ECLI:NL:RBNHO:2024:2620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
C/15/337564 / HA ZA 23-142
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen hoogte van door deskundige begrote voorschot

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben eisers en gedaagden een geschil over de hoogte van het door de deskundige begrote voorschot. De deskundige, Ir. G.W.N. Jol, had zijn kosten begroot op € 13.784,32, wat door gedaagden als exorbitant hoog werd bestempeld. Gedaagden, die procedeert op basis van een toevoeging, heeft bezwaar gemaakt tegen deze begroting en verwees naar lagere bedragen die door andere deskundigen voor vergelijkbare onderzoeken in rekening zijn gebracht. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 24 januari 2024 ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat gedaagden op basis van een toevoeging procedeert, en heeft besloten dat aan gedaagden geen voorschot opgelegd dient te worden. De rechtbank heeft het bezwaar van gedaagden deels gegrond verklaard en het voorschot voor de deskundige vastgesteld op € 8.000,00 inclusief btw, in plaats van de eerder door de deskundige begrote € 13.784,32. De rechtbank heeft benadrukt dat de deskundige zijn begroting niet voldoende heeft onderbouwd en dat er al meerdere deskundigenrapportages in het dossier aanwezig zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/337564 / HA ZA 23-142
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van

1.[eiser],

2.
[eiseres],
beiden wonende te [plaats 1],
eisers,
advocaat mr. S.R. Kieffer te [plaats 2],
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2],
gedaagden,
advocaat mr. S. Ilkdogan te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot 24 januari 2024 verwijst de rechtbank naar het op die datum tussen partijen gewezen en uitgesproken tussenvonnis. In dat tussenvonnis heeft de rechtbank Ir. G.W.N. Jol benoemd als deskundige (hierna: de deskundige).
1.2.
De deskundige heeft zijn kosten, inclusief btw, begroot op € 13.784,32. De deskundige gaat daarbij uit van een uurtarief van € 178,- exclusief btw.
Partijen zijn veroordeeld ieder de helft van het voorschot te betalen.
1.3.
[eisers] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de kostenbegroting.
1.4.
[gedaagden] heeft in een e- mail van 21 februari 2024 wel bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de kostenbegroting. Hij heeft gesteld dat hij de begroting exorbitant hoog vindt en heeft er op gewezen dat ZNEB voor haar onderzoek € 2.607,55 inclusief btw heeft gerekend, waarbij zij in haar oordeelsvorming ook de bestaande rapportages van Smeding en AK Bouwadvies heeft betrokken. Verder heeft hij er op gewezen dat Smeding voor een uitgebreid onderzoek € 907,50 inclusief btw in rekening heeft gebracht, Vereniging Eigen Huis maar € 329,- inclusief btw heeft berekend voor haar onderzoek en dat AK Bouw € 1.754,50 heeft gerekend voor haar onderzoek. [gedaagden] heeft verklaard dat het in het licht van die feiten onduidelijk is – met alle respect voor de deskundige – hoe hij op een begroting komt van € 13.784,- inclusief btw.
Verder heeft [gedaagden] aangevoerd dat hij procedeert op basis van een toevoeging en financieel niet in staat is om (zijn aandeel in) dit bedrag te voldoen.
1.5.
De deskundige is verzocht op dit bezwaar te reageren. Hij heeft in een e-mail van 29 februari 2024 verklaard dat zijn voorstel niet wijzigt. Daarbij heeft hij aangevoerd dat de advocaat van [eisers] hem heeft meegedeeld dat de vordering aanzienlijk is (€ 150.000 en nevenvorderingen), het dossier meer dan 100 pagina’s en de producties meer dan 400 pagina’s (met dubbelingen) bevat.
Verder heeft hij aangevoerd dat het karakter van de vragen divers en complex is, inclusief de tabel met vele kolommen en rijen in het vonnis van 24 januari 2024 en dat om daar onderbouwd antwoord op te geven een voldoende uitvoerige en deskundige analyse nodig is, die vraagt om deskundigheid op meerdere vakgebieden en wat tijd vergt. Nadien is bovendien nog het rapport van ZNEB toegestuurd (wat het eerste rapport is dat daadwerkelijk is verstrekt).
1.6.
Namens [eisers] heeft mr. Kieffer verklaard dat zijn cliënten het bezwaar van [gedaagden] niet steunen. Hij heeft er op gewezen dat partijen eenstemmig ervoor hebben gekozen om dit onderzoek (met de bijbehorende kosten) te laten uitvoeren en [gedaagden] heeft gekozen voor deze deskundige. Hij heeft benadrukt dat [eisers] erop vertrouwt dat de deskundige op bonafide wijze tot een begroting komt, waarmee een gedegen onderzoek naar de woning kan plaatsvinden.
1.7.
[gedaagden] heeft zijn bezwaar gehandhaafd. Hij heeft aangevoerd dat de deskundige ten onrechte zijn begroting heeft gebaseerd op informatie van de kant van [eisers] over de omvang van het dossier terwijl er ongeveer 50 pagina’s relevant zijn voor het gevraagde onderzoek. [gedaagden] heeft benadrukt dat de hoogte van de vordering niets mee te maken heeft met de hoogte van de vordering en dat de deskundige ook zonder meer uitgaat van de gestelde hoogte van de vordering terwijl die in het rapport van ZNEB wordt begroot op € 47.696,- en het aan de rechtbank is om de hoogte van de vordering vast te stellen. [gedaagden] heef gesteld dat de deskundige hiermee de schijn van partijdigheid heeft gewekt en daarmee in strijd handelt met artikel 5 van de Leidraad deskundigen in civiele zaken. Ten slotte heeft [gedaagden] verklaard dat de deskundige zijn torenhoge prijs op onvolledige informatie/verkeerde veronderstellingen baseert en alleen een goede begroting kan maken als hij kennis heeft genomen van de in het dossier aanwezige expertiserapporten, terwijl het zwaartepunt van de werkzaamheden van de deskundige vooral liggen in het goed in kaart brengen van de schade.
1.8.
Ten slotte is vonnis bepaald. Deze beslissing is in het tussenvonnis aangekondigd.

