ECLI:NL:RBNHO:2024:2485

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/15/336481 / FA RK 23-546
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning en verzoek om gezamenlijk gezag in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een man en een vrouw betreffende de erkenning van hun minderjarige kind, [de minderjarige 1]. De man verzocht om vervangende toestemming tot erkenning van het kind, gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van [de minderjarige 1]. De moeder heeft echter verweer gevoerd tegen het verzoek tot gezamenlijk gezag, omdat zij zich zorgen maakt over haar veiligheid en die van het kind door de agressieve houding van de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat erkenning door de man de belangen van het kind zou schaden. De rechtbank heeft het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning toegewezen, maar het verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen. De rechtbank heeft tevens de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten naar de omgangsregeling, waarbij de beslissing hierover is aangehouden tot 13 november 2024. De rechtbank heeft bepaald dat de moeder de man eenmaal per kwartaal op de hoogte moet stellen van belangrijke ontwikkelingen in het leven van [de minderjarige 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming tot erkenning, gezag, omgang en informatie
zaak-/rekestnr.: C/15/336481 / FA RK 23-546
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 13 maart 2024
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof, kantoorhoudende te Gilze,
--tegen--
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. 't Hart, kantoorhoudende te Haarlem.
Het minderjarige kind [de minderjarige 1] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 3 februari 2023;
- de beschikking van 6 maart 2023, waarbij [bijzondere curator] , kantoorhoudende te [plaats] , is benoemd tot bijzondere curator;
- de brief van de bijzondere curator van 24 april 2023;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de man van 20 december 2023;
- het F-formulier, met bijlage, van de advocaat van de man van 30 januari 2024;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 6 februari 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2024 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof, de moeder bijgestaan door mr. J. 't Hart en van [bijzondere curator] , bijzondere curator.
1.3.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben van april 2022 tot mei/juni 2022 een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] is geboren het thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige 1] .
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 18 april 2023 zijn de vorderingen van de man om een omgangs- en informatieregeling vast te stellen afgewezen.
2.4.
Partijen zijn op de kort geding zitting van 22 september 2022 overeengekomen dat de moeder haar medewerking zal verlenen aan een DNA-onderzoek uitgevoerd door Verilabs Laboratorium voor Verwantschapsonderzoek teneinde vast te stellen of de man de biologische vader is van de minderjarige. Deze overeenstemming is opgenomen in een proces-verbaal.
2.5.
Uit de deskundigenrapportage van Verilabs van 14 december 2023 is gebleken dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van de minderjarige.
2.6.
De man is (tevens) de vader van [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] en van [de minderjarige 3] , over wie geen verdere informatie bekend is.

