In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben eisers en gedaagden een geschil over de hoogte van het door de deskundige begrote voorschot. De deskundige, Ir. G.W.N. Jol, had zijn kosten begroot op € 13.784,32, wat door gedaagden als exorbitant hoog werd bestempeld. Gedaagden, die procedeert op basis van een toevoeging, heeft bezwaar gemaakt tegen deze begroting en verwees naar lagere bedragen die door andere deskundigen voor vergelijkbare onderzoeken in rekening zijn gebracht. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 24 januari 2024 ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat gedaagden op basis van een toevoeging procedeert, en heeft besloten dat aan gedaagden geen voorschot opgelegd dient te worden. De rechtbank heeft het bezwaar van gedaagden deels gegrond verklaard en het voorschot voor de deskundige vastgesteld op € 8.000,00 inclusief btw, in plaats van de eerder door de deskundige begrote € 13.784,32. De rechtbank heeft benadrukt dat de deskundige zijn begroting niet voldoende heeft onderbouwd en dat er al meerdere deskundigenrapportages in het dossier aanwezig zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.