Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 32
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 15
- de mondelinge behandeling van 23 februari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de pleitnota van mr. Meghoe namens [eiseres]
- de pleitnota van mr. Haselkamp namens van [gedaagde].
- [eiseres], bijgestaan door mr. Meghoe voornoemd
- [gedaagde], bijgestaan door mr. Van den Haselkamp voornoemd en mr. J.J. van Deventer.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
om uitvoering te (doen) geven en medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de depotovereenkomst die gesloten wordt om voormeld bedrag van € 260.500,- bij de notaris te (kunnen) deponeren en alle vereiste nadere (rechts)handelingen die daaruit voortvloeien, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000, per dag of gedeelte van een dag dat [eiseres] daarmee na 48 uur na het eerste verzoek van de notaris en na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 500.000,-.
4.Het geschil
totstandkomingvan de depotovereenkomst en de veroordeling niet ziet op de
uitvoeringvan die depotovereenkomst. Het kan ook niet zo zijn dat er dwangsommen worden verbonden aan de uitvoering van een overeenkomst die er op dat moment nog niet is. Ook [gedaagde] is ervan uitgegaan dat het gebod louter op de totstandkoming van de depotovereenkomst zag, zoals blijkt uit de eerdere aanzegging. Sinds die aanzegging zijn meer dan zes maanden verstreken zodat deze vordering inmiddels is verjaard. [gedaagde] had na de levering van zijn panden bij het gebod ook geen enkel belang meer, aldus nog steeds [eiseres]. Tot slot voert [eiseres] aan dat het innen van de dwangsommen in de gegeven omstandigheden onmogelijk redelijk genoemd kan worden en misbruik van bevoegdheid oplevert.
5.De beoordeling
Spoedeisend belang
indien en zodra [gedaagde] een bedrag van € 260.500,- in depot stort bij de transporterend notaris met de opdracht om het depot te handhaven totdat in de bodemprocedure onherroepelijk is beslist op de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd. De voorzieningenrechter heeft daarnaast aan [eiseres] het gebod opgelegd (op straffe van verbeurte van dwangsommen) aan de totstandkoming van de depotovereenkomst haar medewerking te verlenen. Nu de rechter de beslagen onder voornoemde voorwaarde heeft opgeheven, is de voorzieningenrechter met [eiseres] van oordeel dat het aan [eiseres] opgelegde gebod ziet op de (rechts)handelingen die noodzakelijk waren voor de totstandkoming van de depotovereenkomst en daarmee het in vervulling gaan van de aan de opheffing gekoppelde voorwaarde. Dit volgt ook uit de wijze waarop de vordering van [gedaagde] in het vonnis van 4 mei 2022 is samengevat:
en alle vereiste nadere (rechts)handelingen die daaruit voortvloeien’ mede ziet op alle uit die
nog tot stand te brengendepotovereenkomst voortvloeiende rechtshandelingen. [gedaagde] koppelt de verschuldigdheid van dwangsommen aan een bepaling uit de depotovereenkomst, waarin staat dat [eiseres] gehouden is tot het opheffen en (laten) doorhalen van de beslagen binnen 48 uur na het eerste verzoek daartoe van de notaris. Die verplichting was ten tijde van het kort geding vonnis van 4 mei 2022, waarbij de rechter de beslagen reeds had opgeheven, echter (nog) niet bekend.
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
6.De beslissing
- op het onverdeelde aandeel van [eiseres] in de nalatenschap van [erflater], geboren op [geboortedatum] 1939 en overleden op [overlijdens datum] 2021;
- onder de Sociale Verzekeringsbank, op de Anw-uitkering van [eiseres],