7.3.Oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van
€ 11.397,24, bestaande uit € 1.397,24 aan materiële (vermogens)schade en € 10.000,00 aan immateriële schade.
Materiële (vermogens)schade
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 562,39, bestaande uit:
- kosten littekencrème € 19,95
- gemiste inkomsten € 326,44
- stomerijkosten € 25,00
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 35,00
- reiskosten € 156,00
Ten aanzien van de reiskosten overweegt de rechtbank dat niet alle gevorderde kosten zijn onderbouwd met bijbehorende bonnen, maar de rechtbank vindt aannemelijk dat de benadeelde partij enige reiskosten heeft gemaakt voor ritten naar het ziekenhuis en de fysiotherapeut. Het gevorderde bedrag acht de rechtbank billijk, zodat het bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van de toekomstige schoonmaakkosten van de auto en kosten van het eigen risico niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze kosten nog niet zijn gemaakt en het onzeker is of deze kosten in de toekomst als gevolg van het bewezenverklaarde feit in rekening worden gebracht. Ten aanzien van de gevorderde kosten van de aanschaf van studieboeken overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij de boeken heeft aangeschaft na de pleegdatum van het feit, zodat hij vooraf heeft kunnen overwegen of hij in staat was de opleiding te volgen. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende verband tussen het bewezenverklaarde en de schade. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de zware mishandeling door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden en het, gezien de aard en omstandigheden van het bewezenverklaarde, evident is dat de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is geschonden en dat sprake is van aantasting in de persoon en dus van immateriële schade. Het bewezenverklaarde moet voor de benadeelde partij een extreem traumatische gebeurtenis zijn geweest als gevolg waarvan de benadeelde partij, naast een inbreuk op zijn veiligheidsgevoel, aanzienlijk (blijvend zichtbaar) letsel in onder meer het aangezicht heeft opgelopen. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij opgemerkt dat in de toekomst mogelijk nog een cosmetische operatie zal plaatsvinden voor het litteken in zijn gelaat. Bovendien is nog onduidelijk of hij zijn wijsvinger in de toekomst weer 100% kan gebruiken. Gelet op het voorgaande en op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend, komt de rechtbank vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 9.000,00 billijk voor.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van
€ 9.562,39, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.200,00 ingediend wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 1 van zaak B ten laste gelegde feit (poging doodslag) zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de poging tot doodslag door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden en het, gezien de aard en omstandigheden van het bewezenverklaarde, evident is dat de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is geschonden en dat sprake is van aantasting in de persoon en dus van immateriële schade. Vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 komt de rechtbank billijk voor als zijnde het bedrag waarop de schade kan worden begroot. De rechtbank heeft hierbij gelet op de onderbouwing van de vordering en de aard en ernst van het feit, te weten het snijden in de hals en het daardoor ontstane (blijvend zichtbare) letsel. Ook weegt de rechtbank het eigen aandeel van de benadeelde partij ten aanzien van het bewezenverklaarde feit mee en heeft zij gelet op welke bedragen in vergelijkbare zaken worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een totaalbedrag van
€ 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 674,50 ingediend wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder feit 2 en 3 van zaak B ten laste gelegde feiten (openlijk geweld en diefstal) zou hebben geleden.
Aangezien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte wordt vrijgesproken van het openlijk geweld en de diefstal, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: zware mishandeling en poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de (gedeeltelijk) toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.