonen. De ouders menen dat de verzochte maatregelen [de minderjarige] zullen helpen.
4.3.
Namens de GI is ter zitting het volgende naar voren gebracht. In het kader van de aan [de minderjarige] opgelegde jeugdreclasseringsmaatregel is de GI in februari 2024 betrokken geraakt. Al snel bleek de thuissituatie onhoudbaar, met als gevolg een vrijwillige plaatsing in het [verblijfplaats] . De GI onderschrijft de noodzaak van het ter zitting gedane spoedverzoek van de Raad. Naar de mening van de GI brengt het gedrag van [de minderjarige] momenteel grote zorgen met zich mee en is een terugplaatsing bij de ouders niet in zijn belang. Hoewel [de minderjarige] leerbaar is maken externe factoren, zoals zijn middelengebruik en vrienden, dat hij niet altijd goed in staat is de gevolgen van zijn handelen te overzien. Ondanks de huidige uithuisplaatsing en de verzochte machtiging is het doel nog steeds een terugplaatsing in de thuissituatie. Daarvoor is wel nodig dat hulpverlening, mogelijk in de vorm van MST of MDFT, wordt opgestart, de ouders worden versterkt in hun opvoedvaardigheden en [de minderjarige] een positieve wending in zijn gedrag doormaakt. Sinds de plaatsing in het [verblijfplaats] heeft de GI echter (nog) geen afname in het risicogedrag van [de minderjarige] waargenomen. De plaatsing bij het [verblijfplaats] loopt in principe over twee weken ten einde. Het is niet te verwachten dat het verblijf in het [verblijfplaats] daarna verlengd kan worden maar een terugplaatsing is dan nog niet aan de orde. Er zal voor [de minderjarige] een geschikte vervolgplek worden gezocht. Van daaruit kan worden gewerkt aan een gefaseerde terugplaatsing bij de ouders.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging vloeit voort uit de problematiek waarmee [de minderjarige] bekend is. [de minderjarige] kampt met drugsproblematiek en heeft ADHD. Daarnaast is sprake van ouder-kindproblematiek. Het staat vast dat [de minderjarige] al op jonge leeftijd veel vervelende gebeurtenissen en veranderingen heeft meegemaakt, hetgeen hem niet in de koude kleren is gaan zitten. [de minderjarige] toont zelfbepalend gedrag. De thuissituatie is hierdoor voor het hele gezin onhoudbaar geworden, met als gevolg de vrijwillige plaatsing in het [verblijfplaats] . De plaatsing heeft de zorgen echter onvoldoende weggenomen. Zo baren de mentale gezondheid van [de minderjarige] en zijn sombere gedachten de kinderrechter nog steeds ernstig zorgen. Hoewel [de minderjarige] heeft aangegeven niet het plan te hebben naar zijn gedachten te handelen, heeft hij niemand waarbij hij zijn gevoelens kan uiten. Het gevolg hiervan is dat hij zijn gevoelens opkropt en zijn toevlucht zoekt in drugs om zijn depressieve en stressgedachten te onderdrukken. Bovendien is het zorgelijk dat de ouders en de thans betrokken hulpverlening onvoldoende grip op hem krijgen, waardoor hij steeds verder afglijdt. Dat [de minderjarige] zijn schoolgang momenteel weer probeert op te bouwen, wat positief is, maakt de zorgen niet minder.
5.2.
Ook blijkt dat de zorg die voor het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De ouders staan onmachtig tegenover het gedrag van [de minderjarige] . Zij zien hun zoon verder afglijden en willen hulp. [de minderjarige] lijkt de zorgen van zijn ouders en andere betrokkenen te onderschrijven en kan hierop reflecteren. Toch lukt het hem niet de gevolgen van zijn handelen te overzien en andere keuzes te maken. Ook bagatelliseert hij zijn drugsgebruik. Vanuit het vrijwillige kader zijn verschillende hulpverleningsinstanties betrokken. In het belang van [de minderjarige] is het naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk dat hulpverlening voortaan plaatsvindt in het gedwongen kader en dat de GI toezicht houdt en regie voert op de nodige hulpverlening, zodat het voor [de minderjarige] en de ouders duidelijk is bij wie zij terecht kunnen.
5.3.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen, in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een termijn die, gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] , aanvaardbaar te achten is.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW). Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de gestelde doelen zal de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van één jaar. De komende tijd is het belangrijk dat er een gezinsvoogd komt, als onafhankelijke derde, die kan bepalen welke hulpverlening [de minderjarige] nodig heeft, zodat de ouders hem dit niet hoeven op te leggen. Hierbij is het van belang dat de gezinsvoogd zowel [de minderjarige] als de ouders ondersteunt. Verder moet worden gekeken naar wat [de minderjarige] nodig heeft om zijn onderliggende klachten en zijn drugsverslaving aan te pakken. Hierbij moet mogelijk afstemming plaatsvinden met het CJG en/of het consortium HyperionHelpt over de hulpverlening die zij aanbevelen en waarvoor [de minderjarige] op de wachtlijst is geplaatst. Tot slot is het van belang dat de mogelijkheden voor systeemtherapie worden bekeken, gericht op [de minderjarige] en zijn ouders.
Uithuisplaatsing
5.5.
[de minderjarige] verblijft thans vrijwillig in het [verblijfplaats] . Nu de kinderrechter het verzoek tot een ondertoezichtstelling zal toewijzen, volgt dat de plaatsing bij het [verblijfplaats] uitsluitend mag voortduren met een machtiging tot uithuisplaatsing. Het voorgaande maakt, in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen, dat de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder zal verlenen. Daarvoor is mede redengevend dat een terugplaatsing bij de ouders, vanwege de veiligheid van [de minderjarige] en de overige gezinsleden, nog niet aan de orde is. De gerezen zorgen zijn onverkort aanwezig en de noodzakelijke gedragsverandering is nog niet zichtbaar. Alles overziend is naar het oordeel van de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Het verzoek zal om die reden worden toegewezen, en wel voor de duur van drie maanden. Thans is nog onduidelijkheid over een geschikte plek voor [de minderjarige] . De komende periode moet dan ook onderzocht worden waar [de minderjarige] op dit moment op een veilige manier kan opgroeien, waarbij een thuisplaatsing te allen tijde in ogenschouw moet worden genomen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[de minderjarige]onder toezicht van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 29 februari 2024 tot 28 februari 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 29 februari 2024 tot 29 mei
2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024 door mr. S. Rozemeijer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander en mr. I.N. Inge als griffiers, en op schrift gesteld op 13 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.