6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer in zijn borstkas en been te steken. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat ernstig gewond is geraakt. De praktijk leert dat slachtoffers van dit soort feiten vaak nog lange tijd last hebben van de psychische gevolgen. Dit blijkt mede uit de vordering tot schadevergoeding die namens het slachtoffer is ingediend waarin hij aangeeft dat hij lange tijd angstig is geweest en zich niet op straat durfde te vertonen. Dergelijke feiten leiden bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers zelf, maar ook bij mogelijke omstanders en bij de samenleving in het algemeen. Mede gelet op het huidige klimaat van toenemend geweld, waarbij door jonge daders steeds vaker messen worden gebruikt, dient een duidelijke normstelling in de vorm van een stevige strafrechtelijke reactie te volgen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 7 december 2022 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- het over de verdachte uitgebrachte evaluatierapport gedateerd 6 februari 2024 van [reclasseringsmedewerker] , als reclasseringsmedewerker werkzaam bij de jeugdreclassering.
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport van 19 februari 2024 van [raadsonderzoeker] en [raadsonderzoeker] , raadsonderzoekers bij de Raad.
Uit het psychologisch rapport blijkt onder meer in dat er bij de verdachte sprake is van een trauma- en stressorgerelateerde stoornis waardoor hij vanuit sterke gevoelens van onveiligheid, angst en boosheid reageert op situaties die door hem als bedreigend worden ervaren. Deze stoornis speelde een rol bij het tenlastegelegde. De verdachte beschikte vanwege de trauma- en stressorgerelateerde stoornis niet over de vaardigheden om andere oplossingen te bedenken of zichzelf te kalmeren. De psycholoog adviseert daarom de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De verdachte heeft begeleiding en behandeling nodig in het omgaan met emoties, het omgaan met spanningen en problemen en het verminderen van de impact die de traumatiserende gebeurtenissen en herinneringen hebben. Zijn gewetensontwikkeling en het vermogen tot empathie en zelfreflectie, alsmede het nemen van verantwoordelijkheid voor de eigen keuzes moeten worden gestimuleerd.
De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en de conclusie van de voormelde rapportage en neemt de conclusie over van de psycholoog dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
De Raad adviseert aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke jeugddetentie met een aantal bijzondere voorwaarden. Tevens adviseert de Raad aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Op de zitting hebben de Raad en de jeugdreclassering bovenstaand advies onderschreven. De Raad heeft verzocht de bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van een dagbesteding toe te voegen. Vanwege het feit dat de verdachte al langere tijd positief meewerkt aan de bijzondere voorwaarden in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, vindt de Raad een proeftijd van een jaar passend voor de bijzondere voorwaarden. Tot slot adviseert de Raad om de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. De rechtbank ziet in het tijdsverloop aanleiding om ten gunste van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte laten meewegen dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest en nog erg jong is. Bovendien wordt de verdachte inmiddels al geruime tijd begeleid door de jeugdreclassering en heeft hij zich al die tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden – waaronder elektronische monitoring gedurende 10 maanden – gehouden. Verder heeft hij nog een intensief hulpverleningstraject voor de boeg wat veel tijd en inspanning van de verdachte zal vragen. Tot slot heeft de verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen door vrijwel direct een bekentenis af te leggen. Hiermee geeft de verdachte aan het kwalijke van zijn handelen in te zien. Ook heeft de verdachte spijt betuigd en op de zitting zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden. De verdachte heeft meerdere malen aangegeven bereid te zijn om een bemiddelingstraject met het slachtoffer aan te gaan en is door de Raad aangemeld voor een mediation-traject.
Straf
Gelet op bovenstaande omstandigheden, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en omdat de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie van 120 dagen dient te worden opgelegd waarbij het onvoorwaardelijk deel (13 dagen) gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Naast de algemene voorwaarden zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden – zoals door de Raad geadviseerd en aangevuld op de zitting – verbinden, met daaraan toegevoegd de bepaling dat deze eerder kunnen worden afgesloten indien de jeugdreclassering dit passend acht.
Verder is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van het feit niet kan worden volstaan met voornoemde jeugddetentie. De rechtbank zal aan de verdachte daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [benadeelde partij] . Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien hij geen begeleiding en behandeling krijgt. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.