3.Verzoek

3.1.
De man heeft verzocht:
I. vervangende toestemming tot erkenning van het kind aan hem te verlenen;
II. hem mede met het gezag over de minderjarige te belasten;
III. een omgangsregeling tussen en de man de minderjarige vast te stellen, waarbij:
a. de minderjarige de eerste zes maanden na de in dezen te wijzen beschikking elke
zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de man zal zijn, waarbij de man zorgdraagt voor het halen en brengen van de minderjarige;
b. na zes maanden na de in dezen te wijzen beschikking de minderjarige om de week, gelijktijdig met [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] , van vrijdag 15.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man zal zijn, waarbij de man de minderjarige op vrijdag bij de vrouw ophaalt en de vrouw de minderjarige op zondag bij de man ophaalt;
IV. te bepalen dat de minderjarige in de zomervakantie minimaal veertien dagen
aaneengesloten bij de man verblijft;
V. ten aanzien van de feestdagen te bepalen dat die bij helfte tussen partijen worden
gedeeld, waarbij de minderjarige volgens onderstaande regeling hetzij bij de man, hetzij bij de vrouw zal zijn:
I. Oudejaarsavond oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man
II. Nieuwjaarsdag even jaren bij de vrouw, oneven jaren bij de man
III. Goede vrijdag volgens reguliere regeling
IV. Eerste paasdag even jaren bij de vrouw, oneven jaren bij de man
V. Tweede paasdag oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man
VI. Koningsdag oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man
VII. Hemelvaartsdag even jaren bij de vrouw, oneven jaren bij de man
VIII. Eerste pinksterdag oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man
IX. Tweede pinksterdag even jaren bij de vrouw, oneven jaren bij de man
X. Sinterklaas even jaren bij de vrouw, oneven jaren bij de man
XI. Kerstavond oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man
XII. Eerste kerstdag oneven jaren bij de vrouw, even jaren bij de man
XIII. Tweede kerstdag even jaren bij de vrouw, oneven jaren bij de man
XIV. Moederdag bij de vrouw
XV. Vaderdag bij de man
XVI. Verjaardag kind volgens reguliere regeling
XVII. Verjaardag vader bij de man
XVIII. Verjaardag moeder bij de vrouw
VI. te bepalen dat de vrouw met ingang van deze beschikking, steeds op de eerste en vijftiende van iedere maand aan de man een e-mail stuurt naar [mailadres] met daarin de volgende informatie:
I. vier actuele foto's en twee video's van de minderjarige die niet ouder zijn dan een week;
II. informatie over de medische situatie van de minderjarige, daaronder begrepen uitkomsten van de bezoeken aan het consultatiebureau;
III. informatie over welke belangrijke beslissingen in het leven van de minderjarige die op korte termijn genomen dienen te worden;
IV. informatie over sociale activiteiten die met de minderjarige zijn ondernomen.
3.2.
De man heeft aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd dat de moeder zwanger is geraakt na een kortstondige relatie tussen partijen. Partijen gingen in goede harmonie uit elkaar omdat de man nog niet klaar was voor een nieuwe relatie. Er was op dat moment veel onrust tussen de man en de moeder van [de minderjarige 2] , maar inmiddels is de rust wedergekeerd. Partijen hebben afgesproken dat zij omstreeks de geboorte van de baby zouden overleggen over de rol van de man in het leven van het kind. In december 2022 ontving de man een brief van de advocaat van de moeder waarin hem werd verzocht geen contact met haar of haar naasten op te nemen, zodat zij zich kon voorbereiden op de bevalling. De man was hier verbaasd over omdat hij al maanden geen contact meer had met de moeder, maar hij heeft laten weten dat hij er begrip voor heeft en gehoor aan zal geven. Ook heeft hij aangegeven dat hij het kind wil erkennen en afspraken wil maken over de omgang en informatie. Helaas heeft de man nooit reactie gekregen en op 25 januari 2023 via derden moeten vernemen dat de moeder was bevallen. De man weet nog steeds niks over zijn kind en is daarom deze procedure begonnen. Hij nodigt de moeder nog steeds uit (al dan niet onder begeleiding van een mediator) in gesprek met hem te gaan.

4.Verweer

De moeder heeft daartegen als verweer gevoerd dat zij zich ernstige zorgen maakt over haar veiligheid en de veiligheid van [de minderjarige 1] . Door de agressieve houding van de man ziet de moeder geen enkele basis om samen als ouders verder te kunnen. De man maakt een zodanige inbreuk op het welzijn van de moeder dat zij niet ziet hoe zij met inmenging van de man in de zorg voor [de minderjarige 1] tot een gezond en stabiel ouderschap kan komen; de ongestoorde verhouding tussen de moeder en [de minderjarige 1] komt in het gedrang nu de man in alles een stoorzender is voor de moeder.

