In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 februari 2024 een verstekvonnis gewezen in een huurgeschil tussen Stichting Wooncompagnie, h.o.d.n. Bouwcompagnie, Wooncompagnie en Blokcompagnie (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden getoetst op oneerlijke bedingen. Het beding betreffende buitengerechtelijke incassokosten werd als oneerlijk aangemerkt, omdat het de gedaagde partij onterecht zou belasten met hoge kosten die niet in overeenstemming zijn met de wettelijke regeling. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom afgewezen. De kantonrechter heeft de huurachterstand vastgesteld op € 3.812,60 en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals een gebruiksvergoeding van € 621,43 per maand voor het in gebruik houden van het gehuurde. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde partij is in de proceskosten veroordeeld, terwijl de kosten voor de akte voor rekening van de eisende partij blijven. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.