2.De beoordeling van het bezwaar

Formeel

2.1.
De rechtbank stelt voorop dat in het vonnis van 24 januari 2024 ten onrechte geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat [gedaagden] procedeert op basis van een toevoeging. Als gevolg hiervan is [gedaagden] in het vonnis ten onrechte veroordeeld de helft van het voorschot aan de deskundige te betalen, terwijl aan hem geen voorschot zou moeten worden opgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding van deze beslissing in het tussenvonnis terug te komen en alsnog te bepalen dat aan [gedaagden] (thans) geen voorschot wordt opgelegd.
Zijn aandeel in het voorschot zal op grond van het bepaalde in artikel 199 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de griffier worden voldaan ten laste van 's Rijks kas en het betaalde bedrag wordt voorlopig in debet gesteld.
Voor de goede orde wijst de rechtbank erop dat het bezwaar van [gedaagden] hiermee niet zonder meer zal zijn weggenomen, omdat [gedaagden] bij het eindvonnis nog altijd (gedeeltelijk) in de kosten van de deskundige kan worden veroordeeld.
Schijn van partijdigheid
2.2.
Door [gedaagden] is aangevoerd dat de deskundige de schijn van partijdigheid wekt omdat hij heeft aangegeven dat de hoogte van de vordering € 150.000,- zou zijn en hij dit uitsluitend doet op basis van informatie van de zijde van [eisers].
2.3.
De rechtbank volgt [gedaagden] niet in deze stelling en gaat hieraan voorbij. Aan [eisers] als eisende partij is opgedragen om zijn procesdossier toe te sturen aan de deskundige en om de vragen van de deskundige te beantwoorden over het adres waar het om gaat, de dikte van het dossier, het aantal deskundigenberichten en de omvang ervan en de hoogte van de vordering. De deskundige had om deze informatie gevraagd in het kader van de door hem af te geven kostenindicatie. De gevraagde informatie heeft mr. Kieffer verstrekt op basis van zijn procesdossier en de door hem namens [eisers] ingestelde vorderingen.
Dat de deskundige deze informatie vermeldt in zijn uitleg van de begroting betekent niet dat hij zich over het geschil al een oordeel heeft gevormd of [eisers] hierin volgt. Hieruit kan dan ook op geen enkele wijze een schijn van partijdigheid worden afgeleid.
Bezwaar
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat het bezwaar van [gedaagden] tegen de hoogte van het door de deskundige begrootte voorschot deels gegrond is.
De afgegeven begroting van het voorschot komt ook de rechtbank zeer hoog voor. Daarbij is het volgende van belang.
In het dossier bevinden zich al meerdere deskundigenrapportages over gestelde gebreken. De vraagstelling aan de deskundige is zo ingekaderd dat van hem voornamelijk wordt gevraagd of hij aan de hand van de eerdere bevindingen uit deze rapportages kan aangeven of hij de geconstateerde gebreken kan bevestigen en of deze te relateren zijn aan de wijzigingen die door [gedaagden] aan de woning zijn aangebracht voor de verkoop. Voor de omvang van die verbouwing wordt in de vraagstelling expliciet verwezen naar de producties waaruit de omvang van de betreffende verbouwing blijkt.
2.5.
Ook de verwijzing naar de tabel met vele kolommen en rijen bij wijze van ‘verzwarende omstandigheid’ komt de rechtbank onbegrijpelijk voor. Deze tabel, is in feite een soort kruisjestabel om het werk van de deskundige gemakkelijker te maken.
2.6.
In het licht van hetgeen hiervoor in r.o. 2.4 en 2.5 is overwogen, waaruit onder meer blijkt dat de deskundige voor zijn onderzoek kan voortborduren op rapportages die zich al in het dossier bevinden (voor welke rapportages in totaal circa € 6.000 inclusief btw in rekening is gebracht aan partijen) komt het door de deskundige begrote bedrag van € 13.784,32 inclusief btw de rechtbank onredelijk hoog voor.
Daarom ziet de rechtbank aanleiding het voorschot voor de deskundige vast te stellen op een bedrag van € 8.000,00 inclusief btw.
Daarbij wordt tevens opgemerkt dat een eventueel verzoek van de deskundige in een later stadium om een aanvullend voorschot toe te kennen bij bezwaar van partijen zeer kritisch zal worden beoordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het bedrag van € 8.000,00 (inclusief btw),
3.2.
bepaalt dat de beslissing in r.o. 3.4 van het tussenvonnis van 24 januari 2024 zo moet worden gelezen dat [eisers] de helft van het voorschot binnen twee weken na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak dient over te maken op het daarop vermelde rekeningnummer, onder vermelding van “voorschot deskundigenrapport” en het zaak- en rolnummer,”
3.3.
legt aan [gedaagden] omdat hij op basis van een toevoeging procedeert geen voorschot op en bepaalt dat zijn aandeel in het voorschot door de griffier wordt voldaan ten laste van 's Rijks kas en dat het betaalde bedrag voorlopig in debet wordt gesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155