5.Beoordeling

vervangende toestemming erkenning
5.1.
Op grond van het in artikel 1: 204 lid 3 BW bepaalde kan de toestemming van de moeder, wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, mits de man de verwekker is van het kind, tenzij de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
5.2.
De bijzondere curator heeft op 24 april 2024 geadviseerd een DNA-onderzoek te laten uitvoeren om vast te stellen of de man de biologische vader is van [de minderjarige 1] .
Ter zitting heeft de bijzondere curator, gelet op de uitkomst van het DNA-onderzoek, geadviseerd om het verzoek van de man toe te wijzen. Het advies van de bijzondere curator is als volgt toegelicht.
De man heeft aan de bijzondere curator verteld dat de moeder zwanger is geraakt na een korte relatie. De man is meegegaan naar de eerste echo waar werd vastgesteld dat de moeder op [datum] of [datum] zwanger moet zijn geraakt. Na de echo heeft de man samen met de moeder besloten ervoor te gaan. Kort daarna hebben zij hun relatie verbroken, waarna de moeder tot zijn verdriet tegen hem zei zat zij de zwangerschap wilde afbreken. Daarop heeft de man afstand van haar genomen zodat zij haar zaken op een rij kon zetten. Voor de uitgerekende datum heeft de man weer contact opgenomen met de moeder, maar zij wilde geen contact meer met hem. De man hoorde van het consultatiebureau dat [de minderjarige 1] is geboren. Het heeft de man veel verdriet gedaan dat de moeder de geboorte niet met hem heeft gedeeld. Hij heeft [de minderjarige 1] tot op heden niet gezien en dat maakt hem erg verdrietig. Hij wil er voor [de minderjarige 1] zijn zoals hij er ook voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] is. De man heeft een kamertje met spullen voor [de minderjarige 1] ingericht.
De moeder heeft in het gesprek met de bijzondere curator verteld dat tijdens de korte relatie van partijen al snel een kinderwens ter sprake kwam; de man wilde graag een groot gezin. Partijen hadden onbeschermde seks maar de moeder verkeerde in de veronderstelling dat zij niet zo makkelijk zwanger zou worden vanwege medische problemen in het verleden. Zij had echter wel een kinderwens en de man toonde zich zeer lief en betrokken. Ze ervaarde het gedrag van de man wel als opdringerig; hij vroeg haar op een dwingende manier spuitjes met zijn semen in te brengen bij zichzelf. Al snel bleek de moeder zwanger en sloeg het gedrag van de man om in boos en opvliegend. De man heeft onder andere gezegd ‘de baby uit haar buik te zullen trappen’ en ‘dat hij twee kinderen heeft, waar dit kind niet bij hoort’. De man wilde dat de moeder de zwangerschap zou beëindigen en gaf aan dat hij niet de vader zou zijn van het kind waarvan zij in verwachting was. De man heeft een onveilige jeugd gehad, gebruikt drugs, heeft geweld gebruikt tegen meerdere ex-partners, staat onder bewind en heeft gelogen dat hij bij een kinderdagverblijf zou werken. De moeder voelt zich achteraf door de man gebruikt en de gebeurtenissen hebben haar onzeker gemaakt. Op [datum] is de relatie beëindigd en daarna heeft de moeder zich gericht op het alleenstaand moederschap. Tot november 2022 heeft de moeder niks meer van de man vernomen. Daarna werden zij en haar ouders benaderd door tantes van de man vanaf verschillende telefoonnummers. Deze gang van zaken heeft de moeder veel stress bezorgd. Zij is in het ziekenhuis beland met vroegtijdige weeën en de advocaat van de moeder heeft de man aangeschreven om haar met rust te laten. Nadat [de minderjarige 1] was geboren heeft de man onder valse voorwendselen met het ziekenhuis en consultatiebureau gebeld om informatie over de moeder [de minderjarige 1] op te vragen. De moeder ervaart hierdoor veel angst en ervaart een sterk gevoel [de minderjarige 1] te moeten beschermen tegen de man. De moeder is ervan overtuigd dat de man geen veilige en verantwoordelijke vader kan zijn en wil daarom niet dat [de minderjarige 1] door de man wordt erkend.
5.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
De man is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van [de minderjarige 1] . Uitgangspunt is dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een reëel risico bestaat dat [de minderjarige 1] ten gevolge van de erkenning door de man zal worden belemmerd in zijn sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling en/of dat erkenning door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding tussen haar en [de minderjarige 1] worden geschaad.
De bezwaren van de moeder zien op de angst en de stress die zij ervaart door de betrokkenheid van de man in haar leven en dat van [de minderjarige 1] , terwijl erkenning er niet toe leidt dat de man een grotere rol in het leven van [de minderjarige 1] krijgt of dat de ouders met elkaar moeten overleggen over [de minderjarige 1] . Hoewel erkenning de man een betere positie verschaft in het kader van een eventueel verzoek tot gezag over en/of omgang met het kind, zal bij dergelijke verzoeken ingevolge artikel 1:253c BW dan wel ingevolge artikel 1:377a BW wederom toetsing door de rechter dienen plaats te vinden, zodat dit bezwaar niet kan leiden tot een afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank het verzoek van de man zal toewijzen.
gezag
5.4.
De man heeft ter zitting zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat hij primair verzoekt om partijen te verwijzen naar ouderschapsbemiddeling of mediation en subsidiair om partijen met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] te belasten.
5.5.
De man heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat gezamenlijk gezag het wettelijk uitgangspunt is en dat er geen aanleiding is om hiervan af te wijken. De man heeft een aanbod gedaan tot ouderschapsbemiddeling of mediation en doet dit nog steeds. Als de moeder daar niet voor open staat is het belangrijk dat de vader mede het gezag over [de minderjarige 1] krijgt zodat hij informatie over [de minderjarige 1] kan opvragen. Hiervoor is hij nu afhankelijk van de welwillendheid van de moeder.
5.6.
De moeder heeft daartegen als verweer gevoerd dat de relatie tussen partijen te problematisch is om gezamenlijk gezag succesvol te laten zijn voor [de minderjarige 1] . Ook is de moeder niet in staat om naar mediation of ouderschapsbemiddeling te gaan met de man. De man overvraagt de moeder continue. Als de moeder bijvoorbeeld een stap richting de man zet en een foto van [de minderjarige 1] aan hem stuurt, deelt de vader deze foto op social media ondanks het expliciete verzoek van de moeder om dat niet te doen.
5.7.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 1:253c BW kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Uit het tweede lid van voornoemd artikel volgt dat indien dit verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.8.
Gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in staat zijn tot enige vorm van communicatie met elkaar en dat zij beslissingen van enig belang over [de minderjarige 1] in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond [de minderjarige 1] kunnen voordoen.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn partijen op dit moment niet in staat om gezamenlijk beslissingen over [de minderjarige 1] te nemen. Partijen hebben een zeer korte relatie gehad en hebben sindsdien op geen enkele wijze respectvol contact met elkaar gehad. De moeder ervaart het gedrag van de man als agressief en volhardend. Zij geeft aan dat ze geen enkel vertrouwen in de man heeft en dat de man steeds over haar grenzen heen gaat. Uit de brief van de Jeugdverpleegkundige van JGZ Kennemerland volgt dat de man onder valse voorwendselen informatie over [de minderjarige 1] heeft opgevraagd en tussen partijen staat vast dat de man tegen de wens van de moeder in een foto van [de minderjarige 1] op social media heeft geplaatst (en deze er ten tijde van de mondelinge behandeling nog steeds niet af heeft gehaald).
In geval van gezamenlijk gezag bestaat voor [de minderjarige 1] , gelet op het voorgaande, een onaanvaardbaar risico dat hij klem of verloren zal raken tussen de moeder en de man. De moeder ervaart tevens zo veel weerstand tegen betrokkenheid van de man in het leven van [de minderjarige 1] dat de rechtbank het niet in zijn belang acht een beslissing op dit punt aan te houden, hetgeen veel onzekerheid en angst bij de moeder zou meebrengen. Bovendien is niet te verwachten dat hier binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zal komen. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
omgang
5.10.
Op grond van artikel 1:377a lid 1 BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders.
5.11.
De man heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige 1] is dat hij de man en [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] leert kennen. Voor de hechting zijn de eerste levensjaren van groot belang terwijl de man het eerste jaar van [de minderjarige 1] tot zijn spijt heeft gemist. De man is zelf zonder vader opgegroeid en wil dat absoluut niet voor [de minderjarige 1] . Hij is bang dat [de minderjarige 1] zich later afvraagt waarom zijn vader er niet voor hem was, terwijl hij niets liever zou willen. De man wil [de minderjarige 1] hetzelfde bieden als zijn andere kinderen. Hij heeft een slaapplek voor hem ingericht en heeft alle spullen in huis om voor [de minderjarige 1] te zorgen. Er blijkt nergens uit dat [de minderjarige 1] niet veilig bij de man zou zijn. Zo heeft de man een co-ouderschapsregeling met [de minderjarige 2] en een weekendregeling met [de minderjarige 3] ( [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hebben verschillende moeders). De ouders hebben pas een problematische relatie gekregen nadat de moeder erachter kwam dat de vader biseksueel is en een act in vrouwenkleding heeft. De man neemt het de moeder zeer kwalijk dat ze in twijfel trok of hij de biologische vader van [de minderjarige 1] is. Zij deed dit alleen om hem uit het leven van [de minderjarige 1] te weren.
5.12.
De moeder heeft daartegen als verweer gevoerd dat de houding van de vader het onmogelijk maakt om uitvoering te geven aan een omgangsregeling. Dat staat los van de omgangsregeling die de man met zijn andere kinderen heeft. Met de moeders van zijn andere kinderen heeft hij een andere relatie. Het interesseert de moeder niet dat de man biseksueel is; dat wist ze al toen ze een relatie met hem kreeg. Partijen hebben een problematische relatie omdat de moeder en haar ouders door de man zijn bedreigd. Zo heeft de man gezegd dat hij de baby uit haar buik zou trappen.
5.13.
De rechtbank overweegt als volgt. In beginsel moet [de minderjarige 1] de kans krijgen om de man te leren kennen, maar vanwege de complexe problematiek tussen de ouders is nog niet goed in te zien op welke wijze de ouders uitvoering kunnen geven aan de omgangsregeling zonder dat [de minderjarige 1] hiermee onevenredig wordt belast. De man heeft inderdaad een co-ouderschap met zijn dochter [de minderjarige 2] , maar de rechtbank merkt op dat [de minderjarige 2] tevens onder toezicht staat vanwege de gebrekkige communicatie en het onderling wantrouwen tussen de ouders van [de minderjarige 2] (zoals volgt uit de beschikking van 24 november 2023 van de rechtbank Rotterdam). Hoewel geen concrete zorgen over de opvoedvaardigheden van de vader zijn geuit, is de relatie tussen de moeder en de man nog veel ernstiger verstoord dan de relatie tussen de man en de moeder van [de minderjarige 2] . De rechtbank ziet daarom aanleiding om een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten naar de vraag welke omgangsregeling in het belang van [de minderjarige 1] wordt geacht. De rechtbank zal de beslissing over de omgangsregeling aanhouden in afwachting van dit onderzoek. De rechtbank ziet gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting helaas geen grond om in de tussenliggende periode een tijdelijke omgangsregeling vast te stellen.
informatie
5.14.
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die met het gezag belast is gehouden de andere ouder op de hoogte te stellen omtrent de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot het kind.
5.15.
De rechtbank zal gelet op dit uitgangspunt bepalen dat de man eenmaal per kwartaal door de moeder op de hoogte wordt gesteld over de belangrijke ontwikkelingen in het leven van [de minderjarige 1] , zoals hoe het met zijn gezondheid gaat, of hij naar de crèche of kinderdagverblijf gaat en of hij zich goed ontwikkelt, nu dit in het belang van [de minderjarige 1] wordt geacht en zal op dezelfde grond afwijzen hetgeen meer of anders is verzocht. Op die manier kan de man beter bij [de minderjarige 1] aansluiten indien en zodra hij omgang met hem gaat krijgen. De moeder dient daarbij een recente en duidelijke foto van [de minderjarige 1] te overleggen. De rechtbank begrijpt dat de man trots is op [de minderjarige 1] en staat toe dat de man die foto aan zijn naaste vrienden en familie laat zien, maar wijst erop dat het de man niet is toegestaan om foto’s van [de minderjarige 1] op social media te delen. Het is daarnaast niet de bedoeling dat de man reageert op de berichten die hij van de moeder over [de minderjarige 1] ontvangt.

6.Beslissing:

De rechtbank:
6.1.
verleent [de man] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , vervangende toestemming tot erkenning van het kind:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
6.2.
wijst het verzoek tot gezamenlijk gezag af;
6.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten naar de vraag welke omgangsregeling met de man in het belang van [de minderjarige 1] wordt geacht en de rechtbank ter zake te adviseren;
6.4.
houdt de beslissing over de omgangsregeling aan tot
13 november 2024 PRO FORMA;
6.5.
bepaalt dat het rapport uiterlijk op 13 november 2024 door de rechtbank ontvangen dient te zijn;
6.6.
bepaalt dat de moeder, met inachtneming van overweging 5.15., de man eenmaal per kwartaal (uiterlijk op 1 april, 1 juli, 1 oktober en 1 januari) per e-mail informeert over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot voornoemde minderjarige en daarbij een recente foto van de minderjarige aan hem zal verstrekken;
6.8.
verklaart de beslissing over de informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af hetgeen ten aanzien van de informatieregeling meer of anders is verzocht;
6.9.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.